Kort voor de jaarwisseling had Le Monde een scoop te pakken. De Franse krant citeerde uit notulen van een besloten vergadering van EU-leiders waarin Angela Merkel een donderpreek hield. De monetaire unie stond op ontploffen vanwege een gebrek aan onderlinge solidariteit, aldus de Duitse bondskanselier. Om haar betoog kracht bij te zetten maakte Merkel een vergelijking met honderd jaar geleden: net als in 1914 liep Europa langzaam op de afgrond af. Merkel had deze geschiedenisles niet geheel zelf bedacht. Haar inspiratiebron, zo vertelde ze, was het boek Sleepwalkers: How Europe Went to War in 1914, geschreven door Christopher Clark. In het slothoofdstuk van de minutieuze reconstructie van de jaren voor de ‘Grote Oorlog’ beziet de historicus uit Cambridge het Europa van vandaag door de lens van 1914. Zowel de eurocrisis als de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog is volgens Clark een gebeurtenis van ‘baffling complexity’.

In de stortvloed van boeken die verschenen in de aanloop naar de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog neemt Sleepwalkers een bijzondere plaats in. Christopher Clark wordt geroemd om de finesse waarmee hij het ingewikkelde politieke schaakspel van vóór 1914 weet te vatten. Waar de literatuur over de Eerste Wereldoorlog de laatste jaren steeds detaillistischer werd, kiest Clark voor de adelaarsblik. In één vloeiend verhaal schetst hij zowel de interne dynamiek van de Europese mogendheden als hun onderlinge belangenverstrengelingen. Als je niet zou weten naar welke catastrofe het verhaal leidt, zou je het haast een politieke avonturenroman noemen.

Sleepwalkers valt ook op om wat Clark níet doet: vingerwijzen. Want de oorlog mag dan bijna een eeuw geleden zijn uitgebroken, de schuldvraag blijft historici bezighouden. Margaret MacMillan bijvoorbeeld, een collega van Clark in Oxford, legt in haar boek The War that Ended Peace: The Road to 1914 veel nadruk op ‘de bezetenheid van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk om Servië te vernietigen’. Niall Ferguson, enfant terrible van de academische geschiedschrijving, neemt in The Pity of War Edward Grey op de korrel. Grey, in 1914 de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, praatte Groot-Brittannië de oorlog in waarmee een schermutseling op het Europese vasteland een allesvernietigende wereldoorlog werd, betoogt Ferguson. Volgens Christopher Clark is het zoeken naar daders een dood spoor. ‘Het uitbreken van de oorlog in 1914 is geen Agatha Christie-drama, waarbij op het eind de dader wordt aangetroffen in de serre, gebogen over het lijk en met een smoking gun in de hand’, schrijft hij in Sleepwalkers. Het voornaamste wat Clark de machthebbers van 1914 aanwrijft is hun onderschatting van de enorme slachting die ze teweeg zouden brengen.

Op een namiddag in 2013, in de luwte tussen Kerst en nieuwjaar, stapt de auteur van Sleepwalkers een druk Amsterdams café in. Clark is een ietwat gedrongen Australiër met een getrimd baardje en een voorkeur voor donkere kleding. Hij wordt ontvangen in een kakofonie van verschillende talen. Aan de cafétafeltjes is nauwelijks een woord Nederlands te horen. Hier zit het resultaat van een grote stoelendans, zoals die vaker in vakantieperiodes plaatsvindt. Vanuit heel Europa komt men naar Amsterdam om kunst te kijken en te shoppen. Merkel mag dan onheilsprofetieën bazuinen, de Europese middenklasse lijkt zich volop te laven aan de vrede en voorspoed op dit continent.

Ook voor Clark tellen nationaliteiten en grenzen nauwelijks, zo blijkt als hij begint te vertellen. Hij is net terug uit Australië. In Amsterdam komt hij regelmatig omdat zijn zus er woont en hij spreekt heel behoorlijk Nederlands. Na het interview heeft Clark een bezoek gepland aan zijn Duitse schoonouders die wonen in het Noord-Hollandse Heiloo. Daar zal hij de jaarwisseling doorbrengen. Dit lichtvoetig kosmopolitisme vormt een contrast met de wereld die Clark bestudeert. In de tweede slag om Passchendaele, in oktober 1917, stond Clarks grootvader tot aan de knieën in de modder met een geweer in de hand terwijl de kogels en granaatscherven hem om de oren vlogen. Aan de andere kant van de linie stond de vijand, onder wie de grootvader van Clarks vrouw, die als militair vocht in naam van keizer Wilhelm II.

In de lessen over de Eerste Wereldoorlog die Christopher Clark op school kreeg was het wij-zij-denken nog springlevend. ‘Ik werd onderwezen in de Fischer-traditie, vernoemd naar de Duitse historicus Fritz Fischer’, zegt hij. ‘Zijn conclusie was dat Duitsland hoofdverantwoordelijk was voor het uitbreken van de oorlog. Als schooljongen al leek dat me te simpel. De Russen mobiliseerden hun legers eerst, de conflicten op de Balkan waren ongelooflijk complex, er was een ingewikkelde dynamiek rondom de beslissing van de Britten om ten oorlog te gaan. De opmaat van de oorlog is zoveel complexer dan de Fischer-these toestond. Met die gedachte ben ik aan Sleepwalkers begonnen.’

Hoe kreeg de visie van Fischer zo sterk voet aan de grond?

‘Er zijn verschillende redenen. Fischer had een actieve rol gespeeld in het Derde Rijk en wijdde de rest van zijn leven aan het verwerken van die misstap. Hij zag 1914 als tussenstation op de weg naar 1933. En in de rest van Europa viel na de Tweede Wereldoorlog een verhaal over Duitsland als boosdoener in goede aarde. Tel daar nog de algehele malaise van een land dat worstelde met de nazi-tijd bij op en je begrijpt waarom een negatieve schets van het Duitse verleden naadloos aansloot bij de tijdgeest. Later, in de jaren tachtig, bouwde de Bielefeld-school voort op Fischer. Zij kwamen met het idee van een Sonderweg, het idee dat het Duitse handelen in de twintigste eeuw kan worden verklaard door een set unieke omstandigheden. Het land was economisch gezien modern, maar politiek onderontwikkeld, zo was de gedachte.’

In Sleepwalkers probeert u die eeuwige schuldvraag juist te vermijden.

‘Ja, al was dat geen doel vooraf. Als zich een klip en klaar antwoord op de vraag “Wie is er verantwoordelijk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog” had aangediend in de bronnen, dan had ik dat niet vermeden. Maar ik vond dat er een verslag ontbrak van de periode vóór 1914 als een dynamisch geheel. Welke rol speelde het getouwtrek tussen Servië, Rusland en Oostenrijk-Hongarije om Albanië? Hoe past het financiële verkeer in Europa in het plaatje? In 1913-1914 kreeg Rusland bijvoorbeeld de grootste internationale lening uit de geschiedenis van Frankrijk. Ik wil het verhaal over 1914 veranderen door de vraag te veranderen. Niet: waarom brak er oorlog uit? Maar: hoe brak er oorlog uit?’

Een subtiel verschil…

‘Ja, de Duitsers waren verantwoordelijk voor de oorlog, maar dat waren de Russen, Fransen en Oostenrijkers evengoed’

‘Maar wel belangrijk. Het gaat erom de gebeurtenissen die vooraf gingen aan 1914 stuk voor stuk in hun context te analyseren, zonder ingenomen positie vooraf. Ik wilde begrijpen hoe de beslissingen die tot oorlog leidden allereerst mogelijk waren, vervolgens waarschijnlijk werden en uiteindelijk genomen zijn. En ik heb geprobeerd de Europese dimensie van de oorlog te vatten. Vandaag de dag is Europa een realiteit, een fragiele realiteit misschien, maar het is er wel. Toch is er nauwelijks gemeenschappelijke geschiedschrijving. Er is vooral nationale geschiedenis die aan elkaar geregen is. De Eerste Wereldoorlog was in oorsprong een Europees conflict. Ik wilde de oorlog begrijpen in een Europees kader.’

Uw critici zeggen dat Sleepwalkers een poging is om de lei van Duitsland schoon te vegen. U wordt van Teutofilie beticht.

‘Daar gaat het absoluut niet om. Alsjeblieft zeg. In mijn boek komt de opstelling van de Duitsers tijdens de crisis van juli 1914 er absoluut niet beter af dan die van de andere mogendheden. Het enige wat ik doe, is het Duitse verhaal plaatsen in de context van wat anderen deden. Ja, de Duitsers waren verantwoordelijk voor de oorlog, maar dat waren de Russen, Fransen en Oostenrijkers evengoed. De Britten reken ik niet tot die eerste club, al zijn er ook veel kanttekeningen te plaatsen bij hun buitenlandbeleid.’

Zoals veel boeken over de Eerste Wereldoorlog opent Sleepwalkers met pistoolschoten op de Balkan. Maar in de ouverture van Clarks verhaal is het niet de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand die bloedig aan zijn einde komt, maar de Servische koning Alexander I Karadordevic en zijn vrouw Draga. Een groep officieren drong op 11 juni 1903 het koninklijk paleis in Belgrado binnen en executeerde het vorstenpaar in koelen bloede. De moord luidde een nieuwe episode in voor de jonge Servische natiestaat, schrijft Clark. De weg kwam vrij voor de radicaal Nikola Pasic om premier te worden. Pasic zou later de voorbereidingen voor de moord op Franz Ferdinand oogluikend toestaan. Het brein achter de aanslag op Alexander I en zijn vrouw, de jonge luitenant Dragutin Dimitrijevic, richtte de Zwarte Hand op, het geheime genootschap waartoe Gavrilo Princip, de uiteindelijke moordenaar van Franz Ferdinand, behoorde.

‘Het idee was om recht te doen aan de vroege etymologie van de oorlog’, zo licht Clark de opzet van zijn boek toe. ‘Ik wilde tot in detail onderzoeken wat er in Servië en de rest van de Balkan speelde. Dat onderdeel van de weg naar 1914 is grotendeels onontgonnen terrein. Er zijn extreem gedetailleerde studies van de aanslag in Sarajevo op Franz Ferdinand, maar van de voorgeschiedenis is veel minder bekend. En alles wat in het Servisch wordt geschreven, bereikt de anglofone wereld nauwelijks.’

Hoe wordt Sleepwalkers in Servië ontvangen?

‘Helaas wordt het boek daar verkeerd begrepen als een poging om de Serviërs de schuld in de schoenen te schuiven. Absurd, ik beschuldig niemand. Ik laat zien dat Servië niets anders deed dan de rest van de Europese machten: bouwen aan een natiestaat, desnoods met geweld. Op de Balkan gebeurde dat in een context van extreme instabiliteit. Het gebied lag op de stiknaad tussen drie grote machten: een imperium in verval, het Ottomaanse Rijk, Rusland dat erop uit was zijn invloed op de Balkan te vergroten, en de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie die wilde vasthouden aan wat ze had.’

In uw boek komt een interessant contrast naar voren: op de Balkan zijn complotten, intriges en aanslagen de stof van uw verhaal. In de rest van Europa draait het vooral om hoge politiek.

‘Dat klopt. Servië, Bulgarije, Griekenland, Roemenië, ze speelden volgens andere spelregels dan de grote mogendheden. Ze voetbalden als het ware in een andere klasse. Deze landen worden ook gekenmerkt door een groot verschil tussen hun etnisch zelfbeeld en de landkaart. De Serviërs droomden van een Groot-Servië, dat flinke delen van de centrale en westelijke Balkan omvatte. De Bulgaren streefden naar een Groot-Bulgarije en ook Griekenland was een land dat wilde uitbreiden. Dat paste allemaal niet in elkaar. Daarbij werd het klimaat op de Balkan getekend door irredentisme, partizanenbendes en clandestiene oorlogvoering. Het maakte deze regio bijzonder explosief. Dit soort factoren speelden niet in bijvoorbeeld Rusland, Frankrijk en Duitsland.’

Toch zie je die expansiedrift ook bij de grote mogendheden. U legt nadruk op bijvoorbeeld de pogingen van de Russen om invloed te verwerven rondom de Bosporus en de Dardanellen.

‘De wereld van 2014 lijkt op die van 1914. De Koude Oorlog is voorbij, we bevinden ons opnieuw in een multipolaire wereld’

‘Geopolitiek is een belangrijke factor in de opmaat naar de oorlog. In 1912 ging tachtig procent van de Russische export via de Turkse waterwegen. De zwakke Ottomanen konden nog wel gedoogd worden, maar de Russen vreesden dat een andere machthebber daar de dienst zou gaan uitmaken. “Grote staat zoekt toegang tot markten” is een cruciaal onderdeel van de puzzel. Daarbij was de Russische expansie richting oosten stukgelopen na hun nederlaag tijdens de Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905. In Centraal-Azië had een pact met de Britten voor een patstelling gezorgd. En dus bleef de Balkan over als enige kandidaat voor het Russische buitenlandbeleid.’

Alsof een natie zich wel met machtsuitbreiding móet bezighouden. Rusland had ook voor behoud van de status-quo kunnen kiezen.

‘Dat was precies wat de Russische conservatieven bepleitten. Laat de Balkan voor wat het is, richt je op industriële groei. Dat zou niet raar geweest zijn. Rusland maakte in de jaren voor 1914 een enorme bloei door, zowel economisch als cultureel. Ik kom net van de Malevich-tentoonstelling in het Stedelijk Museum, een vrucht van die tijd. Het is om te huilen zo mooi. Rusland had van het land een plek kunnen maken waar mensen kunnen bloeien. In plaats daarvan kozen ze voor een dwaze avonturentocht.’

Dit is het punt waarop u voortdurend terugkomt: bij iedere beslissing die Europa dichter bij oorlog bracht, waren er partijen die het alternatief bepleitten.

‘In alle landen waren er in 1914 duiven en haviken. Er waren beleidsmakers die zeiden dat gewapend conflict vermeden kon worden en partijen die meenden dat uitstel van oorlog tot veel groter geweld zou leiden. Ik zie de debatten van vóór 1914 als de strijd tussen verschillende toekomstvisioenen. Frankrijk, bijvoorbeeld, werd heen en weer geslingerd tussen visioenen van een sterk, onafhankelijk Rusland en een Rusland dat een deal zou maken met Duitsland. Juist in de periode 1912-1914 was het denken over die verschillende toekomsten mogelijk. Het was een periode van detente, ondanks conflicten op de Balkan. De paradox is dat juist de detente de oorlog dichterbij bracht. Die toekomstvisioenen werden gebruikt om machthebbers onder druk te zetten. In retrospect kunnen we deze conclusie trekken.’

‘In retrospect’ is een frase die u vaak gebruikt in uw boek.

‘Ik probeer een duidelijk onderscheid te maken tussen wat wij weten en wat men toen wist. In de geschiedschrijving lopen die twee vaak door elkaar. Grote historische gebeurtenissen verstoren ons bewustzijn. En groter dan de Eerste Wereldoorlog bestaat niet. Het is ongelooflijk moeilijk om naar de wereld van vóór 1914 te kijken zonder de lens van de oorlog zelf. Men let vooral op signalen dat de oorlog eraan kwam. Er wordt vaak gezegd dat de Eerste Wereldoorlog onvermijdelijk was, maar er waren genoeg tekenen dat er géén oorlog zou komen. De toekomst is altijd open. Wat er gebeurt is afhankelijk van onszelf en de mensen die ons vertegenwoordigen. Waarom zouden we het determinisme wel omarmen als het om 1914 gaat?’

Is deze blik op de Eerste Wereldoorlog ook mogelijk omdat er niemand meer is die zich de loopgraven herinnert?

‘De emoties en verbittering zijn grotendeels verdwenen, dat is waar. Maar tegelijk was het dominante beeld in de jaren 1920 dat Europa per abuis de oorlog was ingegleden. Na 1918 waren historici het er grotendeels over eens dat er geen schuldige partij kon worden aangewezen. De Fischer-these veranderde dat. Onze verhouding tot de Eerste Wereldoorlog verschuift voortdurend. De oorlog in Joegoslavië gedurende de jaren negentig deed ons opnieuw beseffen hoe explosief Balkan-nationalisme kan zijn. En de wereld van 2014 lijkt op die van 1914. De Koude Oorlog is voorbij, we bevinden ons opnieuw in een multipolaire wereld. Net als toen zijn er opkomende machten, zoals China, en er zijn vermoeide giganten, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De wereld van nu is behoorlijk onvoorspelbaar en daarmee gevaarlijk.’

En toch, Europese landen staan niet klaar om de wapens tegen elkaar op te nemen.

‘Nee, maar wereldwijd zijn er veel chronische crises. De Balkan blijft een instabiel gebied. En dan zijn er Iran, de Syrische burgeroorlog en Noord-Afrika. Rondom de Zuid-Chinese Zee zijn Japan, de Filippijnen, Vietnam en China in conflict over eilanden. De werkelijke les van 1914 is dat oorlog zich niet altijd aankondigt. De oude analyse van de Eerste Wereldoorlog luidde: er waren imperialisme, nationalisme en een wapenwedloop. Tel dat bij elkaar op en je hebt een wereldoorlog. De realiteit, zowel toen als nu, is dat een paar verschuivingen op de korte termijn twee of meer partijen ineens in conflict kunnen brengen. Hier zit de parallel met de eurocrisis: iedereen voelt dat er scheuring dreigt, maar niemand grijpt dat scenario aan om het eigen belang opzij te zetten. Iedere speler gebruikt het rampscenario als argument voor het eigen gelijk. Dat is het centrale thema in mijn boek: we moeten niet neerkijken op de mensen van 1914 als een stel roekelozen die Europa naar de afgrond brachten. Ze zijn in zekere zin onze tijdgenoten.’

Christopher Clark, Slaapwandelaars, De Bezige Bij Antwerpen, 752 blz., € 24,99


Beeld: Guggenheim Museum/NYC, Ulrich Baumgarten/Getty Images