
Drugs verkopen is vooral wachten. Tussen de vale flatgebouwen van een Franse voorstad zit de stevige tiener Maimouna kleumend op een hellinkje. Achter haar is de verf van een muur gebladderd. Klanten zijn er niet. Haar vriendin Dounia rent in joggingbroek een trapje op en af. ‘Probeer een beetje aan de toekomst te denken’, snauwt ze naar de mopperende Maimouna. Dounia sluit haar ogen en begint te beschrijven. ‘Stel je voor, we zijn op Phuket. Blauwe lucht, turquoise water, zon.’ Ze strekt haar hand uit. ‘Ferrari, mijn Ferrari. Kom op. Stap in.’
Daar gaan ze. Met half gesloten ogen rollen de twee Franse tieners langs de omgevallen hekwerken en het verregende beton van hun banlieue. ‘Kijk die blonde jongen daar’, roept Dounia. De ingebeelde Ray-Ban-brillen gaan een stukje naar beneden. Wat een billen. Geef hem een tikje! Er moet geproost worden. Champagne!
Eigenlijk was het de broer van regisseur Houda Benyamina die zichzelf voorstelde in een Ferrari. In een kleine bioscoop in het chique vijfde arrondissement van Parijs vertelt de Frans-Marokkaanse filmmaakster hoe haar broer het huis in rende toen hij zijn diploma had gehaald. Wat hij nu ging doen? Hij zat in zijn Ferrari. Hij rolde. De keuken in de Parijse voorstad Viry-Châtillon veranderde in een villa waarin de succesvolle leerling bankbiljetten naar zijn gasten gooide. ‘Dat was de droom’, zegt Benyamina. ‘Gooien met geld.’
De filmmaakster zit wijdbeens op het randje van het podium van de kleine bioscoop waarin zojuist haar film Divines draaide. Haar bruine krullen hangen half in haar gezicht. Voor haar zitten de studenten van de Sorbonne-universiteit nog wat verbluft in de bioscoopstoelen. Op het scherm boven Benyamina heeft bloed gevloeid. Er zijn auto’s afgefikt. De vijftienjarige Dounia gooide een glazen fles naar de brandweermannen die de vlammen kwamen blussen.
Op school liep ze schreeuwend de klas uit. Waarom zou ze luisteren naar haar lerares? Hoeveel geld had die nog over aan het einde van de maand? In een decor van gebarsten beton toonde Dounia haar handen aan de filmende telefoon van haar vriendin Maimouna. ‘Kijk naar deze handen’, riep ze. ‘Deze handen zijn gemaakt voor goud.’
Het duurt even voordat de studenten zich hebben herpakt. Dan vraagt een jongen waar de film eigenlijk is opgenomen. ‘In de wijk Montreuil’, antwoordt Benyamina. De jongen kijkt verbaasd. ‘O’, zegt hij. ‘Daar woon ik vlakbij.’
Voor filmmaakster Houda Benyamina komt het niet als een verrassing dat de afgelopen weken weer auto’s brandden in de voorsteden van Parijs. Toen de discussies over de banlieues de afgelopen jaren vooral over islamisering en potentiële terroristen gingen, maakte zij een film over een ander probleem van de slecht bereikbare voorsteden. Haar film Divines gaat over de armoede en kansloosheid van de inwoners.
De 36-jarige Benyamina komt zelf uit die grauwe woontorenwijken en is door Divines in één klap beroemd geworden. De film werd genomineerd voor een Golden Globe in de categorie beste buitenlandse film, won drie César Awards (de Franse Oscars), werd aangeschaft door Netflix en won op het filmfestival van Cannes de Camera d’Or voor de beste debuutfilm.
Benyamina maakte op dat festival zelf misschien nog wel meer indruk dan haar film. Nadat ze haar prijs in ontvangst had genomen stak de filmmaakster uit de voorstad Viry-Châtillon haar vuist in de lucht en begon te schreeuwen. ‘Cannes est à nous aussi’, riep ze, ‘Cannes behoort ook ons toe.’ De kleine vrouw riep daarna dat er meer vrouwen in de selectiecommissies van festivals moeten komen en hield een lange emotionele toespraak. Toen de presentatoren naast haar al begonnen te wiebelen van ongeduld keek ze naar de man die haar film had geselecteerd voor het parallelle festivalprogramma La Quinzaine des Réalisateurs en sprak een zin uit die in de 69-jarige geschiedenis van het filmfestival van Cannes niet eerder was gehoord. ‘Édouard Waintrop’, riep ze. ‘Je hebt klit.’
‘Ik heb er veel kritiek op gekregen’, zegt Benyamina later in een Parijse bistro. ‘De filmwereld is nogal een gesloten milieu, met weinig mensen uit de volksklasse en heel weinig vrouwen. Men is niet gewend om mensen zoals ik te horen spreken. En omdat ik een vrouw ben, hadden ze gewild dat ik delicater was geweest en dat ik geen “klit” had gezegd.’
Benyamina bedacht het zinnetje zelf toen een bewonderaar eens opmerkte dat ze ‘ballen’ had. ‘Ik heb helemaal geen ballen’, zei de filmmaakster. ‘Ik heb klit.’ Ze vond het de hoogste tijd worden voor een vrouwelijke benaming van lef. En waarom zouden vrouwen er geen vulgair woord voor mogen gebruiken?
‘Voor mij was dit een feministische daad’, zegt Benyamina. ‘Als we een mentaliteit willen veranderen, gebeurt dat via de woorden die we gebruiken. Via taal. De hele wereld heeft deze nieuwe uitdrukking nu gehoord.’
Vraag Benyamina wie ze bewondert en er vallen grote namen. Muhammad Ali. Martin Luther King. Malcolm X. Jeanne d’Arc. De filmmaakster is gefascineerd door mensen die hun vrijheid of hun leven geven voor hun idealen.
Even leek het alsof ze zelf een gewelddadige revolutie zou meemaken. Toen op 27 oktober 2005 twee jonge jongens uit een voorstad omkwamen in de elektriciteitscabine waarin ze zich voor een politiecontrole hadden verstopt, kwamen de bewoners van voorsteden in heel Frankrijk in opstand.
‘Ook ik was woedend’, zegt Benyamina. ‘Hun dood was een schok voor ons. Het was net als de Arabische lente, het maakte iets los wat er eigenlijk al was. Het idee altijd aan de zijlijn van de samenleving te staan. Het gevoel van onrecht. Ik herinner me dat er geen dag voorbij ging waarop mijn broer op weg naar de faculteit niet door de politie werd gecontroleerd. Niet één!’
Het idee voor Divines kwam voort uit die banlieuerellen. Benyamina was stomverbaasd toen ze na strenge ingrepen van de Franse staat weer uitdoofden. Het waren de meest bewogen weken sinds de studentenopstand van mei 1968, bijna negenduizend auto’s waren tijdens de gewelddadige protesten in brand gestoken. Hoe kon het dat daar geen revolutie uit voortkwam, geen verandering? En wat was er gebeurd met de woede van de bewoners van die vergeten volkswijken?
‘Het forum is van ons!’ Een paar maanden na het filmfestival van Cannes schiet de gebalde vuist van Benyamina opnieuw de lucht in. Voor haar zitten de rode bioscoopstoelen vol joelende jongeren uit de voorsteden van Parijs. Ze gaan de korte films presenteren die ze met geld en begeleiding van Benyamina’s vereniging 1000 Visages hebben gemaakt. Voor het eerst sinds de oprichting tien jaar geleden gebeurt dat niet in een krakkemikkig zaaltje in een voorstad, maar in het Forum des Images in hartje Parijs. ‘Er is een zaal geopend voor het Frankrijk van vandaag’, roept Benyamina vanaf het podium.
Naast haar barst Mathilde Le Ricque in tranen uit. De directrice van de vereniging was diep onder de indruk toen ze zes jaar geleden bij Benyamina kwam solliciteren. Haar nieuwe baas droeg een joggingbroek en sloeg voortdurend strijdkreten. De blonde Le Ricque was nog nooit in een banlieue geweest en moest er nu met flyers achter jongeren aan rennen om ze twee weken later mee te krijgen op een filmreis in Vendée. Ze kan zich nog herinneren hoe die kleine Benyamina daar over het strand banjerde tussen de van de straat geplukte jongeren. ‘Ze zei: we gaan hiermee naar Cannes!’ zegt Le Ricque. ‘En ik dacht: hoe kun je dat nou denken?’
Er zit een scène in Divines waarin de dealer Rebekka aan Dounia en Maimouna uitlegt waarom arme mensen arm blijven. ‘De armen durven niet’, zegt de dealer. ‘Rijk zijn moet je durven. Je sluit je ogen, je visualiseert en het geld komt naar je toe. Geld is een energie, een flow, je moet het durven vragen.’ Dounia – die met een doosje kebab op haar hoofd en pumps aan haar voeten door de keuken strompelt omdat de politie vrouwen met hakken niet controleert – moet harder doorlopen, is de boodschap. En Maimouna moet drugs blijven versnijden. ‘Je loopt en je visualiseert’, schreeuwt Rebekka. ‘Je snijdt en je visualiseert.’
‘Dat is Houda’, zegt Le Ricque. ‘We zijn aan het worstelen met ons materiaal en met jongeren die er niks van snappen en zij ziet de rode loper van Cannes. En een paar maanden later waren we inderdaad geselecteerd voor Cannes. Houda kan zich in een mijlenverre toekomst verplaatsen. Voor zichzelf visualiseert ze een internationale carrière.’
Bij haar acteurs staat Benyamina bekend als de ‘draak’. Wie klaagt over moeheid krijgt een preek over de vliegtuigen die ze vroeger met haar moeder moest schoonmaken en de andere schijtbaantjes die ze heeft gehad. De filmmaakster groeide op in een arm gezin met twaalf kinderen en vindt dat je van films maken niet moe mag worden.
Benyamina besloot pas regisseur te worden toen ze als actrice van de toneelschool kwam en baalde van de rollen die ze als Frans-Marokkaanse kreeg toebedeeld. Rollen als de zus van bezitterige broers of de dochter die naar het land van herkomst wordt teruggestuurd. De actrice besloot zelf interessantere personages te creëren en ze richtte de vereniging 1000 Visages op om ook andere jonge talenten uit de voorsteden te helpen binnendringen in de witte bourgeoiswereld van de Franse cinema.

‘Dit is de toevoeging aan de Franse cinema die ons naar het buitenland gaat brengen’, zegt Benyamina. In de volle foyer van het Forum des Images loopt ze van de ene naar de andere jonge filmmaker of acteur. Twee Franse journalisten hollen met een camera achter haar aan. Ze komen langs Benyamina’s twintigjarig zusje Oulaya Amamra, die de hoofdrol speelt in Divines. Benyamina had haar de rol eigenlijk niet willen geven. Ze was op zoek naar een strijder, een vechter, een soort Scarface. Mannelijk wil de filmmaakster het niet noemen, want ze vindt niet dat geweld alleen bij mannen hoort. Maar haar jonge zusje Oulaya Amamra was niet geschikt. Die was altijd een beetje beschermd opgevoed. Ze ging naar een katholieke school en deed aan ballet. Auditie doen was zinloos, zei Benyamina. Amamra dacht daar anders over. Ze bond haar krullen in een paardenstaart en begon in het dagelijks leven joggingbroeken te dragen en op straat rond te hangen. Toen ze maanden later ook nog ruzie kreeg op school raakte Benyamina toch geïnteresseerd. En in februari won Amamra voor haar rol de César Award voor de vrouwelijke belofte van het jaar.
Naast Amamra staan twee jonge acteurs met de schaduw van beginnende snorretjes boven hun lippen. ‘Dat zijn de nieuwe Depardieus’, zegt Benyamina tegen de camera. ‘Nu zijn jullie nog baby’s, maar jullie gaan groeien.’ De twee jongens beginnen te giechelen.
De giechelende acteurs heten Adil Dehbi en Bilel Chegrani en willen een paar dagen later wel een rondleiding geven in de voorstad waar ze hun korte film Goût bacon maakten – vernoemd naar de chips met speksmaak en de vraag of je die als moslim mag eten. De wijk heet La Grande Borne en werd oorspronkelijk ontworpen als een soort speelparadijs voor kinderen. Voetgangerspaadjes lopen er kronkelend tussen de speels golvende appartementencomplexen. Auto’s mochten er tot voor kort niet komen. De regionale trein die het dichtst in de buurt komt, voert ondergronds Parijs uit en dan langs industrieterreinen en geïmproviseerde Roma-kampen naar het zuiden. Een bus stopt daarna aan de grote weg die voor de woonwijk ligt.
We staan bij de bushalte als twee vrienden van Bilel uitstappen. ‘Wat ben jij nou aan het doen?’ roepen ze naar de kleine jongen. Bilel loopt even naar ze toe en grinnikt als hij terugkomt. ‘Ze dachten dat je over de problemen hier kwam praten, zoals alle journalisten’, zegt hij. ‘Maar met die mensen praat ik niet. Die komen ons alleen maar denigreren.’
Op de hoek van de straat staan zes politiebussen geparkeerd. Naast ze op de stoep staan de bijbehorende agenten met mitrailleurs voor hun borst. Tussen de kronkelende paadjes van La Grande Borne worden drugs gedeald. De jonge inwoners van de golvende gebouwen raken geregeld slaags met de politie. Op 17 oktober gooiden ze molotovcocktails naar twee auto’s waar de agenten nog in zaten. Twee van de vier agenten raakten zwaar gewond. ‘De drugs zijn wel een probleem hier, ja’, mompelt Bilel. Hij woont sinds een paar maanden niet meer in La Grande Borne, maar een paar straten verderop. ‘Mijn moeder vond het hier te onrustig’, zegt hij. ‘Te veel chaos en problemen.’
Adil en Bilel dragen hun strakke trainingspakken tot de kraag dichtgeritst en blijven hangen bij een betonnen tafeltennistafel die tussen de woonblokken staat. In de vieze ruit van een geparkeerde auto heeft iemand met zijn vinger een penis getekend. Hier ergens hingen ze ook rond toen ze twee jaar geleden van vrienden hoorden dat 1000 Visages een gratis reis organiseerde en dat het te maken had met film. ‘Ik was vooral geïnteresseerd in die gratis reis’, zegt Bilel. ‘Wij gaan nooit op vakantie.’
De jongens gingen naar Vendée en leerden van alles over film: van acteren en regisseren tot het opnemen van het geluid. Op de vraag hoe de reis was, haalt Bilel als antwoord zijn schouders op. ‘Ça va’, zegt hij. ‘Het was koud.’
Maar het acteren beviel. Bilel had nog nooit geacteerd. ‘Of nou ja, alleen voor mijn moeder’, zegt hij lachend. ‘Als ik te laat thuis kwam. Sorry mama, het spijt me echt heel erg.’
Toen ze terugkwamen, maakten ze hier in La Grande Borne hun eerste korte film, die werd uitgezonden op France 3 en geselecteerd voor verschillende festivals. Adil kreeg een rol in de serie Cannabis. ‘Nu weten we dat we acteurs kunnen worden’, zegt de zeventienjarige jongen, die net als Bilel nu van acteren zijn beroep wil maken. Zijn ouders vinden het prima. ‘Ze hebben liever dit dan dat ik op straat hang.’
‘Ik ga wel eerst mijn diploma halen’, zegt Bilel. ‘Om het papiertje aan mijn moeder te laten zien.’ Achter hen werken mannen in oranje hesjes aan de weg. Sinds de banlieuerellen van 2005 heeft de Franse staat 48 miljard euro gestoken in nieuwbouw en renovatie in de banlieues. Toch is in de cités, zoals de groepen woontorens in de voorsteden vaak worden genoemd, het aantal leerlingen dat zonder diploma van school gaat veel groter dan in de rest van het land. In La Grande Borne gaat het volgens de gemeente om bijna één op de twee leerlingen. Meer dan de helft van de scholieren hier vindt geen stageplek, de werkloosheid is bijna twee keer zo groot als in de rest van het land en 45 procent van de gezinnen leeft onder de armoedegrens. De meeste bewoners hebben een migratieverleden. En het gevoel een soort tweederangsburger te zijn is niet verdwenen.
Mensen doen hun zakken dicht als ze ons zien’, zegt Adil. ‘En als we over de Champs-Élysées lopen, worden we meteen aangehouden door de politie. Ik vraag altijd: “Meneer, waarom houdt u me aan?” Als twee blanken uit het zesde arrondissement over straat lopen, gebeurt dat niet.’ Bilel knikt. ‘Het is vernederend’, zegt hij. ‘Ze zoeken tussen je benen, langs je liezen, in je sokken, terwijl iedereen naar je kijkt. En ze zijn heel agressief. Ze slaan. ’s Avonds komen de agenten met tientallen onze wijk in lopen om iedereen te controleren. Het is net alsof we in een kooi wonen. Het is echt oneerlijk. Wij zijn geen slechte mensen, maar we moeten altijd twee keer zo veel ons best doen om dat te bewijzen.’
Adil schopt een stokje over de stoep. ‘Ik begrijp het wel’, zegt hij. ‘Het enige wat mensen van ons kennen is wat ze op tv zien. Daarom wil ik de cinema veranderen. Misschien veranderen we dan ook wel de vooroordelen.’ In de film zegt een leeftijdsgenoot dat hij Adil en Bilel heeft zien zoenen. Er gaat een foto rond en de twee jongens in trainingsjasjes bekokstoven op het plein van La Grande Borne hoe ze van het stempel ‘homo’ af kunnen komen. Verkering vragen aan meisjes lijkt ze de beste optie. Bilel gaat een meisje omkopen met snoep. ‘Het is best een geladen onderwerp, homoseksualiteit’, zegt Adil. ‘We zijn hier tenslotte in de cité. Maar het is ook belangrijk, want dit soort dingen zijn mensen niet gewend van ons te zien. Een film met zo’n normaal onderwerp.’
‘We hadden ook wel een film kunnen maken over drugs of criminaliteit’, zegt Bilel. ‘Maar waarom zouden we? Om onze eigen cité naar beneden te halen?’
In Benyamina’s film Divines wordt wel gedeald en geslagen. Op de Franse televisie is men daar kritisch over. ‘U toont de banlieue met geweld, drugshandel, geld en moskeeën’, zegt Guillaume Roquette, hoofdredacteur van de rechtse krant Le Figaro, in het programma 28 minutes op de zender Arte. ‘Heeft u dan niet tegen uzelf gezegd: op deze manier creëer ik een soort angst, een afwijzing? Dit is een film die de mensen die de banlieue niet kennen ongerust kan maken. Zij gaan de banlieue nu op deze manier zien.’
Benyamina kijkt hem aan. ‘Ik denk niet dat we bang moeten zijn voor de maatschappij zoals ze is’, zegt ze rustig. ‘En we hoeven ook geen gefantaseerde visie te geven. Ik praat over de werkelijkheid waarin ik leef, met alles wat er mooi aan is, maar ook alles wat er lelijk aan is. Er is poëzie, maar er is ook geweld.’
Na de rellen in 2005 is het in de banlieues alleen maar slechter gegaan, zegt Benyamina in een Parijse bistro. ‘De armen leven nu met de armen en de rijken met de rijken. Toen ik jong was zat ik op school ook niet naast de zoon van een minister, maar wel naast de zoon van een docent. Nu zit iedereen met kinderen in de klas die net zo zijn als zij. Stage lopen kan alleen bij de bakker, want veel meer is er niet. En er is heel weinig cultuur.’
Benyamina onderzocht de armoede van de armste Fransen door maanden door te brengen in de Roma-kampen die rommelig tussen de voorsteden staan. Ze maakte er de korte film Sur la route du paradis (2011) over en gebruikte de ervaring in Divines, waarin de straatarme Dounia met haar instabiele moeder in een krakkemikkig huisje in een Roma-kamp woont. De filmmaakster hing voor Divines ook dagen rond met een vrouwelijke drugsdealer, die vlak voor de opnamen werd gearresteerd. En ze verdiepte zich in de wereld van de dans: voor haar een incarnatie van het heilige. Want hoewel haar eigen religie in Frankrijk onder vuur ligt, was het voor de moslima vanzelfsprekend dat haar film over spiritualiteit moest gaan. ‘Het heilige is voor mij dat wat zin geeft aan het leven’, zegt Benyamina. ‘Ik denk dat spiritualiteit het hart wordt van al mijn films.’
Eigenlijk gaat haar film vooral over een gebrek aan spiritualiteit. In Divines lopen Dounia en Maimouna met lange sluiers rond hun vrome gezichten door de supermarkt. Onder hun welvende gewaden hebben ze hun zakken volgestopt met snoep en kant-en-klare sandwiches uit het koelschap. Ze zoeken via medewerkersdeuren en kruipruimtes een weg naar buiten en verpatsen hun gestolen goed voor het hek van de school, vlak voordat de schoolbel gaat.
‘Ik wilde vragen stellen over de waarden van onze maatschappij’, zegt Benyamina na afloop van haar film tegen de studenten van de Sorbonne-universiteit. Ze vertelt ze over de banlieuerellen van 2005 en de revolutie die uitbleef. ‘De woede werd niet opgepakt door de intelligentsia’, zegt de filmmaakster. ‘De woede werd niet omgezet in taal en kreeg geen gehoor. Ik wilde een film maken over die woede. En ik wilde de mensen die zo ver van jullie af lijken te staan menselijk maken. Als jullie geraakt zijn door deze film, dan komt dat doordat die mensen in werkelijkheid heel erg op jullie lijken. Wat Dounia werkelijk wil is niet geld, maar waardigheid. Net als ieder ander mens.’
Na afloop loopt een studente op de filmmaakster af. ‘Ik ga de dvd kopen’, zegt ze enthousiast. ‘O, nee joh’, zegt Benyamina. ‘Je kunt hem gewoon streamen. Hij stond zowat meteen online.’
Op vijftienjarige leeftijd kwam Benyamina op een kappersopleiding terecht. Ze was een boze tiener met een grote bek. ‘Ik hoorde bij de arme Fransen en ik voelde me vernederd’, zegt Benyamina. ‘Als je een bontjas draagt zegt men op een andere manier “bonjour” tegen je dan wanneer je een capuchon hebt met bontkraag. Leraren behandelen je anders. Ik voelde dat.’
Toen ze op een dag de haren knipte van een leraar waarmee ze het goed kon vinden, gaf hij haar als bedankje twee cadeaus die haar altijd zijn bijgebleven. Het eerste was de film Medea van Pier Paolo Pasolini. Benyamina bekeek de film en was betoverd. ‘Die samensmelting van schilderkunst, literatuur, cinema en poëzie, ik had nog nooit zoiets gezien’, zegt ze. ‘Het was een beetje zoals de eerste keer dat je een waterval ziet.’
Het tweede cadeau was het boek Reis tot het einde van de nacht van Ferdinand Céline. De jonge Benyamina begon het tussen de bedrijven door te lezen en zag iets interessants gebeuren. ‘Op mijn school las niemand’, zegt ze. ‘De mensen interesseerden zich niet voor kunst en cultuur. Toen de leraren me met dat boek zagen, merkte ik dat ze niet meer op dezelfde manier naar me keken. Ze zeiden: “Wacht eens, jij interesseert je voor andere dingen.” En ik dacht: wow, kassa. Ik ontdekte hoe cultuur de vooroordelen van anderen kan veranderen. Vanaf dat moment begon ik ook beter mijn best te doen op school.’
‘Als we met vrienden naar Parijs gingen, zeiden we: “Kom, we gaan naar Frankrijk.”’ De acteur Jamel Debbouze is in het buitenland vooral bekend als het sullige hulpje van de gemene groenteboer in de film Le fabuleux destin d’Amélie Poulain en in Frankrijk ook beroemd als komiek en producer. Debbouze groeide op in de voorstad Trappes, op zo’n dertig kilometer afstand van Parijs. Als hij niet door een buitenstaander gestimuleerd was, had hij de weg naar het theater nooit gevonden, zegt hij. ‘Ik dacht dat ik koerier zou worden’, zegt Debbouze. ‘Of dat ik zou wegcrossen voor de politie.’
Het is een koude zondagochtend en in een conferentiecentrum bij de Place de la République vragen Debbouze, Benyamina, de jonge regisseur Josza Anjembe en een afgevaardigde van het Centre National du Cinéma zich af hoe de talenten die nu in de voorsteden rondlopen makkelijker de weg naar de filmwereld zouden kunnen vinden. ‘Er zijn te weinig initiatieven en dat is jammer’, zegt Debbouze. ‘Want er is daar een energie en er zijn daar vooral verhalen en manieren om ze te vertellen die nogal uniek zijn.’ Benyamina knikt. ‘We moeten niet vergeten waar Alain Delon of Depardieu vandaan kwamen’, zegt ze. ‘Ze kwamen uit de volksklasse.’
De drie talenten die de weg naar de filmwereld wél wisten te vinden, maken zich zorgen. ‘Als een kind uit de cité de leeftijd van vijf of zes bereikt, herkent het zich niet op tv’, zegt Josza Anjembe. ‘Toen mijn zusje zeven was, kwam ze op een dag thuis, knipte haar haren af en vertelde me dat ze wit wilde zijn.’ Houda Benyamina begint te lachen. ‘Mijn zoon zei laatst: “Mama, ik wil geen moslim meer zijn”’, vertelt ze. ‘Hij is zeven!’
Toen Benyamina met 1000 Visages begon, liet ze tijdens de lessen altijd de deur open. Jongeren die in eerste instantie niet geïnteresseerd waren, raakten door de geluiden toch nieuwsgierig. Juist op die manier kwamen grote talenten binnenlopen, vertelt ze. Inmiddels heeft haar vereniging ondanks permanente geldproblemen meerdere talenten weten binnen te loodsen bij de prestigieuze film- en theaterscholen en korte films gemaakt die groot succes hadden op belangrijke festivals. Maar Benyamina is niet tevreden. ‘Wij zijn met 1000 Visages op plekken waar mensen zich buitengesloten voelen en zich aansluiten bij een ideologie waar ze niet thuishoren’, zegt ze.
De aantrekkingskracht van de radicale islam is de afgelopen jaren een nieuw probleem geworden in de voorsteden. ‘Ik denk dat we echt op onze hoede moeten zijn voor woede’, zegt Benyamina. ‘Want als die woede geen woorden heeft en niet geuit wordt met taal kan dat onze samenleving heel slechte dingen opleveren. Ik denk dat de kunst zielen kan redden. De kunst is erin geslaagd mijn ziel te redden. Mijn woede is door de cinema een beetje gekalmeerd. Of ik kreeg in ieder geval een middel om me te uiten. En het is belangrijk dat we nog waakzamer zijn, vooral nu.’ Ze herhaalt die laatste woorden. ‘Vooral nu, vooral nu, vooral nu.’
Applaus. In de zaal luisteren een paar jongeren uit de banlieue aandachtig naar Benyamina. Wie de filmmaakster een tijdje volgt, merkt dat overal waar ze verschijnt ook een aantal jongeren uit de voorsteden opduikt. Als ze voor studenten van de Sorbonne praat, dan komt een leerling van 1000 Visages na afloop snel iets vragen. En praat ze in een bioscoop in Montmartre voor expats, dan zit achter in de zaal een jonge acteur uit de voorstad Seine-Saint-Denis. Zodra de filmmaakster de zaal uit loopt, staat hij op en drukt haar een bruine envelop in de handen. ‘Ik heb een brief voor je geschreven’, zegt hij. Uit zijn mond komt de chemische geur van fruitkauwgom. ‘Lees hem maar.’
De acteur stelt zich voor als Jassem Mougari. Hij stopte op zijn zestiende met de middelbare school en leerde bij 1000 Visages acteren. Inmiddels heeft hij in de Amerikaanse serie Legends en in verschillende Franse films gespeeld. ‘Nu wil ik voor haar werken’, zegt Mougari, wijzend naar Benyamina. ‘Ze is een buitengewone vrouw. Zelfs als ze geen geld heeft voor haar film geeft ze gratis lessen. Maar ze heeft het nu heel druk, dus daarom zegt ze dat ik haar een beetje moet stalken.’
Hij blijft hangen tot Benyamina vertrekt. ‘Stalk me maar’, herhaalt de filmmaakster lachend terwijl ze over de keitjes van Montmartre de straat uit loopt. ‘Dat ga ik doen’, mompelt Mougari. ‘Ik ga heel hard werken.’ Dan loopt hij naar de metro die hem terugbrengt naar de banlieue.
De auto’s branden weer
Het is weer onrustig in de Parijse voorsteden. De bewoners zijn aan het demonstreren geslagen nadat de 22-jarige Theo – een jongen zonder strafblad – op 2 februari ernstig werd mishandeld tijdens een politiecontrole in de voorstad Aulnay-sous-Bois. Theo kwam na de controle in het ziekenhuis terecht met een wond in zijn anaal kanaal en een scheur in zijn sluitspier. Een agent zou zijn gummiknuppel in de anus van de jongen hebben geduwd. De agent zegt dat hij alleen heeft geslagen. Hij is aangeklaagd voor verkrachting.
Het is niet de eerste keer dat de bewoners van de banlieues zich kwaad maken over de gewelddadige behandeling door de politie. In juli 2016 stierf de 24-jarige Adama Traore in hechtenis, nadat hij was aangehouden door de politie. De oorzaak van zijn dood is nog altijd onduidelijk.
Andersom is de politie zo nu en dan slachtoffer van geweld door de inwoners van de banlieues, zoals in oktober 2016 toen inwoners van La Grande Borne molotovcocktails naar twee politieauto’s gooiden.
Marine Le Pen riep op de demonstraties tegen het politiegeweld te verbieden omdat in het door aanslagen geteisterde Frankrijk nog altijd de noodtoestand van kracht is en toonde zich solidair met de politie.