‘Als ik aan het nachtduiken ben, zie ik de wereld van de toekomst. Natuur, licht, energie, zelfvoorzienend, collectief. Lichtgevende algen als allemaal sterretjes. Energieneutrale landschappen die goed zijn voor mensen, dat is mijn ideaal.’ Innovator en kunstenaar Daan Roosegaarde zit ontspannen aan de vergadertafel op het entresol van zijn Droomfabriek, een oude glasfabriek in het Rotterdamse Merwe-Vierhavengebied, de nieuwe thuisbasis van Studio Roosegaarde. De jonge wereldverbeteraar heeft het druk met duizend dingen tegelijk, zoals de nieuwe Afsluitdijk die hij zal voorzien van een ‘tweede laag van licht en interactie’; de Smart Highway, die hij ontwikkelt samen met bouwbedrijf Heijmans; een groot, maar nog geheim project voor Schiphol; een kunstmatige variant op de energiehuishouding van vuurvliegjes en kwallen in samenwerking met de Universiteit van Wageningen; en de Smog Free Tower, die beneden in de achtertuin van de studio wordt gebouwd.

Vanuit de vergaderruimte is de constructie in aanbouw goed zichtbaar. Een toren van zeven meter hoog, die met het stroomverbruik van een stofzuiger de lucht in een omtrek van veertig meter volledig zuivert. Roosegaarde, afgelopen januari gekozen tot Young Global Leader tijdens het World Economic Forum in Davos, doet niet aan valse Hollandse bescheidenheid. ‘Ik ben een aanjager’, zegt hij. ‘Ik ben de nieuwe wereld aan het prototypen.’

Op de vensterbank staat een schaalmodel van de Smog Free Tower. Roosegaarde pakt het op en draait het in het rond. Het lijkt zo simpel, een stofzuiger voor vervuilde lucht, maar achter het concept gaat een jarenlang proces van onderzoek en ontwikkeling schuil. Aan de muur hangen grote vellen papier met berekeningen voor de techniek, de constructie. ‘Ik kwam op het idee toen ik in Beijing was, een van de meest vervuilde steden ter wereld, waar mensen met mondkapjes lopen omdat de lucht even schadelijk is als veertig sigaretten per dag en waar kinderen niet meer kunnen buitenspelen.’ Hij pakt een diepvrieszakje uit de vensterbank gevuld met een flinke bodem zwart gruis. Pure viezigheid. ‘Dit is geconcentreerd fijnstof dat we hebben gefilterd uit de lucht in Beijing.’ Het verdwijnt in je longen en blijft daar voor altijd pruttelen.

In Nederland is het weliswaar beter gesteld met de luchtkwaliteit, maar op de Europese ranglijsten is ons land zowel wat betreft lucht- en bodemkwaliteit als kwaliteit van oppervlaktewater onderin te vinden. Rotterdam behoort tot de meest vervuilde steden van Europa; de gemiddelde levensverwachting is er één tot drie jaar lager dan het Nederlands gemiddelde.

Roosegaarde begon te fantaseren over een klein stukje schone stad, een plek waar kinderen kunnen rennen en schommelen, waar gezinnen kunnen picknicken, zonder zichzelf bloot te stellen aan de schadelijke bijwerkingen van een uitje buiten de deur. ‘Het is niet realistisch om te denken dat ik de lucht van heel Beijing of Rotterdam kan zuiveren’, zegt hij, ‘maar het is wel realistisch om op veel kleinere schaal een lokale oplossing te bedenken.’

Op minder dan twee kilometer afstand hemelsbreed, aan de overkant van de Nieuwe Maas, staat Tieme Haddeman aan de RDM-Kade van het oude haventerrein op Heijplaat. Beneden, in het water, drijft een klein tuintje. Een paar houten ‘modules’ die op slimme wijze aan elkaar zijn gekoppeld en zijn gevuld met fleurige bloemen en planten. Met zijn halflange haar, gebruinde gezicht en relaxte kleding ziet Haddeman eruit als een surfer, maar in werkelijkheid is hij tuinarchitect van beroep. Jaren geleden begon hij een opleiding landschapsarchitectuur, zo vertelt hij, maar de vele boeken, de lessen en het studeren binnenskamers waren niets voor hem. ‘Ik wilde buiten zijn, iets met mijn handen doen, ontwerpen’, vertelt hij.

Hij begon met wat kleine klussen in tuinen van vrienden en familie, bleek goed in zijn vak te zijn en had al snel een goed lopende eenmanszaak. ‘Maar het stoorde me dat de tuinen die ik ontwierp alleen zichtbaar waren voor de vaak gepensioneerde echtparen voor wie ik werkte. Ik wilde dat meer mensen plezier konden beleven aan de dingen die ik maakte.’ Om te beginnen de bewoners van de vierhonderd appartementen die net als hij uitkeken op het grauwe water van Buizengat in het Rotterdamse Kralingen. Hij laat een foto zien met daarop het deprimerende water, betonnen kades, hoge flats en het totale gebrek aan groen. ‘We delen samen drie bomen’, zegt hij met een cynisch lachje. ‘Ik heb een plan geschreven om de buitenruimte in het gebied opnieuw in te richten, met plantenbakken op de kade en drijvende parken in het water, en dat met handtekeningen van bijna alle bewoners naar de gemeente gestuurd.’

Zijn idee bleek een gevoelige snaar te raken. De gemeente worstelde zelf ook met het gebrek aan groen in Rotterdam, terwijl Rijkswaterstaat in zijn maag zat met de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas, waarvan al jaren bekend is dat deze niet voldoet aan de Europese normen. Zij zagen in de drijvende parken van Haddeman een mogelijkheid om de kwaliteit aanzienlijk te verbeteren. Hij haalt een mapje te voorschijn met het ontwerp van een drijvend park van 16,5 bij 16,5 meter, vergelijkbaar met het prototype dat hier bij de RDM-Campus in het water ligt, maar dan groter en beter. ‘We zijn nu aan het testen met verschillende materialen en systemen. Het eiland is zo ontworpen dat de wortels in contact staan met het water, waardoor er mangrovewortels ontstaan. Dat is weer een ideale habitat voor vissen. Als het goed is, ontstaat er een heel nieuw ecosysteem rondom het eiland.’

Het testtuintje ligt in een hoekje van het oude havengebied, op honderden meters van de vaargeul van de Nieuwe Maas. Maar ondanks de wil van Haddeman, de gemeente en Rijkswaterstaat was het een flinke klus om toestemming te krijgen. ‘Er zijn zoveel regels waar iets aan moet voldoen en die niet mogen worden overschreden voordat het in het water mag worden geplaatst’, zegt Haddeman. ‘Het is een wonder dat we het toch voor elkaar hebben gekregen.’

Het komende jaar worden de ontwikkelingen rondom het eiland tot in detail gemonitord en als de resultaten positief zijn, begint in de loop van 2016 het echte werk. ‘Dan gaan we dit soort eilanden over een traject van 2,5 kilometer in de Nieuwe Maas plaatsen. Van de Van Brienenoordbrug tot Hoek van Holland.’ Voor het eerst in meer dan vijftig jaar wordt niet alleen de waterkwaliteit verbeterd, maar wordt ook het volledig versteende havengebied langs die route iets groener. ‘Met veel lisdodde en kattenstaart. Geel en paars, lekker fleurig.’

Met kleine stapjes bewandelen we de lange weg naar een meer duurzaam systeem. Een noodgedwongen transitie naar een manier van leven waarin we zuinig omgaan met de schatten van onze aardbol en oog hebben voor de kwetsbaarheid van onze planeet. Geen afhankelijkheid van fossiele brandstoffen die onze steden verstikken, geen verspilling van afval en restmaterialen die nu worden verbrand en in de vorm van hete lucht doelloos worden uitgespuwd. Slimme opvang van regenwater om overstromingen te voorkomen en hitte te reduceren. Stadslandbouw om het toenemende inwonersaantal van de grote steden te voeden, om vrachtwagentransport te verminderen en de effecten van fijnstof te neutraliseren. Parken op daken, nieuwe bomen en planten in straten en op pleinen, elektrisch vervoer, schone, kunstmatige brandstof voor vrachtwagens, boten en vliegtuigen. De lijst van oplossingen is oneindig, maar wie neemt het initiatief om er serieus werk van te maken?

‘Er zijn zoveel regels waar iets aan moet voldoen voordat het in het water mag worden geplaatst’

‘De overheid werkt de transitie naar een duurzame samenleving eerder tegen dan dat ze meewerkt’, zegt Marjan Minnesma, directeur van Urgenda, Nederlands grootste en meest invloedrijke organisatie voor duurzaamheid en innovatie. ‘Door onze gasbel en door Shell zijn we erg op fossiele energie gericht. De lobby uit die hoek zorgt ervoor dat de overheid niet zo’n vaart maakt met duurzame oplossingen.’ In juni van dit jaar deed de rechtbank in Den Haag een historische uitspraak in een zaak die Urgenda had aangespannen tegen de Nederlandse staat over het terugbrengen van CO2-uitstoot. Ondanks de algemeen geaccepteerde noodzaak voor geïndustrialiseerde landen om voor 2020 de uitstoot met 25 tot 40 procent te reduceren, is het huidige beleid gericht op een vermindering van slechts 16 procent.

Urgenda bepleitte, gesteund door bijna negenhonderd mede-eisers, dat de staat verplicht is de gezondheid van zijn burgers te beschermen en dat de kosten en inspanningen om te komen tot een reductie van minimaal 25 procent niet onrealiseerbaar hoog zijn. De rechter stelde Urgenda in het gelijk. Een internationale primeur. Het is de eerste keer dat een staat door een uitspraak van de rechter wordt gedwongen meer werk te maken van het klimaat. De uitspraak opent de deuren voor vergelijkbare zaken in andere landen.

‘Een heel belangrijke stap’, zegt Minnesma. ‘En het is vanuit moreel oogpunt niet goed te verdedigen dat het kabinet-Rutte II tegen de uitspraak in beroep gaat. Het gaat om de gezondheid van de Nederlandse bevolking, over de toekomstige generaties die veel meer zullen lijden onder de schade die we al hebben aangebracht dan mensen zich realiseren. Onze kinderen zullen het al veel minder leuk krijgen.’

Nederland aarzelt, twijfelt, durft het niet aan het oude vertrouwde achter zich te laten en met volle overtuiging te kiezen voor een nieuwe weg. Wie gaat het betalen? Wat zijn de opbrengsten? Wat geven we op? Minnesma noemt als voorbeeld de draaibare kubussen van het Nederlandse bedrijf Cablean, met aan één zijde zonnepanelen en aan een andere kant kunstgras, die een voetbalveld kunnen transformeren tot een veld vol zonnepanelen. ‘Een geweldig concept, maar het ligt nog bijna nergens.’ Of Zytec uit het Zuid-Hollandse Vlaardingen dat energie besparende oplossingen ontwikkelt voor motor-aangedreven apparaten, van pompen tot airco’s. De CO2-uitstoot van de Europese industrie zou met de inbreng van Zytec kunnen verminderen met meer dan negentig miljard kilogram. Vergelijkbaar met de jaarlijkse uitstoot van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. ‘Maar ze komen niet binnen bij de grote bedrijven. De topman vindt het meestal nog wel leuk, maar daaronder zijn ze vooral bang voor hun baan.’

En dan is er de duurzame, ecologisch hoogstaande wijk Ecolonia in Alphen aan den Rijn, die al begin jaren negentig als experiment werd gebouwd. Minnesma: ‘Er kwamen hordes Japanners en Chinezen kijken omdat dit hét voorbeeld was van duurzaam bouwen.’ Dat was twintig jaar geleden. ‘Er is niets mee gedaan. We zijn goed in dingen één keer doen, een strik eromheen… maar het wordt nooit opgeschaald.’

Opschalen, een vreselijke term die toch de sleutel lijkt achter een succesvolle transitie. Want een moestuin op het dak of het buurtplein is leuk, net als een regenton in de tuin of een zonnepaneel op het dak, maar het zijn druppels op een gloeiende plaat. ‘Het is hoopgevend om te zien dat de twintigers en dertigers al heel anders naar de wereld kijken dan de veertigers van nu’, zegt Sanderine van Odijk, zittend achter een zelfgebouwde kantoortafel in een simpel gebouwtje tussen de sportvelden in Amsterdam-Noord, een gebied waar nu wordt gewerkt aan stadslandbouw. Het is het hoofdkantoor van Metabolic, een bureau dat werkt aan duurzaamheidsstrategieën voor grote bedrijven en innovaties op het gebied van de circulaire economie. Een bijzonder abstracte uitleg van heel basale en concrete zaken. Hoe zet je urine om in meststoffen? Hoe kan de keten van textiel gesloten worden? Hoe maak je circulariteit meetbaar?

Cruciale kwesties in de transitie naar een duurzaam systeem, of zoals Van Odijk het graag ziet: een circulaire economie. Maar het vergt een grote omslag in ons denken. Het voelt als een stap achteruit, naar een tijdperk waarin we onze handen nog letterlijk uit de mouwen moesten steken. ‘Maar we zullen echt moeten’, zegt Van Odijk. Op haar laptop laat ze een presentatie zien die ze vaak geeft over de staat van onze planeet en het toekomstperspectief als we onze levensstijl en ons beleid niet rigoureus veranderen. Overstromingen en droogtes, mislukte oogsten, massale migraties naar steden en de vruchtbare gebieden, uitstervende planten en dieren.

Elders op het terrein van de vooruitstrevende ondernemersenclave waar Metabolic deel van uitmaakt, wordt het stalen frame van een flinke koepeltent opgebouwd. Een handige tijdelijke plek als podium of voor kleine evenementen. Aan de andere kant van het gebouwtje staat een soort rijdende container die helemaal is volgeplakt met zonnepanelen. ‘Daarmee hebben we dit weekend een festival bijna volledig van elektriciteit voorzien’, zegt Van Odijk. Het is een van de innovaties waar Metabolic zich op richt om zo snel mogelijk impact te realiseren. Met het geld dat wordt verdiend, kan worden gewerkt aan nieuw onderzoek en experiment. Zoals de proeftuin voor een circulaire voedselketen honderd meter verderop, op een voormalig voetbalveld.

In de modder ligt een varken, tussen de bomen liggen twee vijftigers in een hangmat. De voormalige kantine is omgebouwd tot pannenkoekenrestaurant met een enorm getrapt terras, gemaakt van dikke onbewerkte plakken boomstam. Twee Segway-aangedreven bolderkarren leveren kinderen af, die aan de slag gaan met de pallets en hutten bouwen op het verwilderde stuk grasland. Ook hier staat het ijzeren frame van een grote koepel, die dienst zal doen als kas. Een oase van rust en groen te midden van de hedendaagse grootstedelijke dynamiek. Naast het aangrenzende handbalveld begint het talud van de ringweg A10. Achter een reusachtige glazen wand denderen vrachtwagens, bouwbusjes en tankwagens de Coentunnel uit.

‘Eco-efficiency is niet langer het domein van een paar idealisten, in de 21ste eeuw is ze noodzaak geworden. Steden die deze werkelijkheid niet onder ogen zien, lopen het risico hun functioneren en economie op het spel te zetten.’ Een citaat van Maarten Hajer, scheidend directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, in zijn essay Slimme steden zijn lerende steden uit 2014. Als een van de weinige Nederlanders op een prominente positie wijst Hajer al jaren op de noodzaak om serieus werk te maken van innovatieve stedelijke planning, gebaseerd op slimme technologieën die steden veiliger, schoner en efficiënter maken. ‘De twintigste-eeuwse steden draaien op fossiele energie die de opwarming van de aarde veroorzaakt, ze onttrekken te veel drinkwater aan de bodem, doen niets aan de herwinning van afvalwater en voedingsstoffen en hopen het afval op stortterreinen op.’

Tegenover de droomfabriek van Daan Roosegaarde werd twee jaar geleden het Dakpark Rotterdam geopend. Een oud railemplacement in het Merwe-Vierhavengebied dat werd omgebouwd tot winkelcentrum met daar bovenop een uitgestrekt park, met waterval, buurttuin en speeltuin. Naast Studio Roosegaarde ligt de Voedseltuin van de Voedselbank, waar wordt gewerkt volgens de ideeën van de permacultuur. Slim verbouwen, met aandacht voor zowel bodem en natuur als voor de menselijke voedselbehoefte. Iets verderop ligt het knusse terrein van Uit Je Eigen Stad, een stadslandbouwbedrijf met eigen café en restaurant.

Enkele kilometers naar het noorden, aan de andere kant van het Centraal Station, werd eind 2013 het eerste waterplein van Nederland opgeleverd, naar ontwerp van De Urbanisten. Bij de opening liet het pr-apparaat van de gemeente niet na te vermelden dat het Benthemplein het grootste waterplein van Europa is. ‘Dat was heel mooi’, zegt Florian Boer, samen met Dirk van Peijpe oprichter van De Urbanisten. ‘Maar het succes heeft er niet voor gezorgd dat het nu makkelijker is om dit soort vernieuwende, duurzame ideeën gerealiseerd te krijgen.’ Er wordt in Nederland vooralsnog veel gestudeerd en weinig gebouwd, zo vat hij de situatie samen.

‘Toekomstige generaties zullen veel meer lijden onder de schade die we al hebben aangebracht dan mensen zich realiseren’

Op de website van het bureau voor stedenbouw en landschapsarchitectuur staat het ene na het andere concept of ontwerp voor een meer groene, gezonde stad. Technisch allemaal prima haalbaar, maar krijg alle betrokken partijen maar eens aan tafel en de neuzen dezelfde kant op. Neem het Benthemplein. Bij vernieuwend en grensoverschrijdend werken is er de angst dat het ten koste gaat van efficiëntie en geld. Bij de aanleg van het Benthemplein moest er bovendien het een en ander worden afgestemd tussen de mannen van het ondergrondse leidingwerk, de mensen van de buitenruimte en die van de constructie. ‘Normaal gesproken leggen de mannen van de leidingen de tegeltjes weer netjes terug als ze klaar zijn, maar dat was hier niet de bedoeling’, zegt Boer. En voor de afdeling die verantwoordelijk was voor de constructie onder het plein was het nogal wennen dat ze deel uitmaakten van een geïntegreerd project in plaats van een losse entiteit, zoals een brug.

Vergelijkbare praktische bezwaren belemmeren Boer en Van Peijpe vooralsnog bij het realiseren van hun nieuwste project, Rotterdam Roofscapes, waar ze nu met ziel en zaligheid aan werken. Op verzoek van de gemeente onderzochten ze de mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik van de 14,5 vierkante kilometer platte daken in Rotterdam. Ze kwamen uit bij vier categorieën: groene daken met beplanting die water opvangen en de lucht zuiveren en verkoelen; daken die worden voorzien van zonnepanelen; daken die speciaal worden ingericht als waterberging, en daken die kunnen worden gebruikt voor recreatieve doeleinden. ‘De gemeente wil op zich wel investeren’, legt Boer uit. ‘Bij overheidsgebouwen is het daarom ook wel te doen. Maar het wordt lastig als het gebouw van een andere eigenaar is.’ Is er garantie dat de eigenaar zich aan de afspraken houdt? Wat gebeurt er als het gebouw van eigenaar verandert? Dan is het weggegooid geld. Een risico dat de overheid liever uit de weg gaat. ‘Maar je moet wel’, zegt Boer. ‘De huidige vraagstukken zijn te complex om binnen de bestaande gescheiden sectorale werkwijze op te lossen.’

Was het lange tijd de overheid die regisseerde, het bedrijfsleven dat geld verdiende en de burger die het onderging, nu ontstaat er een nieuw rollenspel. Burgers hebben steeds meer beschikking over de kennis, de techniek en de middelen om op individuele schaal of zelfs op straat- of buurtniveau te innoveren in de vorm van zelfvoorzienende huizen, een eigen waterhuishouding of natuurlijke afvalverwerking en energieopwekking. Grote bedrijven zoeken naar een balans tussen geld verdienen op de korte termijn en een duurzame strategie die winst zal opleveren op de lange termijn. En de overheid moet een nieuwe positie vinden in het veranderende krachtenspel. Niet langer als regisseur, maar faciliterend.

In Amsterdam lanceerde de lokale afdeling van d66 onlangs een campagne tegen belemmerende regels bij duurzame initiatieven. Initiatiefnemer en gemeenteraadslid Marijn Bosman stelde samen met de bezoekers van de site viezeregels.nl een top-tien samen van de meest hinderlijke juridische obstakels. Van regels die het bijzonder onaantrekkelijk maken om als particulier collectief energie op te wekken tot de kosten en de papierwinkel die komen kijken bij het isoleren van een monumentaal pand.

Een bemoedigend initiatief in een stad waar de energiecentrales genoeg restwarmte produceren om alle woningen in de stad te verwarmen. Warmte die nu wordt gedumpt in het oppervlaktewater en schade berokkent aan het plaatselijke klimaat. De restwarmte uit de Rotterdamse energiecentrales zou zelfs alle woningen in de gehele Randstad van warmte kunnen voorzien. ‘In Amsterdam wordt langzaam een nieuw warmtenet uitgerold’, zegt Jeroen Atteveld, ontwerper en samen met Dingeman Deijs initiatiefnemer van Warmsterdam, een project om het gebruik van restwarmte te versnellen en vooral ook zichtbaar te maken. Een hittestrip op de Wibautstraat, met tropische vissen en planten en verwarmd straatmeubilair. Of een grote warmtebuffer op het Haarlemmerplein, vergelijkbaar met de oude watertorens, met daarin een badhuis. ‘Door het zichtbaar te maken, creëer je bewustzijn en draagvlak. We hebben in het huidige tijdperk de neiging om technologische vernieuwingen onzichtbaar te maken.’

Een jaar geleden benoemde de Metropool Regio Amsterdam oud-minister Jacqueline Cramer tot ambassadeur circulaire economie. Een functie die ze bekleedt vanuit haar positie als hoogleraar duurzaam innoveren aan de Universiteit Utrecht, met als belangrijkste opdracht het verbinden van kennis, initiatieven en partijen en het opstellen van concrete uitvoeringsprogramma’s om inderdaad te komen tot een meer duurzame economie in de regio.

‘We bevinden ons momenteel in het hart van een extreem complexe transitie’, zegt ze. Onvergelijkbaar met de jaren zeventig, de eerste jaren van het milieubeleid in Nederland. ‘In die periode ging het simpelweg om wetgeving, nu gaat het om een nieuw samenspel van overheid, bedrijfsleven en burgers. Als er één niet meedoet, gaat het spel niet door.’ Ondanks de traagheid van de vooruitgang die ze de afgelopen veertig jaar heeft ondervonden blijft ze optimistisch. ‘Er is geen bedrijf meer dat niets doet aan duurzaamheid.’ Dat het allemaal sneller zou kunnen is evident, zegt ze. ‘Maar ik heb door schade en schande moeten constateren dat dit soort grote processen langzaam gaat.’

Gepassioneerd vertelt Cramer over haar werk op het gebied van grondstoffen: ‘Je kunt veel meer doen dan de vanzelfsprekende dingen als recyclen. We willen naar een hoogwaardige kringloop, dus ook opknappen en hergebruik van producten. En er liggen veel mogelijkheden om biomassa en andere afvalstromen veel hoogwaardiger te verwerken.’ Maar dan moet er eerst voor worden gezorgd dat afval beter wordt gescheiden en slimmer wordt opgehaald. Een duidelijke taak voor de gemeenten in de Metropoolregio en dus ook Amsterdam, dat niet goed was in de gescheiden inzameling. Cramer: ‘Ze zaten op ongeveer 15 procent hergebruik, inmiddels is dat gestegen naar 22. De ambitie is 65 procent in 2020.’

Gemeenten zouden in haar ogen ook de eerste moeten zijn die een aanzienlijke stap zetten naar toepassing van recyclebaar materiaal. Van printpapier en koffiebekers tot alternatieven voor de plastic omkasting van beeldschermen en andere elektronica. ‘Als alles wat de gemeente inkoopt voor twintig procent recyclebaar moet zijn, stimuleer je ondernemers om hier oplossingen voor te verzinnen. Producten worden pas ontwikkeld als er afnemers zijn’, aldus Cramer. In dit geval zou een gemeente producenten van duurzame producten stimuleren door op te treden als afnemer. En dan zijn er nog de gesprekken die ze voert over vervezeling: oude kleren, dekens, stoffering en andere stukken textiel die worden teruggebracht tot losse vezels en van daaruit weer kunnen worden gebruikt voor nieuwe producten. Een sector waar Almere kansen ziet, omdat het zou kunnen leiden tot een economisch cluster van textielproductie.

Maar ook dit begint bij het beter scheiden van afval en een beter ophaalsysteem, en dat kost geld. Terwijl de gemeente het graag zo goedkoop mogelijk doet. ‘We moeten nu kijken hoe we duurzaamheid economisch aantrekkelijk kunnen maken’, zegt Cramer.

Of we moeten kijken wat de werkelijke kosten zijn van de vernielingen die het oude systeem iedere dag aanricht. Coca-Cola werd vorig jaar gedwongen een fabriek bij de Indiase stad Varanasi te sluiten omdat het geen beschikking meer kreeg over grondwater, een onmisbare grondstof bij het produceren van cola en andere frisdranken. Volgens de plaatselijke milieu-autoriteiten verbruikte het bedrijf te veel grondwater, een toch al schaars goed in de regio. In 2004 werd een andere Coca-Cola-fabriek in India om dezelfde reden gesloten.

‘Als er echt een handtekening moet worden gezet, worden mensen angstig. Waar tekenen we voor?’

‘In ons huidige economische model houden we geen rekening met de schade die we toebrengen aan onze omgeving’, zegt Sanderine van Odijk van Metabolic. ‘Er wordt geen waarde toegedicht aan externaliteiten zoals schone lucht, drinkwater, een gezonde bodem om voedsel te verbouwen.’ Terwijl ze onmisbaar zijn voor ons voortbestaan, voor alles wat we doen en maken, en dus bijzonder kostbaar. Daar komt bij dat natuurlijke processen veel goedkoper zijn dan veel kunstmatige ingrepen.

Zelf was Van Odijk actief betrokken bij de ontwikkeling van De Ceuvel, een café en broedplaats voor sociale en creatieve ondernemers in Buiksloterham, een nieuwe stadswijk in ontwikkeling in Amsterdam-Noord. Op De Ceuvel wordt volledig gewerkt volgens het circulaire principe en het is uitgegroeid tot een ware hotspot in Amsterdam. Eten en drinken in het café worden duurzaam geproduceerd, keukenafval wordt binnenkort omgezet in gas en uit urine wordt fosfaat herwonnen voor de kas op het dak van het gebouw dat is opgebouwd uit hergebruikte materialen. Naast het café ligt een creatieve broedplaats van oude woonboten, waar afvalwater individueel wordt gezuiverd, regenwater collectief wordt verzameld en gezuiverd en waar de zwaar verontreinigde grond wordt gezuiverd door een bonte maar zeer overwogen collectie van bloemen en planten. Een proeftuin voor ondernemers als Van Odijk, maar ook voor grote partijen als Waternet.

Als het aan Van Odijk ligt is dit een voorbeeld voor heel Buiksloterham, een nieuwe stadswijk in aanbouw op een oud bedrijventerrein, die als gevolg van de crisis op organische wijze tot stand komt. Geen vaststaand plan, maar stapje voor stapje. In maart van dit jaar tekenden twintig betrokken partijen het manifest Circulair Buiksloterham, een intentieverklaring om te werken aan een circulaire wijk met nieuwe vormen van eigenaarschap, mobiliteit, energie, voedselproductie- en verwerking, waterzuivering en meer. Een aardige stap in de richting, maar in zijn uiteindelijke vorm ook vooral een compromis, zegt Van Odijk. ‘Als er echt een handtekening moet worden gezet, worden mensen angstig. Waar tekenen we voor? Wat gaat het ons kosten en wat levert het op? Het is allemaal nieuw en dat brengt risico’s mee.’ Vooral de gemeente aarzelt meer dan ze had gehoopt. ‘Om dit project te doen slagen zullen ze een voortrekkersrol moeten nemen. Regelgeving aanpassen, strenge eisen en selectie hanteren bij het uitgeven van kavels.’ Als de gemeente niet eist dat bouwende partijen in het gebied zich committeren aan de uitgangspunten van het manifest gaat het feest niet door. En die eis vraagt om uitzonderingen op de regels.

Hoe ga je daar als overheid of als individuele ambtenaar mee om? Een lastige situatie, weet Jacqueline Cramer uit ervaring. Tijdens haar ministerschap werd het afvalmanagement op het departement ‘goed opgepakt’. Totdat het serieuze werk begon. ‘Wie heeft de regie? Wat is de rol van de overheid? Wat moeten we wel doen en wat niet? Dat is een heel moeilijke omschakeling’, aldus Cramer. De dubbelzinnige boodschappen van boven helpen ook niet mee. Rotterdam profileert zich als duurzame stad en zegt de haven te willen transformeren tot de meest duurzame haven van Europa of zelfs de wereld, maar heeft geen concrete plannen om te stoppen met de distributie van kolen, olie en gas. Amsterdam maakt reclame met de ambitie om een slimme en duurzame stad te worden, maar laat de kolenhaven, een van de grootste van Europa, nog altijd groeien.

‘Het draait nog altijd om groei’, zegt Marjan Minnesma. ‘Maar je moet je afvragen of je wilt groeien ten koste van volgende generaties. Het is een morele vraag die mensen niet durven te stellen. Dat vinden ze eng.’

Dat het sneller kan dan in Nederland gebeurt, blijkt uit de grote hoeveelheid projecten in Europa en ver daar buiten. Zoals vertical farming in een gigantische glazen bol in de Zweedse stad Linköping, waar op grote schaal gewassen worden verbouwd om de stad van voedsel te voorzien; de nieuwe stadswijk Hafencity in het oude havengebied van Hamburg, waar serieus werk is gemaakt van onder andere duurzame energiehuishouding; Masdar, de volledig klimaatneutrale woestijnstad in aanbouw bij Abu Dhabi; het Japanse home energy system, waarbij apparaten, de elektrische auto en verschillende natuurlijke energiebronnen volledig met elkaar zijn geïntegreerd, een van de oplossingen die zijn ontwikkeld om de afhankelijkheid van kernenergie af te bouwen.

In Nederland moeten we het vooralsnog vooral hebben van de bottom-up-initiatieven. Een wereld waar het wel degelijk bruist, waar genoeg energie aanwezig is om veranderingen teweeg te brengen. ‘En dat zou genoeg zijn als we geen tijdnood hebben’, zegt Minnesma. ‘Maar we hebben de overheid nodig. Er moet eindelijk eens durf worden getoond.’

‘Er kan zo veel, maar we doen zo weinig’, zegt Daan Roosegaarde in zijn Rotterdamse studio. Hij vertelt over de ontdekkingen die hij deed tijdens researchwerk voor de Smart Highway. In het archief van bouwbedrijf Heijmans, waarmee hij de duurzame snelweg ontwikkelt, vond hij drie vergelijkbare concepten. ‘Ze hadden het idee dus al veel langer, maar durfden het niet aan.’ Dat Heijmans nu wél durft geeft aan dat verandering in de lucht hangt. Al gaat het langzaam. Roosegaarde: ‘Bij ieder idee of concept hoor je altijd eerst jarenlang “dat kan niet” en “dat mag niet”.’ Met zijn Smog Free Tower was het niet anders. Geen mens zag heil in zijn project. Nu, vijf jaar later, wil iedereen de toren hebben. Na zijn debuut in Rotterdam zal het bouwwerk een wereldtournee maken, onder meer langs Beijing, Parijs en Teheran. ‘Nu vragen ze allemaal: waarom bestond dit niet veel eerder?’ zegt Roosegaarde.

Het is een kwestie van geduld hebben, volhouden, blijven duwen en uitdagen. Niet alleen door Roosegaarde, maar door een almaar groeiende groep ontwerpers, pioniers en techneuten. Een weg terug is er niet meer, denkt ook Roosegaarde: ‘De oude wereld crasht. We kunnen niet meer terug, ook al zouden we willen. Ik probeer het leiderschap af te dwingen dat nodig is om de transitie mogelijk te maken.’


In de serie ‘Vinex Voorbij’ blikt Floor Milikowski terug op 25 jaar Vinex en kijkt ze vooruit naar de grote ruimtelijke opgaven waar ons land in de komende jaren voor gesteld staat. In gesprek met denkers, ontwerpers en bestuurders zoekt zij naar een antwoord op de vraag: hoe geven we de toekomst van Nederland vorm?

Vinex Voorbij #4: Steden van de toekomst

Met onder anderen Jacqueline Cramer (hoogleraar duurzaam innoveren) en ontwerper Dirk van Peijpe (De Urbanisten).

Gespreksleiding: Susanne Heering en Floor Milikowski. Pakhuis de Zwijger, Amsterdam, donderdag 24 september, 20.00-22.00 uur. Toegang gratis. Aanmelden via dezwijger.nl


Beeld: (1) Het Dakpark in Rotterdam is het grootste in Europa, twaalfhonderd meter lang en gebouwd op negen meter hoogte. Foto Marco Zwinkels / HH; (2) Tieme Haddeman van Urban Green met zijn prototype voor een toekomstig drijvend park van 16,5 bij 16,5 meter in de Nieuwe Maas in Rotterdam. Foto Jan de Groen / HH; (3) Rotterdam, Benthemplein, het eerste grootschalige waterplein, David Rozing / HH.