EEN ZWANGERE leeuwin sleept zich door de savanne met een gebroken poot. Af en toe probeert ze erop te staan, maar ze zakt er steeds opnieuw doorheen. Geduldig wordt ze intussen gevolgd door een roedel hyena’s. ‘De hyena’s vallen de leeuwin niet aan omdat ze nog te sterk is, maar hun tijd komt nog wel’, zegt de alwetende verteller veelbetekenend. ‘Want de nachten in de wildernis zijn lang.’

Het lukt de leeuwin nog om haar welpje te werpen, maar de kracht om zowel zichzelf als haar jong te beschermen heeft ze niet meer, dus ze laat het in de steek. Gebroken en wanhopig strompelt ze het struikgewas in, het welpje piepend achterlatend, een makkelijke prooi voor de hyena’s.

Gelukkig komt er juist op tijd een vrouwtjespanter langslopen, die in het welpje iets herkent. Een zucht van opluchting gaat door de huiskamer. De panter likt het arme leeuwtje schoon, maar ontdekt de vergissing en bijt het diertje even later toch dood. Ook de leeuwin met de gebroken poot wordt na een paar dagen door de hyena’s verscheurd.

HET DRAMATISCHE verhaal van de zwangere leeuwin was te zien in National Geographic Television op de NBC. Die serie behoort tot de meest wonderlijke en wrede programma’s die op de televisie te zien zijn. Natuurfilms laten zich bekijken als snuff-movies, de illegale videobanden waarop beelden van echte moorden te zien zijn. Het wordt niet als ongepast ervaren om dierengeweld te tonen. Zolang er geen mensen in beeld zijn, wordt alles mooigepraat. Iedereen vervloekt de laffe hyena’s van de Afrikaanse savanne. Maar wat zegt de commentator? ‘Hyena’s zijn onmisbare opruimers van de savanne. Er is geen plaats voor medelijden.’ Alsof God zelf aan het woord is. ‘Want het leven van het individu is van net zoveel belang als een blad aan een boom.’

Op prime time BBC-televisie (A Wildlife Special, woensdag) zien we hoe een panter een gazelle wreed bij de nekt grijpt en bloederig dood bijt, en we horen David Attenborough zich uitputten in eufemismen: ‘De panter is een speelse moordenaar, wiens liefhebbende omarming het hart van de antilope in tweeën scheurt.’

Niet alleen interdierlijk geweld wordt getolereerd, ook op animale seksualiteit rust, om welke reden ook, geen taboe. Zelfs bij de Evangelische Omroep kan men copulerende dieren aantreffen, en alsof dat al niet genoeg is, krijg je ook het beschamende ritueel te zien dat aan de liefdesdaad voorafgaat. Voordat er zaken gedaan kunnen worden, dient het bronstige mannetje immers concurrerende seksegenoten van zich af te schudden. Dit gaat gepaard met ontaard gedrag, dat soms baltsen wordt genoemd. Als dat eindelijk achter de rug is moet een vrouwtjesdier niet zelden met dwang worden overwonnen.

IN DE BOEIENDE serie The Land of the Tiger, iedere maandagavond op de BBC, was te zien hoe een zeldzaam wild ezelmannetje tot bloedens toe een gevecht aanging met een andere mannetjesezel. Toen deze strijd was gewonnen, moest hij een vrouwtje zien te veroveren. Hij rende lange tijd achter een ezelmerrie aan. Tijdens zijn achtervolging werd hij meerdere malen hard in zijn bek getrapt. Met volle kracht slingerde de toekomstige moeder van zijn kinderen haar achterpoten tegen zijn lange kin. Het was onaangenaam om naar te kijken, want het deed veel pijn, dat kon je zo zien. En het arme dier had al een paar gemene tikken te incasseren gehad die dag. Maar de ezel gaf niet op, en uiteindelijk gaf het vrouwtje zich gewonnen, waarna hij een enorme paardelul bij haar naar binnen schoof, terwijl een tiental andere woestijnezels nieuwsgierig toekeek.

Het is allemaal te gênant voor woorden. De geschiedenis had meer weg van een gangbang-scène in een harde pornofilm dan van een idyllisch pastoraal tafereel. Toch worden de beelden vertoond in een sfeer van: wat is de natuur toch fascinerend! En hoe mooi dat het al duizenden jaren lang hetzelfde gaat. Bij de aanblik van copulerende maraboes, in weer een ander docudrama, krijgen we zelfs aanzwellende vioolmuziek te horen en experimentele poëzie. Er wordt gesproken van ‘een zachtaardige compositie van strelingen en gekreun’. En als pa maraboe klaarkomt, wordt ‘de choreografie vergezeld door het geluid van de ontwakende vlakte’.

COMMENTAAR bij natuurfilms - het is een verhaal op zich. Er zijn geen regels. Alles is geoorloofd, zolang er maar geluid wordt gemaakt. Soms kan je net zo goed baarmoedergeluiden laten horen. Als je een springhaas kritisch naar een blaadje ziet kijken, om het daarna te verorberen, zegt de commentator: ‘Springhazen zijn kieskeurige eters.’ En als je een muis wanhopig met nootjes heen en weer ziet rennen, vertelt iemand: ‘Renmuizen zijn dwangmatige verzamelaars, en gelijk hebben ze.’ Het leven van watervogels wordt, en passant, in een enkele zin samengevat: ‘De dwergeenden wagen zich af en toe op het droge, maar meestal dobberen ze op het meer.’ En je moet vooral niet denken dat dieren ‘maar wat doen’. De commentator weet namelijk aan de meest banale handelingen een bijzondere lading te geven.
Alles blijkt inhoud te hebben in de natuur. Als een nijlpaard voor pampus in de zon ligt, is hij niet lui maar ‘bezig energie op te laden’. Ook als ze vechten doen ze dit niet uit verveling, want ‘het geduw en gestoei versterkt de onderlinge band in de groep’. Werkelijk alles wordt in een ander licht geplaatst: ‘Neushoorns sproeien de urine niet in het rond maar laten het wegvloeien tussen de poten.’

De meeste natuurfilms beperken zich helaas niet tot het leveren van dergelijk onschuldig commentaar. Zelden kan men de verleiding weerstaan om aan het einde van de documentaire een moraal aan de kijker mee te geven, zoals in een bijbelverhaal of een sprookje. Vooral natuurfilms uit Amerika hebben overeenkomsten met een kerkpreek. Een mislukte preek wel te verstaan, want waar in een redevoering, reclameboodschap of propaganda wordt geprobeerd verstand en gevoel op één lijn te brengen, zoals in het beeld van een huilend derdewereldkindje met gironummer, daar lijkt men in natuurfilms het gevoel tegenover het verstand te willen plaatsen.

Zo was er een paar weken geleden bij de publieke omroep een documentaire over de gieren van de Nieuwe Wereld. Smerige aaseters zijn het. Ze leven op afvalplaatsen en schijten op hun eigen poten om zichzelf koel te houden. De vogels ruiken lijken van grote afstand, maar zijn ook niet te beroerd om pasgeboren kalfjes te vermoorden, waarbij ze eerst de ogen en de anus eruit pikken. Massaal bezoeken ze de broedplaatsen van de beschermde en zeldzame zeeschildpad om daar de eieren op te eten of de jonge schildpadjes uit elkaar te trekken. ‘Afmaken die gieren’, is de gedachte die onwillekeurig door je hoofd speelt. Maar wat is de boodschap: ‘Gieren zijn de vuilnismannen van de natuur, en geweldige vliegers.’
Er lijkt in natuurfilms een neiging te bestaan om het gedrag van vieze, gevaarlijke en enge dieren goed te praten. Meestal gaat dit volgens een vast patroon. Eerst is er een opsomming van narigheden. Hoe scherp de kaken van een roofmier wel niet zijn, hoe snel het gif van een koffervis op je centrale zenuwstelsel inwerkt, en hoe hoog de kaakdruk van een veelvraat is. Vervolgens wordt begonnen aan een wanhopige poging om duidelijk te maken dat de mens weinig te vrezen heeft van deze griezels en dat deze dieren van essentieel belang zijn voor een onbevattelijk ecosysteem.

NIET LANG GELEDEN was er een ‘sharkweek’ op Discovery Channel. Dagenlang kon je kijken naar de hamerkophaai, de rifhaai, de tijgerhaai en de vriendelijke reuzenhaai, ‘die zo groot is als een autobus, en plankton eet’. Maar de meeste tijd werd uitgetrokken voor de grote witte haai. ‘Een deeltje bloed op een miljoen deeltjes water kan hij al ruiken, en de geur van bloed maakt hem wild en meedogenloos. Hij speurt de omgeving af op het geluid van een dolfijn in nood. (Het lijkt erop dat dolfijnen altijd vrolijk zijn, maar dat komt door de vorm van hun bek, die ze niet kunnen veranderen.) Met zijn neus vangt de haai de elektrische signalen op van een snel kloppend hart. De tanden zijn zo scherp en de kaken zo krachtig dat hij zelfs met gemak een stuk uit een zeeschildpad bijt. Om niet verblind te raken door rondvliegende stukjes orgaanvlees heeft de haai speciale membranen, die zijn ogen beschermen tijdens het verscheuren van een prooi. De meeste slachtoffers zullen de haai gelukkig nooit zien, want hij valt van onderen aan. Eerst bijt hij een stuk uit je weg, en dan laat hij je langzaam doodbloeden, om tenslotte het karwei af te maken.’

Het is prima materiaal om mensen ervan te overtuigen dat de witte haai voor eens en altijd van deze planeet verwijderd dient te worden. Op naar een betere wereld! De eindconclusie van de documentaire is echter dat haaien banger zijn voor mensen dan andersom, en dat ‘de angst voor haaien voortkomt uit onwetendheid’. Want het zijn eigenlijk helemaal geen griezelige vissen, maar ‘zwemmende computers, vanwege hun buitengewone zintuigen’, die een belangrijke taak vervullen in het ecosysteem van de wereldoceaan, doordat ze ‘zwakke pakketjes eiwit’ opeten. De beenvissen scheppen in de wereldoceaan een boeddhistisch evenwicht, zodat er gelatineuze wonderwezens rond kunnen drijven in de eeuwigheid van de diepzee.

HET IS EEN ALGEMEEN beeld in de natuurfilm: dieren zijn eigenlijk niet gevaarlijk en ze doen nooit iets verkeerd. De mens daarentegen is een boeman. Mensen stelen koraal, maken dingen radioactief, bouwen waterkrachtcentrales en gooien grote lappen plastic in het water. Ze vernietigen stukjes van een prachtige puzzel, waarin ieder deeltje onvervangbaar is.

Een uitzondering wordt steevast gemaakt voor de natuurmens (‘De mannen snijden magische poppen, die de boze geesten tevreden zouden moeten stellen’). Maar verder lijkt het wel of natuurfilms worden gemaakt door het dierenministerie van Propaganda, die van beesten en natuurmensen een soort superwezens maakt, en die de mens afschildert als één grote geheime samenzwering tegen de Goede Zaak.

Het lijkt erop dat makers van natuurfilms te kampen hebben met het volgende probleem. Als je de mens op één lijn zet met de dieren (‘het recht van de sterkste bla bla’), kom je snel bij enge ideologieën uit. Daarom houdt men vol dat in de wereld van de dieren andere wetten gelden dan in de wereld van de mensen. Maar is het niet raadzamer ook gewoon eens te laten zien dat er in ieder dier een mens schuilt, dat er onder nijlpaarden ook gewoon luie etters bestaan, en dat er in iedere muis een Jozef Stalin schuilt?