Een tijdje geleden ging het om het woord ‘vertrouwen’.

De banken waren niet meer te vertrouwen, dus was er een vertrouwenscrisis in de financiële wereld, er waren corrupte landen als Griekenland, dus die waren ook niet te vertrouwen, er waren woningbouwcoöperaties die iets met derivaten deden zodat zij miljardair werden, dus die waren totaal niet te vertrouwen, en dan waren er nog enkele politici, wat rechters en andere gezagsdragers die ons vertrouwen hadden beschaamd.

Het afgelopen decennium moest het vertrouwen hervonden worden.

Nu is er een ander begrip dat snel in opkomst is.

Rechtvaardigheid.

Mocht er toch sprake zijn van een hiërarchie, dan vermoed ik dat rechtvaardigheid een begrip als vertrouwen schraagt.

Het lijkt of men ‘rechtvaardigheid’ opnieuw wil definiëren.

Je zou het woord moeten opzoeken in het woordenboek (‘de overeenstemming met bepaalde ethische beginselen’) maar daar kom je er natuurlijk niet mee. Want met welke ethische beginselen moet men in overeenstemming zijn?

Maar laat ik eerst een voorbeeld geven van wat ik bedoel.

De crisis schijnt voorbij te zijn, maar er zijn nog problemen. Bijvoorbeeld: hoe komen we aan geld om de zorgkosten op peil te houden? Voor de rijken is dat geen probleem, voor de armen wel. Dus halen we dat bij de rijken, dat is rechtvaardig, want, zoals we allen sinds Marx hebben geleerd: de rijken worden rijker, de armen armer.

Nu is daar in het verleden van alles tegenin gebracht, maar men heeft thans bedacht dat er daarom geschermd moet worden met het begrip rechtvaardigheid. Ben jij rijk gemaakt door je ouders, hebben die geld aan je nagelaten, dan is het volgens sommigen rechtvaardig om dat geld voor een deel af te pakken en aan de overheid te geven. Het is niet ethisch dat jij leeft van geld waarvoor je niets hebt gedaan. Er moet dus ook belasting op vermogen komen.

Zoals vaak: wat zij rechtvaardig vinden, vind ik dan weer onrechtvaardig.

Ik vergelijk het met de aankoop van schilderijen. Stel, ik zie een mooi schilderij en dat koop ik. Na dertig jaar is de schilder wereldberoemd en het schilderij miljoenen waard. Na veertig jaar ben ik dood en krijgt mijn dochter het schilderij. Iedereen ziet dan toch meteen dat het onrechtvaardig is als mijn dochter dat schilderij verplicht aan het museum zou moeten geven? Dat schilderij was Mijn! En niet van overheid Dijn!

Geld mag een artificieel goedje zijn, maar heb je er te veel van, of wil je iets voor je nageslacht wegleggen, dan mag dat niet

Met geld, beweert men, is dat anders.

Het zou onethisch zijn als geld ooit volkomen Mijn wordt. Het mag een artificieel goedje zijn waarmee je bij leven eten en drinken kunt kopen, maar heb je er te veel van, of wil je iets voor je nageslacht wegleggen, dan mag dat niet.

Het lukt mij niet dat rechtvaardig te vinden.

Dit heeft er wellicht mee te maken dat ik in het geheim iedere vorm van belasting onrechtvaardig vind, omdat ik het rechtvaardigheidsbeginsel ervan niet helemaal begrijp.

Inkomstenbelasting bijvoorbeeld: ik werk, krijg inkomen, moet daarvan wat aan de staat afdragen zodat die er mooie dingen mee kan doen. Wat die mooie dingen zijn wordt bepaald door mensen die ik nooit heb gekozen.

Waarom kan ik zelf die mooie dingen niet doen?

Is die vraag naïef?

Ja! Waar komen dan die mooie snelwegen van?

De kost gaat voor de baat uit, dus ik bouw met mijn geld die weg wel, en hef tol.

‘Dat is toch ook een soort belasting?’

‘Nee, ik heb een weg gemaakt en u betaalt mij voor het gebruik, zoals een bakker geld krijgt voor het brood dat u van hem koopt.’

Nu schijnt dit uit te lopen op marktwerking en dat is, hoor ik steeds, nog een onrechtvaardiger kwaad, en ook dat begrijp ik niet.

Ik wil heel graag rechtvaardig zijn. Ik wil ook dat het de ander goed gaat.

Maar er zijn verschillen. Mooi. Ik vertrouw op de verschillen.