Bamako – Samen op de poster: Recep Tayyip Erdogan en zijn Malinese collega Ibrahim Boubacar Keïta: ‘Voor investeringen in Mali’. Op elke lichtmast hingen ze, langs de weg van het vliegveld Modibo Keita, genoemd naar Mali’s eerste president, naar Koulouba, het presidentiële paleis op een heuvel hoog boven hoofdstad Bamako. Of er van die investeringen veel komt valt te bezien. Noord- en Midden-Mali hebben last van aanvallen door gewapende bendes. Bovendien houdt het land dit jaar presidentsverkiezingen, die turbulent zullen zijn.

Business is slechts één reden, zij het een belangrijke, voor Turkije’s Afrika-offensief, nu bijna vijftien jaar oud. Was de handel tussen Afrika en Turkije aan het begin van deze eeuw nog geen honderd miljoen dollar waard, inmiddels is dat bijna tweehonderd keer zoveel. Turkije verkoopt bouwmaterialen, consumptiegoederen, wapens en textiel aan Afrika en het neemt grondstoffen in, katoen bijvoorbeeld, uit Mali. Niemand vliegt op meer Afrikaanse bestemmingen dan Turkish Airlines en omdat Istanbul gerieflijk buiten de Schengenzone ligt, groeit het aantal Afrikaanse bezoekers gestaag – inmiddels bijna een miljoen per jaar. In de VN kan Turkije rekenen op brede Afrikaanse steun, zoals in december vorig jaar, toen de nieuwste stunt van de Amerikaanse president Donald Trump (de erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël) moest worden veroordeeld.

Nieuwste motief: Erdogans vete met zijn voormalige wapenbroeder Fethullah Gülen. Voordat de twee in 2013 slaande ruzie kregen over een corruptiezaak, zette Gülens Hizmet-beweging een kleine honderd scholen op, van Maputo tot Dakar. Onderdeel van de Turkse soft power-strategie. Met succes: de groeiende Afrikaanse middenklasse was blij met het goede en betaalbare onderwijs dat ze leverden. Maar nu moeten alle Gülen-scholen dicht, anders komt de baas niet. Erdogan neemt veel zakenlui mee in zijn gevolg; het Turkse midden- en kleinbedrijf (vooral in de bouw) profiteert van de Afrika-connectie en is toegewijd aanhanger van de regerende AK-partij.

Erdogans boodschap wordt goed verstaan. Guinee, Niger, Gabon en nog een paar landen hebben geen Gülen-scholen meer. In Senegal en Mali sloten politie en ordetroepen een half jaar geleden alle Gülen-scholen en zetten zo’n zevenduizend leerlingen op straat, tot woede van hun ouders. Zij hebben nul belangstelling voor de interne Turkse politiek en willen dat hun kinderen weer onderwijs krijgen. Dat kan: onder de organisatie Maarif, die direct wordt aangestuurd door het Turkse ministerie van Onderwijs. Zo haalt Erdogan ook in Afrika zijn gelijk.