© AVROTROS

Het dramaseizoen van de publieke omroep zette fors in met een dubbelaflevering van de achtdelige misdaadserie Grenslanders (AVROTROS en VRT Eén). Regie: Erik de Bruyn, man van verdiensten sinds zijn eersteling Wilde mossels, en dat valt te zien. Een stuurloos dobberend zeiljachtje in de nevel, in een omgeving die door Vestdijk ooit werd aangeduid met halflandelijkheid (daar waar natuur en industrie, in dit geval ook zware scheepvaart, elkaar raken). Intrigerend, geheimzinnig, esthetisch en lelijk in- en dooreen. Zoals het landschap in brede zin een fraaie rol blijft spelen.

Even dacht ik: Eemsgebied. Dat krijg je ervan als je door beroepsdeformatie associeert met andere series, in dit geval Hollands Hoop, dat daar dichtbij in Groninger vlakten speelt. Nou blijkt Grenslanders legio associaties te bieden met andere series (welke misdaadserie niet?) maar toen de eerste sprekende personages verschenen, hoorde ik dat ik er letterlijk heel ver naast zat: als dat geen Zeeuws was. En omdat ik een niet-ondertitelde screener bekeek, verstond ik vaak geen moer van wat daar aan onderling Zeeuw-Vlaams, en helemaal aan onderling Belgisch West-Vlaams werd geklapt. (Inmiddels de ondertitelde versie gezien.) Goed verstaanbaar werd het vooral als Zeeuwse politiefunctionarissen tegen de nieuwe rechercheur van buiten praatten. Dan bogen ze naar ABN met accent.

ABN is nou juist precies wat die nieuweling spreekt – geen spoortje Rotterdam, vanwaar ze is overgeplaatst. Sowieso dus al de klassieke stadse indringer in een min of meer gesloten landelijke gemeenschap, is deze Tara Dessels (Jasmine Sendar) niet alleen ook nog eens een vrouw in wat voorheen een mannenberoep was, maar daarnaast een vrouw van kleur én de trotse draagster van een afrokapsel. Van regio-argwaan tot racisme liggen dus voor het opscheppen. Die krijgen we. Zegt Cornella Dingemanse, moeder van een verdachte en zelf verdacht van obstructie van politieonderzoek: ‘Waarom ga je niet terug naar je eigen land?’ Antwoordt de rechercheur: ‘Ik ben in mijn eigen land en laat me niet afzeiken door de eerste de beste marginale kut.’ Heldere taal van twee kanten.

Trouwens, dit mag een wel heel ferme uitspraak van Tara zijn, ze is er überhaupt niet op uit aardig gevonden te worden – door haar nieuwe collegae, door Zeeuws-Vlaamse burgers. Langzaam gaat de kijker vermoeden dat ze er niet best aan toe is en recent behoorlijk wat narigheid heeft meegemaakt, maar los daarvan: zij wil, gedrevener dan de lakse tot onwillige anderen, de waarheid achterhalen en daarmee ook de schuldigen aan de moord op een Afrikaanse jongen die in het slijk wordt gevonden, niet ver van een verlaten bootje dat onder de bloedspatten zit. Eerder is er al een gevlucht donker tienermeisje, Afi, door een Belgische boer op zijn land gevonden. Uitgedorst en in paniek. Hij draagt haar over aan de Vlaamse politie. Het bootje ligt iets verderop in Nederlands water en slik. Ja, dit is een internationale coproductie waarin dus twee ploegen naburige wetshandhavers aan de slag moeten, met alle, voor drama dankbare cultuurverschillen die daarbij komen kijken. Ook bekend uit Scandinavische series, maar daar is niks mis mee.

Voor alle duidelijkheid: het gaat Tara er niet om dat de slachtoffers zwart zijn – ze zou ook op regels en strepen en procedures staan als ze erfelijke polderbewoners waren. Maar dat zij als eerste erin slaagt om werkelijk contact te leggen met Afi, dat heeft deels met kleur te maken. En met haar sympathie voor het kind, dat door de meeste anderen vooral als een vreemdsoortig probleem wordt gezien. Trouwens niet door de Belgische gerechtspsychiater Bert Dewulf (Koen De Bouw), die werkelijk alle middelen inzet, waaronder hypnose, om het getraumatiseerde kind uit haar paniek te halen, te beschermen tegen criminelen (ze weet kennelijk te veel) en om een betrouwbare getuigenis te krijgen die die schoften erbij zal lappen. Net als bij Tara is zijn empathie niet alleen een middel voor een professioneel doel, maar vooral ook oprecht. Aan beide kanten van de grens is er dus een kundige kracht van het Goede. Althans, in die eerste twee delen.

Deze Bert lijkt een liefdevol huwelijk te hebben en is dol op zijn dochtertje. Hij heeft plechtig beloofd om vroeg thuis te komen omdat mama haar uitgaansavond met vriendinnen heeft. Maar Afi komt ertussen en dus belt hij dat het niet gaat lukken. Tot duidelijk geuit ongenoegen van zijn vrouw (dit verzaken van privéplicht speelt duidelijk regelmatig), wat dochterlief (met Syndroom van Down, extra kwetsbaar) weer boos maakt omdat mama geen ruzie mag maken met papa. Het blijft niet bij deze ene afzegging: Bert blijft niet alleen gans de nacht waken in het ziekenhuis waar Afi ligt, hij neemt zelfs een kamer in het hotel waar Afi de volgende dag moet onderduiken. Zijn vrouw is het helemaal zat en neemt de telefoon niet meer op. Dit is alweer een klassiek probleem in misdaad- en andere series. Al is het hier wel erg kort door de bocht neergezet. Stomtoevallig speelt er identieke huwelijksproblematiek van een politieman in Undercover, de ook al Vlaams-Nederlandse coproductie die voor Netflix is gemaakt.

Intermezzo. Het internationaal coproduceren van een dramaserie, daarvan lijken de voordelen me duidelijk: grotere budgetten, meer kans op kwaliteit, groter bereik. Mogelijk gevaar leek en lijkt me dat mikken op een internationaal publiek een soort middle-of-the-road-drama op kan leveren, voor elk wat wils, dat een sterke eigen stem en kleur ontbeert. Juist een goed gemaakt regionaal drama kan door zijn authenticiteit diep raken: het universele schuilt in het specifieke; de oceaan schuilt in een druppel. Precies daarom riep de Britse dramaschrijver Alan Plater op in zijn lezing bij de uitreiking van de Lira Scenarioprijs (sinds kort de Kees Holierhoek Scenarioprijs): laten we elkaar wereldwijd de verhalen vertellen die we hoorden op de binnenplaatsjes van onze grootouders (de plek waar hij in het nog tv-loze tijdperk van familie, vrienden en buren zijn eerste verhalen hoorde ‘about war and peace, cats and dogs, work and unemployment’). We moeten ‘het andere’ van ‘de anderen’ horen om de kans te krijgen daardoor meer te weten, begrijpen, voelen. Maar we moeten juist ook leren het ‘algemeen menselijke’ door de verschillen heen te zien. Idealistisch misschien, maar nastrevenswaard. Hoe kun je universeler zijn dan pakweg Edgar Reitz in Heimat, dat zo geworteld is in de Hunsrück?

Goed, Hollands-Vlaams drama mag dan geen reuzenstap zetten en maar twee dwergen verbinden, zowel in Undercover als in Grenslanders betaalt de samenwerking zich zichtbaar uit in de visuele kwaliteit. In letterlijke en figuurlijke aankleding. Soms in de tijd die voor een scène genomen wordt. Soms in het adagium ‘show don’t tell’. En aan weerskanten toont het bij kijkers niet of nauwelijks bekende buitenlandse acteurs, wat vaak een genoegen blijkt. Vroeg in Grenslanders zit een scène die me meteen enorm bevalt: de boer en de Vlaamse agent zitten dus opgescheept met een wildvreemd donker meisje. Je zou dialoog verwachten maar ze zeggen er niet één en dat is volstrekt geloofwaardig: vertrouwdheid en ongemak ineen. Hier met licht komisch effect. Dialoogloze stukken zijn er ook legio in Undercover, juist daar waar een van de hoofdpersonages in de problemen zit en zijn of haar interne worsteling filmisch voelbaar wordt gemaakt. In beide series zijn cultuurverschillen aan de orde, soms met inhoudelijke betekenis, soms als komische illustratie van verschillende couleurs locaux. Zo zijn we in Grenslanders op het afscheid van de Hollandse rechercheur Marcel de Wit (Tara is zijn opvolgster). Vlaamse douaniers komen hem de hand schudden. Een van hen gooit prompt ’s mans pilsje leeg: zulk Hollands bocht is immers niet te zuipen en hij krijgt dus een kratje Belgisch topbier. (Het is inderdaad een mirakel hoe Heineken ooit voet aan de grond kreeg bij de Zuiderburen.)

Hoewel Grenslanders vakkundig is gemaakt en de setting leuk is, ik onder meer met plezier naar Fedja van Huêt kijk als Zeeuws-Vlaams commissaris en ik nog wel benieuwd blijf naar wat volgt, is er een aantal elementen dat minder bevalt. De planken waarvan gezaagd wordt zijn vaak érg dik. Dat het bebloede bootje en de dode jongen uitgerekend gevonden worden op het moment dat het bureau eigenlijk iets belangrijkers aan het hoofd heeft (drank en strippers voor de receptie van De Wit), dat heeft zowel iets lolligs als iets kleinmenselijk begrijpelijks. Maar dat diezelfde De Wit op dat feestje opvolgster Tara niet een beetje schoffeert (omdat ze vrouw, omdat ze zwart, omdat ze Rotterdams is? Omdat hij iets te verbergen heeft? Om dat allemaal?) maar dat hij aan een obsceen gebaar ook nog de voorspelling toevoegt dat ze binnen de kortste keren weg zal zijn – het zet het spel wel heel nadrukkelijk op de wagen. Enfin, nadrukkelijkheid en nuance wisselen elkaar af, en dat werkt merkwaardig. En loden zwaarte mengt hier slecht met het droogkomische. Het boze ‘Zo doen wij dat hier niet’ van de commissaris tegen de gedreven nieuwkomer staat voor wat in veel speelfilms en series in ‘de provincie’ (van Zeeland tot Siberië) aan de orde is. Dat varieert van niet onbegrijpelijke kritiek op gebrek aan tact en onbekendheid met verhoudingen tot het toedekken van aperte misstanden of zelfs betrokkenheid bij criminaliteit (in dit geval mensenhandel). Zeeuwen zouden best ‘es niet gelukkig kunnen zijn met wat ze zien. En niet alleen mierenneukers die de tongval van niet-Zeeuwse acteurs niet 100% correct vinden, maar ook mensen die het idee hebben dat er wel erg veel ‘provinciale idioten’ (de Volkskrant) op en rond dat bureau verzameld zijn.

Het is niet anders: Undercover, ook Vlaams-Hollands (in dit geval VRT Eén plus Netflix), ook misdaad en politie, is beduidend beter. Zo niet de beste Nederlandstalige serie van het afgelopen seizoen. Met geweldige rollen van Frank Lammers als Brabantse drugsbaas en Elise Schaap als zijn vrouw, en prima rollen van Anna Drijver en Tom Waes (ja, die van de reizen). Maar ook met een meer coherent en geloofwaardig scenario. Naar mijn idee net iets te lang om het niveau helemaal vast te houden, maar dat geldt (vloeken in de kerk) ook voor menig veelgeprezen Scandinavische serie.

Tot slot. In het begin van Grenslanders zien we dus een meisje wanhopig door een voor haar vreemde omgeving vluchten. Ietsje later leren we Cornella Dingemanse kennen. Wie speelt die rol? Monic Hendrickx (jazeker). Hoe kwam die ooit als jonge vrouw, vluchtend voor mensenhandelaars door een vreemde omgeving, ons beeld binnen? De Poolse bruid (1998). Zijn we toch weer terug in Groningen.

Erik de Bruyn (regie); Rik D’hiet en Erik de Bruyn (scenario), Grenslanders, AVROTROS, VRT Eén, acht delen vanaf zondag 25 augustus, NPO 3, 20.15 uur, twee delen per keer.

Eshref Reybrouck, Frank Devos (regie); Piet Matthys, Nico Moolenaar, Bart Uytdenhouwen (scenario), Undercover, VRT Eén, Netflix, tien delen.