Afgelopen mei werd in Portugal het ‘Porto Social Commitment’ ondertekend door de Europese Commissie, het Europees Parlement en Europese werkgevers- en werknemersorganisaties. Én door António Costa, de premier van Portugal, dat in de eerste helft van 2021 het EU-voorzitterschap vervulde.
Het Porto-commitment was voor Costa dé prioriteit van het EU-voorzitterschap. De sociaal-democraat plaatste zich daarmee in een jonge, invloedrijke pro-Europese Portugese traditie, die haar oorsprong heeft in het premierschap van António Guterres (1995-2002). Guterres, nu secretaris-generaal van de VN, was als premier voorzitter van de Socialistische Internationale en een invloedrijk EU-politicus die de Europese integratie nieuwe hoop wilde inblazen.
In 2000, toen Portugal ook het EU-voorzitterschap bekleedde, benutte Guterres zijn invloedrijke positie optimaal. ‘Lissabon 2000’ leverde de Lissabon-doelstelling op (de EU zou in 2010 de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld zijn, met per EU-lidstaat een arbeidsparticipatie van zeventig procent, drie procent groei en drie procent investering in onderwijs en onderzoek). Dit EU-optimisme in 2000 werd geschokt door de aanslag op de Twin Towers, gehinderd door terugkrabbelende lidstaten en uiteindelijk gesmoord in de crash van de westerse economieën vanaf 2007.
Niettemin is de hoop van destijds levend gehouden met behulp van een typische EU-cascade aan ‘strategieën’ en ‘actieplannen’. Dat blijkt nu niet voor niets te zijn geweest. Het project van Guterres is zelfs levendiger dan ooit. En dat ook nog eens op het punt dat destijds zijn hoogste prioriteit was: een socialere EU. Guterres wilde een EU-minimumloon. Hij zag kansen, omdat de sociaal-democraten in een meerderheid van de EU-lidstaten, inclusief Duitsland, een leidende positie innamen. Maar uiteindelijk culmineerde deze hooggestemde sociale ambitie in de krachteloze, vrijblijvende ‘sociale pijler’ van het Verdrag van Nice (2000).
Nu dient zich een nieuwe kans aan. Costa regelde immers niet alleen het ‘Porto Social Commitment’, vorige week won hij ook de verkiezingen, en wel met een absolute meerderheid. Costa staat voor vernieuwing. En hoe. Hij was de eerste regeringsleider die succesvol wist te breken met de bezuinigingspolitiek die de lidstaten in de eurozone elkaar oplegden om de eurocrisis te bezweren. Costa heeft impact.
Voordat hij premier werd, was Costa behalve burgemeester van Lissabon en meermaals minister (hij begon in de regering-Guterres), ook lid van het Europees Parlement. Hij kent de Europese politiek vanbinnen en heeft daardoor een gewicht dat betekenisvoller is dan dat van de langstzittende EU-regeringsleiders (Orbán en Rutte). Bovendien is Portugal geen Mediterraan land, maar een Atlantisch land in Zuid-Europa. Feiten op basis waarvan het zich gemakkelijk kan positioneren als constructieve kracht in de EU, en dat ook vaak doet. En dan is er nog iets. Costa heeft een idee, uitgewerkt in een EU-strategie. En laat dat juist nu gevraagd zijn, nu de sociaal-democratie weer een machtsfactor is in de EU (met sociaal-democratische regeringen in sleutellidstaten als Duitsland, Spanje en Finland).
Daarom is het zaak dat ‘Porto Social Commitment’ goed te bestuderen. Zeker voor Nederland. De doelen die erin staan, zoals de verdere implementatie van sociale rechten en concrete streefgetallen (minimaal 78 procent werkgelegenheid en sociale uitsluiting terugdringen voor minimaal vijftien miljoen Europeanen), zouden bijvoorbeeld eens naast het Duitse regeerakkoord gelegd kunnen worden. Maar ook de mogelijke consequenties ervan voor de verandering van de architectuur van de muntunie, die via NextGenerationEU (het EU-herstelplan) al in volle gang is, zouden doordacht moeten worden.
Zo’n oefening begint met de erkenning dat de lijn-Costa verankerd is in een groter idee. Dat idee werd al in 2000 verwoord door de Spaanse socioloog Manuel Castells in een ‘policy paper’ ter voorbereiding op Guterres’ Lissabon-top. Castells registreerde ‘gedeelde gevoelens over de noodzaak tot sociale bescherming, bestaanszekerheid, werknemersrechten, mensenrechten, zorg voor de armen, bescherming van historisch gewortelde culturen’. Castells’ conclusie destijds: als het de EU lukt om het ‘Europese sociale model’ uit de mythesfeer te halen door het opnieuw waar te maken, zal het ‘project identiteit’ waarschijnlijk vanzelf ‘groeien’. Dit is het fundament onder de lijn-Costa. En die zal de komende jaren invloedrijker zijn dan de lijn-Rutte de afgelopen tien jaar was.