‘Europa’, gevisualiseerd door de euro, vormt het laatste venster van de canonkaart. Achter dat venster speelt de Europese eenwording en de rol van Nederland: vanaf de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951) en het Verdrag van Rome (1957) tot de recente afwijzing van de voorstellen voor een Europese grondwet en de discussie over de uitbreiding van de unie. Maar Europa figureert achter vrijwel alle andere vensters: de boekdrukkunst en cartografie, de oorlogen en vredeshandhaving, het kolonialisme, de economische ontwikkelingen van Hanze tot Rotterdamse haven, de filosofie, de kunst, het recht. Al deze aspecten van het Nederlandse verhaal kregen vorm in een Europese context en gaven mede vorm aan het Europa van vandaag. Willem I, ongeveer midden op de canonkaart, vormt daarbij een draaipunt. In 1815 tot koning benoemd na het Congres van Wenen is hij een exponent van het proces van Europese natievorming dat inzette na de napoleontische tijd. De onzekere postkoloniale samenlevingen in West-Europa, de discussies over Turkije en Europa, de politieke relaties met de landen rond de Middellandse Zee, in de Balkan, in de voormalige Sovjet-Unie, de sneer van Bush naar het ‘oude’ versus het ‘nieuwe’ Europa: ze vormen een Europese historische realiteit die ook Nederland mede bepaalt. De Canon van Nederland leent zich dus goed voor ons onderwijs over geschiedenis, cultuur en samenleving van Europa. Maar dat wil niet zeggen dat het concept van de Nederlandse canon opgerekt kan worden tot een Europese canon, net zo min als bijvoorbeeld de recente Deense Kulturkanon (www.kulturkanon.kum.dk) het startpunt zou kunnen zijn van zo’n Europees verhaal. Als nationale canons dragen ze er niet eens de nuttige bouwstenen voor aan. Want Europa is geen optelsom.
Een Europese canon is ook geen optelsom. Maar er is nog een belangrijker bezwaar. Het concept van een canon als een gestructureerd debat vooronderstelt een forum, een debat-arena waar ideeënontwikkeling wordt gefaciliteerd en meningen zich kunnen meten. Op Europees niveau biedt het primair en voortgezet onderwijs dat forum niet; de media en de kunstsector spelen die rol wat meer maar zijn qua publiek overwegend nationaal georiënteerd; de politiek laat het volkomen afweten en in het academisch debat staan nationale politieke, culturele en historische verschillen op soms onnavolgbare wijze een discussie over Europa in de weg.
Daarom zie ik voorlopig niets in het opstellen van een canon van Europa. Ik zou blij zijn met een internationale agenda voor debat over Europa in een forum waarvan de leden zich aan elkaar gecommitteerd voelen.
door Susan Legêne
Susan Legêne is deeltijdhoogleraar culturele geschiedenis van Nederland aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan het Tropenmuseum in Amsterdam. Ze was lid van het Nederlandse Canon Comité, coauteur van twee canonrapporten en de website www.entoen.nu