De Britse premier Theresa May en Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, in Brussel, 17 oktober, als de Europese leiders bijeenkomen om de voorwaarden voor een scheiding te bespreken © Francisco Seco / AP / HH

Afgelopen weekend waren in Londen mogelijk meer dan zeshonderdduizend mensen op de been om een tweede referendum te eisen over de Britse uittrede uit de Europese Unie. Dat zou de derde keer worden dat de Britten over hun lidmaatschap van de Europese Unie (of Europese Gemeenschap) mogen stemmen – drie keer meer dan elk ander EU-land. In de Britse regering hangt ondertussen een penetrante geur van paniek. Er zoemen in Londen dagelijks berichten rond over een interne opstand tegen de Britse premier Theresa May, en in het Lagerhuis wordt wilder dan in jaren gedebatteerd.

De Britse politiek staat onder grote druk sinds de EU vorige maand in Salzburg May’s Brexit-plan unaniem afwees, en ook niet akkoord wil gaan met een open grens tussen Ierland en Noord-Ierland als een soort Britse achterdeur de EU in. Nu vliegen in Londen verwijten rond, dreigementen, moties. Brexit-minister Dominic Raab riep een paar dagen geleden zijn ‘bibberige’ collega’s van de Conservatieve Partij op om hun zenuwen in bedwang te houden. ‘Het einde is in zicht wat een goede deal betreft, de beloning die we willen’, zei hij. Maar dat gelooft eigenlijk niemand. Wat eerder aanstaande is, zo vrezen vriend en vijand van het Brexit-plan, is een soort Britse capitulatie voor de eisen van de EU.

Het scenario dat zich nu ontvouwt, is niet het resultaat van politiek toeval of Europese kwade wil, maar van het feit dat Britse regeringen steeds opnieuw dezelfde fouten maken in hun contact met Europa – al ruim vijftig jaar lang. Dat stelt hoogleraar internationale geschiedenis Piers Ludlow van de London School of Economics and Political Science (lse), een expert in de geschiedenis van de EU en de Britse relatie tot Europa.

Ludlow houdt kantoor in een gebouw dat vooralsnog aan de beveiligingsepidemie is ontsnapt: gewoon vanaf de straat de gangen in, drie branddeuren door, tot de hoogleraar naar keuze. Zijn kantoor staat in een bij uitstek internationaal stukje Londen, met studenten die onder zijn raam in alle talen converseren onder de platanen van hun universiteit en verderop een park waar Nederlandse meisjes met hockeysticks naast internationale bankiers hun lunch eten.

Ludlow is een Britse hoogleraar zoals je hem zou uittekenen: een lange witte man met verzorgd kort, grijs haar, keurig accent, voorkomend en een paar kwinkslagen om het ijs te breken. Hij heeft maar een korte vraag nodig om lang te praten, met zijn blik op zijn boekenkast en zijn handen druk gebarend. Zijn kantoor heeft een soort faux open haard, maar ook grijze tapijttegels op de grond, de combinatie van oude klasse en nieuw vernis dat de standaard is in Britse universiteiten. Er staat een rij bruine leren schoenen, met een paar gympen ertussen. In de kasten niet alleen Engelstalige boeken maar ook Franse, Duitse. Les pères de l’Europe ligt boven op de stapel op zijn bureau.

Dat Theresa May zich voordoet als geschokt en verraden door haar Europese collega’s neemt Ludlow met een korreltje zout. ‘Er zit altijd een element van theater in als een Britse premier Europa in gaat’, zegt hij. ‘May moet steeds de indruk wekken dat ze heel hard strijdt. Ze kan niet te makkelijk een akkoord sluiten, dat zou de indruk wekken dat ze niet tot de laatste druppel bloed gevochten heeft. Als er een akkoord komt, moet dat om één voor twaalf.’

U voorspelde al een tijd geleden dat de Britse regering weinig concessies van de EU zou krijgen en daar verbaasd en boos over zou zijn. Waarom?

‘Groot-Brittannië heeft al vaak met de Europese Unie onderhandeld: driemaal over lidmaatschap, in de jaren zestig en zeventig, en als lid een paar maal over specifieke wensen. Elke keer zie je dezelfde fundamentele problemen terugkeren. Ten eerste de neiging om de Britse invloed en het gewicht te overschatten. We zijn een machtig land, maar dat betekent niet dat we bepalen hoe alles gaat. Ten tweede zie je steeds een vrij fundamenteel falen van de Britse elite – niet alleen politici, maar ook hoge ambtenaren en journalisten – om echt goed te begrijpen hoe het systeem van de Europese Unie of Gemeenschap werkt. Dat was in 1963 misschien te verdedigen, maar ruim een halve eeuw later, na vier decennia lidmaatschap, zie je dezelfde onkunde tegenover de EU-27 als destijds tegenover de EU-6.

Groot-Brittannië ontdekt telkens, zoals inmiddels vele andere landen, dat de EU een rigide onderhandelaar is, geneigd om een positie in te nemen en nauwelijks van zijn plaats te komen. Dat is om de simpele reden dat het heel moeilijk is om overeenstemming te krijgen tussen lidstaten. Daarna is de EU vastbesloten om die eenheid te bewaren. Dat was zo in de jaren zestig, toen de Britten dachten dat ze de bestaande eeg konden aanpassen naar Britse wensen, en het is nu zo. De Britse regering dacht kennelijk dat dit een onderhandeling tussen gelijken zou zijn, dat beide zijden in gelijke mate zouden geven en nemen.

Wat zij in plaats daarvan ontdekte, is dat de EU sterk gericht is op beschermen van hoe haar interne systeem werkt. Er zijn wel een paar regelingen te treffen die daarmee compatibel zijn, zoals die met Noorwegen en Canada, maar een op Britse wensen gesneden regeling is uitgesloten. De EU-landen hebben dat altijd gezegd, praktisch vanaf de ochtend na het Brexit-referendum, en drie maanden later formeel in Bratislava. De 27 EU-landen houden sterk vast aan hun consensus, omdat die nu eenmaal altijd moeilijk te bereiken is. En ze hebben een procedure gekozen met het expliciete doel om de eenheid te versterken: ze spreken eerst onderling, en daarna uitsluitend via onderhandelaar Michel Barnier met Groot-Brittannië. Deze verenigde EU gaat haar eigen regels echt niet veranderen om een land ten dienste te zijn dat zelf verkiest om te vertrekken. Het is absurd dat dit voor de Britse regering vorige maand als een verrassing kwam.’

‘Ik kon elk feestje de nek omdraaien door over Europa te praten’

Hoe kan de Britse regering dit nou hebben gemist?

‘O, er waren waarschuwingen genoeg, bijvoorbeeld van diplomaten. Maar de Britse regering was zó verdeeld over dit vraagstuk, zó gefragmenteerd en door het midden gespleten, dat de interne politieke dynamiek een obsessie werd die al het andere verdrong. Deel van het probleem is ook dat verschillende kabinetsleden echt geloofden, of om ideologische redenen volhielden, dat dit een heel makkelijke deal zou zijn. Liam Fox, David Davis, Boris Johnson: de Britten hadden volgens hen alle troeven in handen.

Ze konden dat geloven omdat ze de EU niet begrijpen en er een sterke weerzin tegen hebben. Dat de EU haar eigen cohesie, en daarmee haar eigen voortbestaan, boven commerciële belangen zou zetten, voorzagen zij niet. Ze geloofden half dat de EU na een Brits vertrek uit elkaar zou vallen, dat een glansvolle Brexit een trigger zou zijn voor een Frexit, Grexit, Nexit. En dit zit in het hart van het issue: prominenten in het Leave-kamp hebben nooit nagedacht hoe Groot-Brittannië zich na een waarschijnlijk onplezierige Brexit zou moeten verhouden tot een Europese Unie die nogal groot is en op onze stoep ligt. Er zat een element van irrationaliteit in, en dat heeft zich voortgezet in de onderhandelingen zelf. Het was May’s strategie om die over te laten aan de Brexiteers. Hun irrationaliteit heeft zich daarmee in het hart van het Brexit-project genesteld.’

Veel Britten zien het mislukken van de onderhandelingen eerder als een Europese wraak voor Brexit.

‘Jazeker! En als we eindigen met een onbevredigend akkoord zullen grote delen van de Conservatieve Partij, pers en publiek niet concluderen dat zij een onrealistische voorstelling hadden van Brexit, maar dat de EU ons beestachtig behandelt. Dan wordt de geest van Duinkerken weer opgeroepen, “we zullen ze op stranden bevechten”, enzovoort. Zelfs May probeert dat thema nu te bespelen, zelfs de tamelijk verstandige minister Hunt. Als we een slechte uitkomst van Brexit krijgen, en dat verwacht ik, dan kan dat alleen worden gerechtvaardigd met xenofobie in plaats van toe te geven: “Dit was onvermijdelijk, dit is de keuze die we hebben gemaakt.”’

Nogal wat Britten willen die keuze kennelijk nogmaals kunnen maken.

‘Dat klopt, maar een tweede Brexit-referendum gaat het probleem niet oplossen: namelijk dat Groot-Brittannië al ruim een halve eeuw ambivalent en verdeeld is over de EU en haar voorlopers. Daar zijn tal van redenen voor, zoals het Britse zelfbeeld als grootmacht, maar ook de vernederende en traumatische aanloop van ons eeg-lidmaatschap en de slechte start. De Franse president De Gaulle sprak tweemaal een veto uit in de jaren zestig, en toen we lid werden in 1973, sloeg de naoorlogse bloei net om in de economische stagnatie van de jaren zeventig. De eeg werd daarom hier, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Nederland, nooit geassocieerd met voorspoed en stabiliteit.

Nieuw is dat de scheiding van geesten steeds centraler is gaan staan in ons land als geheel. De Britse politieke klasse was altijd verdeeld, en in een bepaald opzicht geobsedeerd, met Europa tijdens de hele periode van Brits eeg-, EG- en EU-lidmaatschap. Europa heeft een “splijtingseffect” op de Britse elite, werd wel gezegd. Maar die elitaire fascinatie ging altijd gepaard met relatieve publieke onverschilligheid. Europa stond laag op de prioriteiten van Britse stemmers. Mijn vrouw is theoloog en we grapten dat we elk feestje de nek om konden draaien door haar over God en mij over Europa te laten praten. Nu is Europa opeens een centraal onderwerp, van de politiek en de kranten tot wijkbijeenkomsten en de kroeg. Van een politieke obsessie is Europa is een publieke obsessie geworden. Het is moeilijk een uitweg uit dit probleem te zien. Bij een nieuw referendum valt de uitslag misschien een paar procentpunten de andere kant uit. Dat neemt niet weg dat de Britse bevolking recht door het midden gespleten is.’

Wat zijn uw verwachtingen voor de toekomst?

‘Allereerst verwacht ik dat Brexit er komt, dat die niet met een ultiem verzet gaat worden gestopt. En ik denk dat we nog jaren bezig zullen zijn om de losse eindjes vast te knopen. Ik hoop wel dat er een lange overgangsperiode komt. Daarin zullen er meer drama en crises zijn, want onderhandelingen tussen de EU en Groot-Brittannië zijn anders nu eenmaal niet compleet. En dan zal het onderwerp waarschijnlijk lang door blijven zeuren, met name als de Britse economie het niet goed doet. Ik voorzie jaren debat waarin de ene kant zegt dat we nooit hadden moeten gaan, en de andere zegt dat alles ligt aan oneerlijke behandeling door de EU. Misschien komt er ooit – na decennia, niet jaren – weer een aanvraag voor EU-lidmaatschap. Maar dat zal niet makkelijk zijn: de ervaring van Brexit zal blijven hangen, en alle uitzonderingen die Groot-Brittannië nu voor zichzelf heeft bedongen, zullen dan van tafel zijn.

Ik zie wel voorbereidingen op de toekomst, bijvoorbeeld bij het Foreign Office, dat haar staf uitbreidt in sleutelhoofdsteden op het continent. Maar Groot-Brittannië zal erachter komen dat hoe hard die diplomaten ook werken buitenstaanders heel weinig invloed hebben in de EU. De Britten zullen beleefd ontvangen worden in Brussel en er zal beleefd naar ons worden geluisterd. Maar buiten is echt buiten.’