
‘In het informatietijdperk zijn militaire operaties dienaressen van het belangrijkere informatie-effect’, schrijft Peter Pomerantsev in zijn boek Dit is geen propaganda over de situatie in de Donbas. ‘Het zou zwaar gescripte reality-tv zijn, ware het niet dat er maar al te echte doden waren gevallen.’
Geboren in Kiev en opgegroeid in Londen en München als zoon van joodse sovjetdissidenten in een Russisch sprekend gezin werkte Pomerantsev bijna een decennium als televisieproducer in Moskou. Een stad die, in zijn woorden, ‘op volle toeren draait en zo snel verandert dat alle gevoel voor realiteit erdoor verloren gaat’. In zijn eerste boek Niets is waar en alles is mogelijk beschrijft hij het proces waarin sovjetcontrole werd verenigd met westers entertainment, met de zorgvuldig opgetakelde surrealistische ‘realityshow Rusland’ als resultaat.
Rusland heeft als land in een razende opeenvolging verschillende werelden voorbij zien schieten. ‘Van communisme naar perestrojka naar shocktherapie naar grote armoede naar oligarchie naar maffia naar superrijk’, schrijft Pomerantsev. De nieuwe helden van het land bleven achter met het gevoel dat het leven ‘een grote, glinsterende maskerade is, waarbij elke rol en elke positie of overtuiging veranderlijk is’.
De deskundige op het gebied van media, desinformatie en propaganda meldt zich vier minuten te laat voor ons videogesprek. Volledig volgens het Britse boekje volgen uitgebreide verontschuldigingen: zijn kinderen moesten naar hobby’s worden gebracht, hij moet zijn salade nog eten. Het was een hectische ochtend, en dat al om vier over tien. Voordat het interview begint, neemt hij een hap vol niet-identificeerbaar groen. Camera uit, de vraag wordt gesteld en een hap van de salade wordt genomen. Camera aan, het groen wordt doorgeslikt, een antwoord volgt. Algauw maakt de luchtigheid van het gesprek vanuit zijn woonkamer in Washington D.C. plaats voor verbetenheid en frustratie.
De wereld na Oekraïne
De invloed van de Russische inval in Oekraïne strekt veel verder dan de regio. Opeens vormt het Westen weer een blok tegenover het Oosten. De oorlog heeft de EU nu al tot daadkracht aangezet, heeft de Navo weer relevant gemaakt en zorgt er ook voor dat de wereldwijde voedselvoorziening opnieuw hoog op de agenda staat. De komende weken interviewt De Groene Amsterdammer wetenschappers en denkers over de geopolitieke toekomst.
Begin maart werden door de Europese Commissie de Russische staatsmedia RT en Sputnik in de Europese Unie met onmiddellijke ingang verboden. Een coalitie van internetproviders, met onder meer steun van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, wil dat het Europees Hof van Justitie het besluit toetst. ‘Ik wil vooropstellen dat censuur altijd een laatste redmiddel is’, zegt Pomerantsev. ‘Het is interessant dat de coalitie zich op internetvrijheid beroept, want welke deur opent dit voor bijvoorbeeld identitaire bewegingen en extreem-rechtse groeperingen? Ik ben geen jurist, dus ik weet het niet. Maar ik zou naar iets anders kijken, namelijk naar de medeplichtigheid van Russische staatsmedia aan oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.
Na de Tweede Wereldoorlog zagen we een soortgelijk debat. Tijdens de Neurenberg-tribunalen werd de zaak van het hoofd van de Reichsradio, Hans Fritzsche, geseponeerd. Hij hield dagelijks antisemitische toespraken, maar deed niet mee aan het organiseren van misdaden. Een radiobureaucraat kun je niet verantwoordelijk houden, maar hij was wel het hoofd van de Reichsradio! Tegelijkertijd werd oprichter en uitgever van Der Sturmer, de beruchtste antisemitische propagandist in nazi-Duitsland, Julius Streicher, wel schuldig bevonden. Hij was betrokken bij het organiseren van vernielingen tijdens de Kristallnacht. Bij de zaak van Streicher ging het niet alleen over opruiing, maar ook over de betrokkenheid bij het organiseren van geweld.
De positie van Russische propagandisten is interessant. Zijn zij medeverantwoordelijk voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid? Een concretere vraag is: wat was hun rol bij het creëren van lastercampagnes tegen withelmen in Syrië? Dat heeft hun veiligheid verder in gevaar gebracht. Ik zou de inzet dus verhogen door serieus na te denken over de vraag of er sancties moeten komen tegen iedereen die voor Russische staatsmedia werkt.’
Hanna Arendt schrijft in haar boek Totalitarisme dat de massa’s alles en niets geloven, dat zij denken dat ‘alles mogelijk was en dat niets waar was’. Arendt was gefascineerd door de bereidheid van mensen om propaganda te geloven. Diezelfde fascinatie is de rode draad in Pomerantsevs boek Niets is waar en alles is mogelijk, waarin hij ‘het surrealistische hart van het nieuwe Rusland’ in duikt. Het boek is vaak speels, en licht de subtiliteit van propaganda uit. Nu, zo’n acht jaar later, is dat anders, want de Russische propagandastrategie lijkt te zijn veranderd in het aanjagen van terreur en angst.
‘Het beginsel van nazipropaganda was massapsychologie, het creëren van een massa die zich identificeert rond een leider en de staat – voortbordurend op de ideeën van Gustave Le Bon, ideeën waar Goebbels inspiratie uit haalde’, zegt Pomerantsev. ‘In Rusland zien we nu iets soortgelijks, we zien geen interessant spel van verschillende verhaallijnen meer, maar een soort pastiche van totalitaire benaderingen. Dat gebeurt op een postmoderne manier, met veel knipogen en impliciete dreigementen. Je moet loyaal zijn aan de staat en je bent met ons of tegen ons. Indien nodig moet je je familie verraden, om bij de echte familie van de staat te zijn, waar Poetin de psychologische kracht achter is. Een soortgelijk proces beschrijft Arendt heel goed.
Nazi-achtige propaganda is suggestief; “jullie weten wat we nu aan het doen zijn, wees bang voor ons”. Met zulke propaganda signaleren ze hoe ver ze zouden gaan om pijn te doen. Neem de Z-campagne. Die zit vol nazi-iconografie, en dat is heel opzettelijk. Het is compleet verzonnen, anorganisch, volslagen mislukt als het een echte pr-campagne was geweest, want het wordt niet bottom-up ondersteund. Mensen nemen nu de Z-campagne enkel over om hun veiligheid in het systeem te garanderen; in dat opzicht is het wel succesvol. Dus ja, je zou kunnen stellen dat er een verschuiving is van propaganda van overtuiging naar signalering. Propaganda kan overtuigend zijn, waarbij mensen worden overgehaald. Maar in dit geval is het een signaal: we voeren deze oorlog, als je het er niet mee eens bent, weet je wat er gebeurt.
De propagandisten gaan het moeilijk krijgen, denk ik. Wanneer er minder geld is, moeten ze mensen motiveren en ik betwijfel hoe ver ze nog komen met het gevoel van Russische grootsheid. Het alternatief is de angst vergroten, maar hoe eindeloos is hun onderdrukkingsmechanisme? Stalinisme-twee-punt-nul-retoriek wordt al gebruikt, maar kunnen ze het ook echt uitvoeren? Het Kremlin is goed in het aanwakkeren van angst als propagandatruc, maar zullen ze dat de komende drie, vier, vijf, tien jaar volhouden? Wat kunnen ze doen, Goelags bouwen? Misschien. Ik weet niet of de bevolking dat accepteert. Ze zouden hun propagandamodel moeten veranderen, want ze bevinden zich in een moeilijke positie.’
Zou de oppositie dit kunnen benutten?
‘De relatie tussen publieke opinie, politiek en gedragsverandering is lastig te peilen in een dictatuur. In een democratie is dat makkelijk, je kunt de volgende verkiezingen proberen te veranderen met sociale campagnes om abortus te criminaliseren, bijvoorbeeld. Zodra de publieke opinie verandert, verliezen partijen verkiezingen. En in een dictatuur? Daar doet de publieke opinie er vooral toe om te weten wie gearresteerd moet worden bij protesten.
Demonstraties heeft het Kremlin verboden, wat betekent dat ze tot op zekere hoogte bang zijn om de controle te verliezen. Ook werven ze geen soldaten uit de “elite”-delen van het land, dus halen ze soldaten uit armere regio’s. Dit wijst op een systeem dat heel erg bang is om de controle te verliezen, met name in de grote steden. Dat zou hun grote kwetsbaarheid kunnen zijn, al zijn ze vermoedelijk veel banger dan ze hoeven te zijn. Ze waren deze oorlog waarschijnlijk al jaren aan het plannen, maar de protesten in Belarus en in Chabarovsk, Navalny’s vastberadenheid, dat soort ontwikkelingen maakt hen duidelijk bang. Maar waar zijn ze bang voor? Om de controle te verliezen? Hoe ziet dat eruit?’

Hoe hoog het protestpotentieel in Rusland nu is, weet hij niet, zegt Pomerantsev. ‘Maar dat hoeft ook niet. De controle verliezen over de elite, of onenigheid onder de elite zou Poetin ook al angst aan kunnen jagen. Ongenoegen over het systeem uiten kan op andere manieren dan door de straat op te gaan. In China weigerden onlangs tienduizenden huizenkopers hun hypotheek te betalen, uit ontevredenheid over het bouwproces. Het Chinese systeem leunt op de vastgoedsector, dus het zorgde voor onrust. Ik wil niet zeggen dat de Russen zullen stoppen met het betalen van hun hypotheken, maar dat is ook een manier om het systeem te manipuleren. Het is een andere vorm van protest, die wellicht effectiever is dan massaal de straat op gaan.
In Rusland is het systeem dat het land bij elkaar houdt geen weberiaanse bureaucratie, want het leunt ook sterk op de informele economie en zijdelingse relaties. Het systeem zou kunnen exploderen door een informele staking, of wanneer iedereen weigert om steekpenningen te betalen. Het is zo’n vreemd model dat niet echt past in onze analyses van systemen waarin we kijken naar het bruto binnenlands product en de productie per sector.
Als je in Rusland woont, weet je dat dat maar de helft van de realiteit is. Zolang de verkeersagent nog dertigduizend roebel per maand kan innen met steekpenningen op verkeershoeken, kan het hem niet zoveel schelen dat zijn salaris door de stijgende begrotingskosten door de oorlog lager is geworden. De verkeersagent betaalde zijn lasten toch al niet met zijn salaris. Als steekpenningen niet meer werken, dan is hij echt de klos. Er moet dus ook worden gekeken naar de dynamiek van de informele economie.’
Wat is je bijgebleven na je meest recente bezoek aan Oekraïne?
‘Ik ben veel in Charkov en Kiev geweest, maar vooral in Charkov. Ik dacht dat ik naar een stad zou gaan waar het terugdringen van de Russen wordt gevierd, maar de stad leeft niet. Om de dag is er wel een artillerieaanval, die zomaar ergens inslaat. Op een straathoek, op een binnenplaats, een koffiehuis. Het is onvergelijkbaar met het aantal doden in Marioepol, we hebben het over enkele cijfers en dubbele cijfers, niet over vijf cijfers van slachtoffers.
Mijn collega Anne Applebaum was in Odessa terwijl ik in Charkov was. Zij vergeleek wat er gebeurt met terrorisme. De juiste terminologie of definitie daargelaten, maar het doet denken aan bijvoorbeeld Noord-Ierland, geteisterd door onzekerheid en het effect van de media. Dat is bijna net zo belangrijk als het militaire effect. Rusland probeert Oekraïne psychologisch te breken, het te terroriseren zodat het niet kan leven, niet kan bloeien. Dat is moeilijker om tegen te vechten. Bij een volledige belegering is iedereen gemotiveerd en werkt iedereen samen. De slow-burning is een marteling. Als samenleving is het lastig om hier weerbaarheid tegen op te bouwen.’
Wat zijn momenteel de grootste uitdagingen op het gebied van online informatie met betrekking tot de oorlog?
‘Ik denk eerlijk gezegd niet dat Europa het middelpunt van dit verhaal is. De succesvolste Russische propagandacampagnes zien we terug in andere continenten, zoals Zuid-Amerika, het Midden-Oosten en Afrika. China steunt Rusland in de oorlog, door het Westen de schuld ervan te geven. Dat deze propagandagrootmachten hun krachten bundelen is al een tijdje aan de gang. Rusland en Syrië wisselen al een tijdje narratieven uit. Rusland en Venezuela werken bijvoorbeeld samen, er zijn meerdere ad-hoc-relaties. Het zal niet uitgroeien tot een wereldwijd autoritair nieuwsnetwerk, zo werkt het niet. Deze relaties zijn transactioneel, ze werken samen wanneer dat nodig is, en werken elkaar tegen wanneer dat niet nodig is.
Met overwegend pro-Russische regeringen zijn Italië, Bulgarije en Hongarije wel zorgwekkend. Verder gebeurt desinformatie in Europa vooral in de marge, waar bijvoorbeeld het bloedbad in Boetsja wordt ontkend. Maar ik maak me in Europa vooral zorgen over de mainstreamverhalen die door de Russen worden aangejaagd. De vraag is geworden: hoeveel zijn we bereid van onszelf op te offeren voor Oekraïne? Dan wordt er gepraat over energievoorzieningen en kosten van levensonderhoud. Dat is propaganda by the deed van Rusland, en niet het juiste verhaal. Het zou moeten gaan over dat we onze afhankelijkheid van Rusland moeten afsnijden.
Het narratief is geworden: jullie wereld is vergaan, jullie waren de schepsels van gisteren, wij – China, Zuid-Afrika, Brazilië – zijn de toekomst. Jullie zijn energieafhankelijk, dus gedraag je ernaar. Veel Centraal-Europese landen hebben de vernedering van het einde van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog nog niet onder ogen gezien. Duitsland heeft het vrijwel nooit over de massale verkrachtingen door het Rode Leger. Dat is precies wat Oekraïne probeert te doorbreken. Ze proberen een punt te zetten achter de eeuwenlange vernedering en de psychologische en fysieke terreur. Juist landen die behoorden tot de Sovjet-Unie verzetten zich er beter tegen: we willen dit niet nog eens.’
‘Ik denk dat we ons echt op een keerpunt bevinden’, concludeert Pomerantsev, ‘met vragen over een nieuwe veiligheidsarchitectuur. Na tientallen jaren verteld te zijn dat waarden er niet toe doen in handel, kunnen we plotseling niet afhankelijk zijn van landen waarvan we de waarden niet delen. Het lijkt een daad van masochisme, echt verbijsterend, dat een land als Duitsland zich bewust energiegevangene heeft gemaakt van een land dat de Duitsers jarenlang heeft vernederd. In Duitsland ontbreekt de zelfanalyse over Ostalgie. Het wordt verpakt in internationale betrekkingen, terwijl het Kremlin de retoriek van de meester-slaaf-dialectiek gebruikt. Globalisering moet gebeuren tussen groepen met dezelfde waarden, anders werkt het niet. Voor democratie, veiligheid, de wereldorde.’Wat zou het Westen moeten doen op het vlak van informatie-uitwisseling?
‘De Russen, Chinezen en Iraniërs hebben hun eigen doctrine hierover, met informatieoorlogsmachines. Ze gebruiken troll farms, desinformatiewebsites, manipulatieve staatsmedia, diplomaten en gecoöpteerde kranten en nieuwsmedia in andere landen. We weten wat ze gebruiken voor hun informatieoperaties, maar het strookt niet met onze waarden om dat te reproduceren. Op dit moment concurreren we dus niet echt met elkaar, en we zouden een democratische communicatie-infrastructuur moeten opbouwen om hiermee om te gaan. Zij hebben troll farms, wij kunnen online klankzalen oprichten, die kijken naar mensen als burgers en niet als subjecten die gemanipuleerd kunnen worden. Democratieën zeggen altijd: dat doen we niet, en dat is erg naïef. Tijdens de Tweede Wereldoorlog deden we dat wel, zoals de Britten met hun Political Warfare Executive. De bbc was hier onderdeel van, verschillende informatiemiddelen werden gebruikt. Tijdens de Koude Oorlog financierden de Verenigde Staten Radio Free Europe/Radio Liberty.
Het model moet niet alleen democratisch zijn, maar de boodschap ook. Extremisten hebben hun campagnes al, of het nu IS is of extreem-rechts. Algoritmen neigen naar desinformatie en complottheorieën, ze creëren zowaar een vraag naar aanbod. Ze vergroten het aanbod van onjuist materiaal misschien zelfs meer dan de vraag, omdat de algoritmen dat faciliteren. Democratische communicatie moet net zo interessant worden gemaakt als propaganda. Dat moeten we doen zonder algoritmes te manipuleren. De informatie moet nuttiger, vitaler en aantrekkelijker worden. Het probleem – en verschil – is dat we ontkennen dat we in een strijd zitten, een existentiële strijd.
Laat ik het zo formuleren. Als Amerikaanse en Europese leiders nog steeds niet willen toegeven in welke wereld we leven, nog steeds de realiteit niet onder ogen willen zien, nog steeds in volledige ontkenning leven over een wereld waarin Rusland, China en andere krachten er alles aan zullen doen om de wereld te veranderen. Als we hier niet over na willen denken, laten we dan met iets kleins beginnen. Hoe kunnen we Oekraïne helpen?’