
Het is een publiek geheim in Donetsk. De bezetters van het provinciegebouw komen voor het overgrote deel niet uit de industriestad zelf maar uit de steden en dorpen in de wijde omtrek. Uit plaatsen met namen die herinneren aan de tijd van mijnindustrie en communisme, zoals Sjachtjorsk en Torez. Sommige steden zijn sterker vertegenwoordigd en gebruiken meerdere kamers in het gebouw, zoals Snezjnoje op de tweede verdieping. In de gang loopt een man rond met een zweep. Met zijn donkere snor en woeste blik lijkt hij sprekend op een van de Dalton-broers uit Lucky Luke. ‘Hoe bent u hier binnengekomen?’ vraagt hij verontwaardigd. De jongens in bivakmuts bij de deur krijgen een uitbrander. ‘Een ogenblik.’ Twee andere mannen verschijnen. Een heeft ook een zweep bij zich. ‘We zijn Kozakken’, verklaart hij met een brede grijns. ‘Dus u wilt weten hoe het leven er bij ons uitziet?’ vraagt de ander. Oleg, heet hij, Oleg Piloegin, een vijftigjarige computerspecialist met grijze baard en hoofddoek in hippiestijl. ‘Komt u binnen’, zegt hij met vriendelijke stem.
Het minuscule kantoortje stroomt vol. Jongens in geïmproviseerde legerkostuums melden zich, gevolgd door een vrouw met thee en belegde boterhammen. Oekraïense journalisten worden door de bezetters gewantrouwd, maar voor buitenlandse media is veel belangstelling. ‘Snezjnoje maakt een tragische ontwikkeling door’, zegt Piloegin. ‘Sinds Oekraïne onafhankelijk werd, is de levensstandaard alleen maar gekelderd. De bevolking is gedaald van zeventigduizend vóór 1991 naar minder dan veertigduizend nu. De chemiefabriek ligt nagenoeg stil. De machines zijn omgesmolten en te gelde gemaakt. Twaalfduizend werkplekken zijn er verdwenen. Kom bij ons niet aan met dat handelsverdrag van de Europese Unie. Als we de Europeanen en hun massaproducten toelaten, blijft er helemaal niets meer van ons over.’
Zijn maat, de man met het Dalton-uiterlijk en de geërgerde blik, onderbreekt. ‘Je vergeet de mijnen. Alles wat Snezjnoje in zijn geschiedenis heeft verworven, dankt het aan de mijnen.’ Sergej heet de man. Ook hij is rond de vijftig. Als reddingswerker heeft hij in de mijnen een klein pensioen verdiend. ‘We waren met negen, nu werken er nog twee. Als de bandieten die in Kiev de macht hebben gegrepen hun zin krijgen, sluiten die twee mijnen ook en gaan we kolen importeren uit Polen. En weet u ? Kolen uit de regio Donetsk hebben een veel hogere kwaliteit. Die zijn zo hard als steen.’
De volgende dag brengt Piloegin vanaf het bordes voor de bioscoop aan het Leninplein in Snezjnoje, zo’n twintig kilometer van de grens met Rusland, verslag uit aan zijn stadsgenoten. Nog steeds heeft hij een rustige stem, maar de burgerkleren zijn verwisseld voor een legeruniform. ‘Spoedig leven wij in de soevereine Volksrepubliek Donetsk!’ roept hij. Gejuich stijgt op. Daarna leest hij de verklaring voor waarmee op 7 april pro-Russische activisten de onafhankelijkheid van de provincie (oblast) hebben uitgeroepen. ‘Deze akte treedt in werking vanaf het moment van bevestiging door middel van een referendum onder het volk van de oblast.’ ‘Referendum!’ reageren de betogers, enkele honderden in aantal, instemmend. Piloegin gaat verder: ‘We richten ons ook tot u, Vladimir Poetin, om ons te beschermen tegen de fascisten die het Oekraïense overheidsapparaat onder hun controle hebben gebracht.’ ‘Rusland!’ scanderen de betogers eensgezind.
Ook hier, voor het betonnen bioscoopgebouw van Snezjnoje, is de propagandaoorlog rond het Oekraïne-conflict voelbaar. ‘Journalisten wegwezen’, schreeuwt iemand wanneer Piloegin de mensen op hun aanwezigheid attendeert. Velen staan elkaar echter al snel te verdringen om het woord te doen. ‘Jullie beweren dat we hier niet uit vrije wil staan’, zegt een vrouw, duidend op hardnekkige geruchten dat de pro-Russische betogers voor hun acties en aanwezigheid worden betaald, ‘maar kijk eens hier. Kijkt u goed, deze is door ons zelf gestikt.’ De vrouw houdt de vlag van de Donbas in de hand, het dichtbevolkte mijnbouwgebied waartoe de opstandige regio’s rond Donetsk en Loehansk horen en ook de regio rond de Russische stad Rostov aan de Don. Wat opvalt is dat het vooral oudere mensen zijn die zijn samengekomen. Ook beschouwen de meesten zich als Rus en blijken velen familieleden over de grens te hebben. ‘Zo is het in de hele Donbas’, zegt een gepensioneerde heer. ‘Daarom kan het helemaal geen oorlog worden in onze oblast. Wie zouden de Russen moeten beschieten of bombarderen ? Hun naasten?’
De vooral door Russische televisienetwerken verspreide boodschap dat Oekraïne sinds Maidan door een golf van neonazisme wordt overspoeld, heeft haar uitwerking in Snezjnoje niet gemist. ‘De families van bijna alle mensen hier zijn getekend door verdrietige gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog’, zegt een demonstrante. Als de meeste andere pro-Russische betogers draagt Olga Zajats een oranje-zwart gestreept lint om haar arm, het symbool van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ van de Sovjet-Unie tegen nazi-Duitsland. ‘Mijn moeder leefde als driejarig meisje in het huidige Volgograd. Haar vader vocht tegen de Duitsers in de Slag om Stalingrad. Hij heeft daar na de oorlog jaren over verteld. Die verhalen en herinneringen, die koesteren we.’ Als alle andere pro-Russische betogers weigert Olga een regering te accepteren die bestaat uit ‘banderovtsi’ – de benaming voor de aanhangers van de fel omstreden West-Oekraïense nationalist Stepan Bandera die in de Tweede Wereldoorlog met de nazi’s collaboreerde. Veel nationalistisch gestemde Maidan-sympathisanten, onder meer die van de extreem-rechtse coalitiepartij Swaboda, vereren Bandera.
Olga is 52 en werkt als ingenieur voor Motor Sitsj, een uit de sovjettijd stammende machinefabriek met een vestiging in Snezjnoje. ‘Tachtig procent van onze productiemiddelen komt uit Rusland en 39 procent van de door ons gebouwde vliegtuigmotoren wordt weer aan Rusland verkocht. Die worden specifiek gefabriceerd voor Russische vliegtuigen. Als de regering in Kiev ons verbiedt met deze zaken door te gaan en we ons op de Europese Unie moeten gaan richten, worden we weggevaagd. De overgang is te groot. We kunnen onze fabriek en onze arbeidskrachten niet zomaar even op de eisen van de Europese markt afstemmen.’ De vestiging van Motor Sitsj in Snezjnoje heeft drieduizend mensen in dienst.
Volgens Olga is er ook nog een ander probleem: ‘De EU is aantrekkelijk voor mensen in het westen van Oekraïne. Velen reizen er makkelijk naartoe en zijn al vaak met Europeanen in aanraking geweest. De mentaliteit in het Westen is ook meer op Europa gericht.’ Olga en vele anderen in de Donbas zijn echter beïnvloed door de ideeën en sfeer van de sovjetstaat. ‘Soms verlangen we er zelfs een beetje naar terug. Onder de mensen bestonden vroeger heel warme, vriendschappelijke relaties. Iedereen hielp elkaar en er waren geen grenzen, tenminste niet binnen de Sovjet-Unie. En alles was betaalbaar. Als studente kon ik bijvoorbeeld met het vliegtuig naar Volgograd om mijn moeder te bezoeken. Nee, voor de mensen in het oosten is Europa geen optie. We hebben niet de juiste diploma’s, niet de juiste werkervaring, niet de juiste talenkennis. Als we al in Europa aan de slag komen, zou onze maatschappelijke positie heel laag zijn.’
Donetsk, stad van een miljoen, hoofdstad van de dichtstbevolkte oblast van het land (met 4,5 miljoen een tiende van alle inwoners), werd in 2012 door het Amerikaanse blad Forbes uitgeroepen tot de meest aantrekkelijke zakenstad van Oekraïne. Behalve de machtsbasis voor de door Maidan verjaagde ex-president Janoekovitsj, zoon van de regio, is Donetsk ook de thuishaven van staalkoning Rinat Achmetov, Oekraïne’s rijkste oligarch en eigenaar van voetbalclub Sjachtar Donetsk. Zijn visitekaartje: een met glaspanelen bekleed voetbalstadion in de vorm van een gigantisch ruimteschip dat bezig lijkt te landen. Door de beduimelde ruiten van tram en trolleybus oogt het kostbare gebouw in een stad waar het wemelt van de sovjetgebouwen en hopen kolenslakken als een Fremdkörper. En er zijn meer zaken die de westerse bezoeker verbazen. In Makeevka, voorstad van bijna 350.000 inwoners, ontbreekt een deugdelijk netwerk voor watervoorziening. In vrijwel alle buitenwijken is er alleen ’s ochtends en ’s avonds een paar uur stromend water.
Waarom is de lokale bevolking nooit tegen deze misstanden in het geweer gekomen? Igor Todorov is historicus en werkzaam voor de Nationale Universiteit van Donetsk. Ook is hij hoofd van het lokale Informatiecentrum van de Europese Unie. ‘De oude “rode directeuren” van de mijnen zijn de bedrijfseigenaren van vandaag’, weet hij. ‘Vergis je niet in de psychologische macht die dit soort leiders al in de sovjettijd over de arbeiders hadden. Bovendien zijn de mensen gezagsgetrouw. Er bestaat hier een cultuur van paternalisme. Men verwacht alles van boven en niets van zichzelf. Dat wordt door de gezagsdragers natuurlijk aangemoedigd.’ Todorov, geboren in Donetsk en kind van een Russische vader, kan zich dan ook moeilijk voorstellen dat de bezetting van het gebouw van de oblast en de daarmee verwante, pro-Russische acties van activisten in Oost-Oekraïense steden geheel spontaan zijn verlopen. ‘Democratische denkbeelden over individuele vrijheid leven hier niet. Dus de mensen hier komen niet op het idee zichzelf te organiseren. Ze zoeken altijd bescherming bij superieuren.’
De demonstranten vrezen de toekomst, meent Todorov. ‘De zieltogende staat waarin die plaatsen zich bevinden, is voor de betrokkenen absoluut frustrerend. Er is werkloosheid, alcoholisme, criminaliteit. Geen wonder dat de mensen er wegtrekken. Ondertussen zijn de achterblijvers bezorgd en willen ergens naartoe met hun emoties. De mensen hier handelen niet rationeel, ze handelen uit angst.’
Onder de stedelingen bestaat die onvrede minder. Volgens een sociologisch onderzoeksinstituut in Donetsk is de helft van de inwoners voor Oekraïne als eenheidsstaat en bijna een derde voor enige vorm van afscheiding van de oblast. En wat is eigenlijk het standpunt van jongeren en studenten ? Todorov: ‘Een deel is domweg onverschillig, een ander deel is inmiddels zoveel angst ingeboezemd dat ze het wel laten in Donetsk tegendemonstraties te organiseren in de stijl van Maidan.’
De muren van het provinciegebouw in Donetsk zijn inmiddels met communistische affiches behangen. Een ervan verwijst naar de dag van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog: ‘Op 9 mei is ons overwinningsfeest. We houden vol tot het eind. Onze grootvaders kijken toe’. Op een andere staat: ‘Stop de Nato’. Marsmuziek van het Rode Leger en nostalgische soldatenliederen klinken uit de luidsprekers.
Op een afstand staat een vrouw, de armen over elkaar, met gemengde gevoelens toe te kijken. Net als de meerderheid van de inwoners van Donetsk houdt ze niet van de nieuwe machthebbers in Kiev. ‘Ze voeren alles uit wat het Westen van hen verlangt en ze zullen de hun gunstig gezinde bedrijven en organisaties laten profiteren.’ Maar de separatisten haar steun geven, doet ze liever ook niet. Ze is geboren in Oekraïne en heeft een Oekraïens paspoort. Haar vader is Rus en leeft in Moskou. Ook haar echtgenoot is Rus. Ze is ervoor dat Oekraïne een federatie wordt. ‘Dat zou een goed compromis zijn. Bovendien: of we nou Russisch zijn of niet, Oekraïne is toch ons huis.’
Beeld: Een inwoner van Donetsk doneert geld aan de bezetters van het provinciegebouw (Mauricio Lima/The New York Times/HH).