Wat mag je eigenlijk vieren als je de winnaar bent van verkiezingen? Zowel de Nederlandse stembusgang in maart als de Franse presidentsverkiezingen roepen die vraag op. In beide gevallen gebeurde hetzelfde: iedereen hield rekening met een mogelijke rechts-populistische victorie, maar uiteindelijk trok het politieke midden aan het langste eind. ‘Nederland roept het populisme een halt toe’, kopten buitenlandse media na onze verkiezingen. Dat in Frankrijk de sociaal-liberaal Emmanuel Macron de meeste stemmen haalde in de eerste ronde werd op vergelijkbare wijze onthaald: als een steun in de rug van de open samenleving, voor Europese samenwerking en tegen kleingeestig nationalisme.

Natuurlijk is Macron nog maar een halve winnaar. In de tweede ronde moet hij Marine Le Pen nog een keer verslaan. Of dat lukt is niet zeker (onder #sansmoile7mai hebben veel linkse jongeren al laten weten niet te komen opdagen; Macron heeft die stemmen nodig), maar wel waarschijnlijk. En als het Macron lukt, dan zal er helemaal triomf worden gevierd in het liberale kamp. Nu al brak de voorzitter van de Europese Commissie Jean-Claude Juncker met het protocol door Macron te feliciteren met zijn overwinning.

Hoe verder een Fransoos van een treinstation woont, hoe groter de kans dat hij FN stemt

Zelfgenoegzaamheid dreigt. Macron haalde 23,8 procent van de stemmen, Le Pen 21,5. Dat is winnen met de hakken over de sloot. Te veel borstklopperij past daar níet bij. Ook hierin lijken Frankrijk en Nederland op elkaar: een vijfde van het electoraat ging voor de belofte van dichte grenzen, mogelijke uittreding uit de EU en het terugdringen van de islam. Dat de partijloze outsider Macron nu de meeste kans maakt om het Élysée te betrekken, betekent dan ook niet dat de rechtse Le Pen-aanhangers ‘verslagen’ zijn. Anders dan sport zijn verkiezingen een strijd waarbij de nummer één ook verantwoordelijkheid draagt voor wie het onderspit dolf.

Natuurlijk, alle winnaars willen bruggen bouwen, kloven dichten en mensen verbinden. Maar dat is lastig, precies omdat politiek Europa een verdeelde samenleving weerspiegelt: tussen burgers voor wie de huidige wereld in hun voordeel werkt en burgers die tegen de stroom in moeten roeien. Ook in Frankrijk deden ze volop de ronde: kaartjes van het land waarop de politieke tweedeling is terug te zien. De progressieve Macron-stemmer in een netwerk van goed verbonden steden, de Le Pen-kiezer op het platteland waar werk en voorzieningen verdwijnen. Hoe verder een Fransoos van een treinstation woont, hoe groter de kans dat hij Front National stemt, bleek uit onderzoek van demograaf Hervé Le Bras. Tegen die groepen zeggen dat ze verliezers zijn omdat hun kandidaat net iets minder stemmen kreeg, is zout in de wond wrijven.

De 39-jarige Emmanuel Macron kan dit weten. Als student wijsbegeerte leerde hij van Paul Ricoeur. Deze filosoof koesterde het idee van de ‘capabele mens’, die zich bekwaam voelt, met zelfvertrouwen handelt en daarvoor erkenning krijgt. Voor progressievelingen die op Macron stemden zit dat wel goed. Wie zichzelf een politicus voor alle burgers acht, spant zich vooral in voor de groepen die zich niet vanzelfsprekend een capabel mens voelen.

Daarmee is de eindstrijd van de Franse presidentsverkiezingen een signaal aan het hele politieke midden. De pro-EU liberale consensus heeft nog voldoende steun, maar zijn volstrekte tegenpool is een geduchte nummer twee. Laten de winnaars van de globalisering zich daarom nu ook richten op de kiezers uit het andere kamp. Alleen de belangen behartigen van je eigen slag is geen politiek, maar een vorm van cliëntelisme.