Tijdens de Koude Oorlog juichte Washington om strategische redenen elke poging tot Europese toenadering toe. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, toen Europa zich ontpopte tot een economische rivaal van de Verenigde Staten, was het oude continent voor Amerikaanse auteurs en analisten een toonbeeld van spilzucht, militaire incompetentie en besluiteloosheid, kortom: «Euro-sclerose».

Sinds de Irak-oorlog zijn in Republikeinse kring alle remmen los. Auteur na auteur wast de Euroweenies de oren in een litanie die volgens de Britse criticus Stuart Reid ongeveer als volgt is opgebouwd: «Churchill goed, Chamberlain slecht; democratie goed, dictatuur slecht; Israël goed, Palestina slecht; Amerika goed, Europa slecht.» Maar tegenwoordig tref je in de Amerikaanse deskundigencarrousel opeens vooraanstaande intellectuelen die schijnbaar meer in Europa geloven dan de Europeanen zelf. Welke agenda zit hier nu weer achter?

De bekendste Amerikaanse «eurofiel» (in conservatieve kring een scheldwoord dat dicht tegen «pedofiel» aanligt) is Charles Kupchan, hoogleraar internationale betrek kingen aan Georgetown University en senior fellow bij de invloedrijke Council on Foreign Relations. Deze deskundige en beleidsmaker genoot als adviseur van Clinton groot aanzien, zij het voornamelijk in Democratische kringen.

«Begrijp me niet verkeerd», zei Kupchan vorig jaar tegen De Groene Amsterdammer: «Mili tair gezien duurt het nog heel lang voordat Europa een serieuze rivaal wordt van de VS. Maar economisch, politiek en cultureel wordt Europa wel binnen afzienbare tijd het tweede centrum van de macht: één markt, één munt, geen paspoortcontroles, discussies over gezamenlijk defensiebeleid.» Tot zo ver geen verrassing, maar Kupchans nieuwste boek The End of the American Era (2002) bevat een waar schuwing aan Amerikanen waarmee hij zijn ware kleuren laat zien.

De kern van zijn betoog is de voorspelling dat Amerika economisch tot stilstand zal komen in weerwil van de zes procent groei die in het afgelopen jaar werd behaald. Daar entegen groeit de Europese economische macht in de wereld gestaag. «Het is nog te vroeg om te zeggen of Washington en Brussel dezelfde weg zullen gaan als Rome en Constantinopel, dat wil zeggen de weg van geopolitieke rivaliteit», schrijft Kupchan, «maar de voortekenen zijn er zeker.» Hier gaat de ophemeling van Europa wel erg goed samen met een aanval op de Voodoo-economie, de rinkelende sporen en de Kyoto-vijandigheid van de Republikeinen.

De transatlantische lotsverbondenheid van weleer bestaat nog wel, meent Kupchan, maar «Europeanen voelen zich vervreemd van een Amerikaanse samenleving die is getrouwd met wapenbezit, de doodstraf en benzine slurpende auto’s. In diepste wezen hangen Amerika en Europa zeer verschillende politieke culturen aan.» Als zijn landgenoten daar nu maar terdege rekening mee houden, kan het volgens Kupchan nog altijd goed komen. De Amerikanen moeten niet vreemd opkijken als Europa zich op een dag als «blok» in de Veiligheidsraad opstelt en Amerikaanse strate gische belangen dwarsboomt. Als ze de schade beperken, vinden beide continenten elkaar vanzelf rond 2025 in een gezamenlijke opstelling jegens de derde opkomende grootmacht, Azië.

Het rooskleurige beeld dat Kupchan van Europa schetst, wordt aan beide zijden van de Atlantische Oceaan niet serieus genomen. Zelfs beroeps-Europeanen hechten niet veel waarde aan zijn eurofore verwachtingen, waarin het grondwetreferendum al een genomen horde is. Naar eigen zeggen werd hij tijdens een bijeenkomst in Den Haag zelfs weggehoond. De aanwezigen geloofden niets van wat hij hun over de glorierijke toekomst van hun continent vertelde. Niettemin blijft hij zijn voorspellingen met graagte herhalen op de Amerikaanse televisie.

Er zijn toonaangevende Amerikaanse eco nomen die het met Charles Kupchan eens zijn. «De Amerikaanse droom gaat over groei, de Europese droom over duurzame ontwik keling», hield Europa-liefhebber Jeremy Rifkin zijn landgenoten niet lang geleden voor: «In Europa heerst een universeel gevoel van verantwoordelijkheid voor milieu, klimaat, mensenrechten en vredeshandhaving.» Zijn boek The European Dream: How Europe’s Vision of the Future Is Quietly Eclipsing the American Dream (2005) is één grote lofzang op de Europese way of life en een boekhoudkundige felicitatie met onze «revolutionaire poging een kapitalisme met een menselijk gezicht te creëren». Daarentegen wordt de Amerikaanse economie volgens Rifkin alleen nog voortgedreven door torenhoge militaire uitgaven.

Het boek kreeg niet voor niets meer aandacht in Europa dan in Amerika. NRC Handelsblad kopte boven een groot interview met Rifkin: «Europa moet durven geloven in zijn eigen droom». Maar Rifkins Europa-liefde is niet nieuw. Hij is een kind van de jaren zestig dat ten strijde trok tegen het Amerikaanse imperialisme en zijn moederland in de jaren zeventig onophoudelijk voorhield dat het aan zijn eigen ongebreidelde kapitalisme te gron de zou gaan.

Ook Thomas Reid, voormalig correspondent van The Washington Post in Tokio en Londen, kijkt vol bewondering naar de Europese eenwording. In zijn boek The United States of Europe: The New Superpower and the End of American Supremacy (2004) schrijft hij onder meer dat er in Europa een nieuwe E-generatie van jonge ren op komst is die een eigen «eurocultuur» creëert die aanzienlijk sterker is dan de Amerikaanse jongerencultuur: «Ze beschouwen zichzelf niet als Spanjaarden of Tsjechen, maar eerder als Europeanen die toevallig in Toledo of Praag wonen.» En nu maar afwachten of die eurojongeren voor of tegen de EU-grondwet stemmen.