De benzinecrisis van vorige week was het zoveelste démasqué van Europese pretenties. In plaats van een gemeenschappelijke aanpak van het probleem kozen de EU-lidstaten voor een eigen op lossing in overleg met «hun» vrachtwagenchauffeurs, olie maat schappijen en pomphouders. Europa is nog altijd slechts een Zollverein van staten zonder verantwoordelijk centrum en moreel gezag. Zodra de «markt» spreekt, stuiven de nationale regeringen uiteen en vergeten hun eigen communautaire propaganda.
De monetaire unie, het ge meenschappelijk veiligheidsbeleid, het Europese vreemdelingenbeleid en de uitbreiding van het verdragsgebied naar Oost-Europa zijn even zovele autonome trajecten. Ze vallen zelden samen, behalve wanneer er ge meenschappelijke economische belangen op het spel staan. De convergentie-eisen voor de euro bijvoorbeeld werden tot op decimalen achter de komma vastgesteld, evenals de eisen van het stabiliteitspact van Amsterdam van drie jaar geleden. Maar op de Europese top van Lissabon begin dit jaar bleek het onmogelijk om de regeringen te verenigen achter een paar bescheiden minimumeisen op het terrein van onderwijs en sociale zekerheid. De woorden die Jacques Chirac na afloop sprak, zijn een indicatie voor de neoliberale ideeënarmoede: «Er is geen ideologisch debat meer.»
Vorige zomer besteedde het Amerikaanse tijdschrift Foreign Policy een speciaal nummer aan de vraag «Wie is Europa?» Europese gastschrijvers als Felipe Gonzalez en Dominique Moïsi kwamen niet eens toe aan een antwoord op de vraag. Ze beten hun tanden stuk op de voorafgaande vraag wat Europa eigenlijk is, althans wat het zou kunnen of moeten zijn. De bijdrage van de Spaanse ex-premier was een treurige bestandsopname. We kunnen onze problemen niet oplossen als we niet weten welk soort democratie we onze burgers willen bieden, schreef hij, en dat laatste weten we nu juist niet: «De bevolking vraagt om leiders met een project voor Europa, maar onze leiders moeten dat project nog ontwerpen.»
De Duitse vice-kanselier Joschka Fischer heeft het onlangs maar weer eens geprobeerd. Hij lanceerde een voorstel voor een federaal Europa met twee direct gekozen kamers en een supranationale regering, oftewel een bondsstaat naar het voorbeeld van de VS. Het lijkt een verstandig idee, maar bij nader inzien is het even zielloos als alle voorgaande ontwerpen voor een federaal of centraal bestuurd Europa. Het ontbreekt de betrokken regeringen aan de wil om te regeren, daar zit het probleem. Ze zijn met z'n allen niet eens in staat de Europese pensioenen voor de naaste toekomst veilig te stellen, zozeer is de overheid in de meeste lidstaten inmiddels «teruggetreden» uit het openbare leven. De Europese regeringsleiders zouden moeten beginnen met het heroveren van de staatsmacht op een aantal gebieden, anders hoeft er straks geen soevereiniteit meer te worden overgedragen aan welke supranationale regering dan ook. Dan valt er namelijk niets meer te regeren.