Dezer dagen kunt u in Brussel nog een van de meest spectaculaire en tegelijkertijd merkwaardige tentoonstellingen van de laatste tijd zien, Het Meesterlijk Atelier. Het is zo’n vlaggenschiptentoonstelling die met volle steun van de Europese Unie tot stand komt, en die Brussel compenseert voor al het ongemak van al die Europese bureaucratie. Eens in de twee, drie jaar pakt een lid van de EU (of bevriende natie) groots uit, met alle topstukken van het land plus film, theater en muziek, en dat levert hoogstandjes op. In 2007 is de Unie zelf de schutspatroon, vanwege het vijftigjarig jubileum van het Verdrag van Rome. En dus gaat de tentoonstelling over heel Europa.

Het Meesterlijk Atelier heeft een inhoudelijke ambitie die bijna even groot is als de Europese kunstgeschiedenis zelf: een overzicht van de culturele interacties in Europa tussen de val van het Romeinse Rijk en de Franse Revolutie. Met het ‘Atelier’ wordt in feite Europa zelf bedoeld, een gebied waarin een onophoudelijk verkeer van ideeën en vormen plaatsvond. Dat is geen klein bier. Het is ook geen nieuws. Binnen de grenzen van christelijk Europa, strekkend van Moskou tot Malta en van Portugal tot de poolcirkel, bestond een sterke onderling verbonden cultuur, waarin, bijvoorbeeld, gesneden altaarstukken uit Vlaanderen per dozijn werden uitgevoerd naar Zweden, Ierse monniken in hun miniaturen gebruikmaakten van Byzantijnse voorbeelden, enzovoort. Ook was er levendig verkeer met niet-christelijke beschavingen. Wie goed zoekt vindt die artistieke connecties niet alleen tussen Engeland, Vlaanderen, Toscane en het Île de France, maar ook tussen die centra en uithoeken als Bulgarije, Finland, Ierland, Malta of Cyprus. Dat moet ook, want die horen er allemaal bij, nietwaar?

In Het Meesterlijk Atelier zetten alle Unie-leden hun beste beentje voor, en wat zij presenteren is af en toe duizelingwekkend van kwaliteit. Werk van Jan van Eyck, Ghirlandaio, Da Vinci, Jordaens, Dürer, Rubens, Goltzius, di Credi, Sansovino, el Greco, Lorrain, Spranger, enzovoort enzovoort; daarbij vier containers vol kunstnijverheid van de allerbovenste plank, boeken, gravures, miniaturen – en daartussen een paar echte verrassingen. De beeldhouwer Nicolaas van Leiden, bijvoorbeeld, heeft een mini-solotentoonstelling. Hij was mij goeddeels onbekend; kwam waarschijnlijk uit Utrecht, was actief in Straatsburg in 1460-1470 en Wiener Neustadt. Zijn karakter-koppen voor de kathedraal van Straatsburg zijn een openbaring, tenminste even interessant als het werk van Veit Stoss, zijn tijdgenoot. Of: het Psalterium van Utrecht (uit de buurt van Reims, 825-835), een mirakel van een losse, expressieve tekenstijl waarvan de echo’s doorklinken tot in de twaalfde en dertiende eeuw. Bijna nooit te zien; nu één van een hele serie uitzonderlijke manuscripten.

In goed-Europese traditie werd een waardig stel hoogleraren bijeengebracht om dat allemaal wetenschappelijk te onderbouwen. Zij hebben er een potje Europese kunsthistorische hutspot van gemaakt die goeddeels oneetbaar is. Het valt de bezoeker af te raden de bordjes bij de artefacten te lezen. Daar valt doorgaans geen touw aan vast te knopen, alsof de inrichters per ongeluk de voetnoten, niet de tekst hebben afgedrukt. Het zou flauw zijn om daarin een metafoor voor de hele Europese Unie te zien: hoge kwaliteit van elk onderdeel, gedeelde historische context, vanzelfsprekende interactie – vastgemetseld in een bureaucratisch vertoog dat bijna hilarisch is.

Het Meesterlijk Atelier. Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat 23, Brussel. T/m 20 januari. www.bozar.be, www.europalia.eu