Ons Europa is een experiment met kapitalisme en democratie. Na de verschrikkingen van de eerste helft van de twintigste eeuw werd iedere keer opnieuw een balans tussen staat en markt gezocht en gevonden. Zo kon het experiment vreedzaam worden voortgezet; de resultaten boden genoeg houvast om telkens voldoende draagvlak onder de bevolking te organiseren en het experiment te verbinden met internationale samenwerking en te koppelen aan een maatschappelijk program voor de toekomst.
Dit alles dreef op hoop, de hoop op samenwerking en samenhang. Die hoop was een krachtig middel. Het aloude Europese verlangen naar revolutie kon erin gesmoord worden, ook dat iedere keer opnieuw. Na de Koude Oorlog leek dit zelfs mogelijk zonder de schaduw van de ideologische ‘Mauer im Kopf’. Sterker, die muur bleek bijna even snel vergeten als ze was ingeprent. Na 1989 leek Europa echt te kunnen spotten met de wetten van de eigen geschiedenis.
Het fundament voor dit overrompelende succes werd gevormd door de lessen uit diezelfde geschiedenis. Eén: een democratie die de rechtsstaat overvleugelt wordt extreem, en dus gevaarlijk. Twee: met een markt die statelijke beheersmacht en toezicht onderwerpt, gebeurt hetzelfde. De conclusie: het is essentieel die extremen te vermijden, want alleen dan kan het nastreven van mensenrechten reëel worden. Alleen dan kunnen totalitarisme, nationalisme en het recht van de sterkste van voldoende tegenmacht voorzien worden. Deze Europese geschiedenisles werd omgezet in instituties voor politiek en beleid. Zo ontstond een soort weegschaal.
Op deze weegschaal konden staat en markt in evenwicht gehouden worden. Dat gebeurde via de instituties van politiek en samenleving, het mechaniek van de weegschaal. En het lukte steeds opnieuw. Dat voortdurende evenwicht was cruciaal. De Age of Extremes moest wel besproken, maar niet beleefd worden.
Het was de schone taak van politiek, bestuur en bedrijven om de Europese realiteit constant te manoeuvreren in die tamelijk onbekende sfeer van evenwicht, tussen de extremen van ‘natiestaat’ en ‘vrije markt’. Om daar te blijven, in dat diafragma van de Europese geschiedenis, was voortdurende beteugeling van de Europese oerkrachten van natiestaat en markt een dagelijkse taak.
De paradox is echter dat het onmogelijk wordt deze taak ook werkelijk ter hand te nemen als het historisch besef ontbreekt. De moeilijke oefening van (medemenselijke) terughoudendheid, die op gezette tijden verplicht is om de weegschaal te doen werken, is dan al snel te veel gevraagd. Met andere woorden: uiteindelijk kan de Europese weegschaal niet zonder de loopolie van menselijk gedrag, en goede voorbeelden daarvan. Wat dat betreft zijn de tijden stroef.
Nog ver voor de stuitende zelffelicitaties van corporate Nederland in de vorm van de verlaging van de dividendbelasting en de beloning van de ING-topman was er al de carrièreplanning van eurocommissarissen en oud-ministers Manuel Barroso (Goldman Sachs) en Neelie Kroes (Bank of America), en veel meer. Dit soort gedrag omlijst Europa met onfatsoen. De diagnose die hierbij past: de Europese weegschaal moet in revisie. Dat begint met politiek voorbij de baantjes, het chauvinisme en het geld: politiek als tegenmacht.
In 1944, na de ontsporingen van de Grote Depressie, zei de Amerikaanse minister van Financiën Henry Morgenthau: ‘Wij moeten ernaar streven om de woekerende geldleners uit de tempel van de internationale financiën te drijven.’ Want daar horen ‘regeringen de dienst uit te maken en niet private financiële belangen’. Dit trans-Atlantische besef was een pijler onder de naoorlogse voorspoed van Europa. Het leeft nog steeds in de instituties van die orde.
Die kwetsbare instituties maken de Europese weegschaal. Maar dat mechaniek dreigt gevaarlijk beschadigd te raken. Dit geldt in optima forma voor de instituties van de EU. We hebben ze gemaakt om het vreedzame en unieke Europese experiment met kapitalisme en democratie te kunnen voortzetten. Hoe onaf en onvolmaakt ze ook zijn, instituties als de Europese Commissie en het Europees Parlement verdienen onderhoud. Dat is een opdracht aan de politiek en aan ons allen. En het is hard nodig, want zij zijn onmisbaar om de schaal weer wat in balans te krijgen. Daarvoor kunnen we noch op natiestaten, noch op markten vertrouwen.