EVELYN LAU werd in 1971 geboren in Vancouver, als kind van Chinese ouders. Na twee jaar op straat te hebben geleefd, publiceerde ze de bestseller Runaway: Diary of a Street Kid. Ze schreef drie poeziebundels, waarvan de tweede, Oedipal Dreams, werd genomineerd voor een belangrijke Canadese literaire prijs. Ter gelegenheid van de verschijning van haar vijfde en nieuwste boek (het eerste in Nederlandse vertaling), de verhalenbundel Frisse meiden, was ze een paar dagen in Nederland.
‘TOEN IK ZES WAS wist ik dat ik schrijver wilde worden. Thuis spraken we Chinees, maar al snel ging ik over op Engels. Ik las alles wat los en vast zat, wilde alleen maar lezen. Boeken gaven me zoveel plezier dat ik dat ook wilde kunnen, mensen plezier geven door een boek te schrijven. Dat was een gloeiende overtuiging: ik moest schrijver worden.
Al heel jong schreef ik gedichten en verhalen, en op mijn twaalfde publiceerde ik voor het eerst poezie, in een tijdschrift. Mijn eerste boek ontstond tussen mijn veertiende en mijn zestiende. Thuis was ik niet gelukkig, vooral omdat ik van mijn ouders niet mocht schrijven maar moest leren. Toen ik veertien was liep ik van huis weg. Er gebeurde het een en ander, waardoor ik in de prostitutie belandde en aan de drugs raakte. Twee jaar lang leefde ik op straat, slapend in parken en zo. Overal en altijd zat ik te schrijven in het enorme dagboek dat ik meesleepte. Dat werd later mijn debuut, Runaway: Diary of a Street Kid. In die tijd schreef ik om controle te krijgen over de verwarrende omstandigheden waarin ik leefde. Het had niets te maken met willen scheppen of zo.
Toen ik Runaway schreef hoopte ik dat een roman of een poeziebundel publiceren mijn redding uit het straatleven zou zijn. Kort voor ik van huis wegliep had ik een keer aan een schrijfwedstrijd meegedaan die door een literair tijdschrift was georganiseerd. Ik won. Een jaar later, toen ik op straat leefde, won ik opnieuw. Een redacteur van dat tijdschrift ging vervolgens de uitgeverijen langs met mijn manuscript, tot er iemand een bod deed.
Het was niet mijn redding. Ik had gedacht dat alles zou veranderen, maar dat gebeurde niet. Ik had een tijdje mijn eigen appartement en kwam in een pleeggezin terecht. Toen het boek uitkwam kreeg het erg veel aandacht, waar ik eigenlijk helemaal niet op was voorbereid. Runaway is heel plastisch geschreven, het toont veel persoonlijke details, expliciete beschrijvingen van mijn leven als street kid. En uitgerekend daar ging iedereen op in. Om al die aandacht te kunnen hanteren, had ik een hoop drugs nodig, en uiteindelijk belandde ik weer in de prostitutie.
Runaway werd heel populair. Het was natuurlijk, dat weet ik ook wel, geen Grote Literatuur. Iedereen vond het interessant omdat het over een outcast ging, over drugs en prostituees. Ik werd een publiek persoon, maar niet als schrijver. De media kickten vooral op mijn zelfkant-verhaal, en op de smeuige details uit mijn leven als hoer. In interviews hamerde ik er steeds weer op: ik ben een schrijver, ik publiceer al sinds mijn twaalfde! Pure frustratie.’
‘MIJN OUDERS spraken alleen Chinees. Ik paste me snel aan aan Canada en spreek nu nauwelijks nog Chinees. De botsing tussen die twee verschillende culturen heb ik natuurlijk wel ervaren, maar zij is niet van wezenlijk belang voor me geweest, geen bron van inspiratie. Voor veel immigranten was de immigratie, en het nieuwe leven, het belangrijkste moment in hun bestaan, de grote ontwrichting. Ik ben door andere dingen ont- wricht…
In Frisse meiden, een titel die overigens is bedacht door Douglas Coupland, gaat het weer over prostitutie en vooral sadomasochistische verhoudingen. Pijn, ik schrijf veel over pijn. In dit boek met opzet op een rustige en ingetogen manier, om de vaak bittere gebeurtenissen enig tegenwicht te bieden.
Ik ben opgelucht. Toen het werd uitgegeven wist ik niet of het goed of slecht was. Een vreselijk gevoel. Ik verwachtte dat een recensent nu de laatste spijker in mijn doodskist zou slaan, dat iedereen zou roepen dat het klopte wat er over Runaway was geschreven: dat ik helemaal geen schrijver was en mijn roem alleen te danken had aan een sensatieboek. Maar de eerste recensie was juichend. En daarna kwamen er meer goede recensies, die gewoon gingen over mijn literaire kwaliteiten. Mijn stijl werd geprezen, de sappige verhalen over mijn leven bleven achterwege. Wat meehielp was dat een van mijn twee poeziebundels werd genomineerd voor een prestigieuze prijs. Toen werd ik serieus genomen.
Frisse meiden is een kaal boek, ja. Hard, misschien. Ik zoek het niet in de decoratie, maar juist in de essentie. Niet in het vlees, maar in de botten. Daaraan merk ik dat ik een dichter ben, ik wil ervaringen terugbrengen tot hun essentie. Alle verhalen gaan over grenzen, transgressie en pijn, in de context van betaalde seks. Mijn personages willen steeds verder gaan, iets ervaren dat ze nog niet kennen. Ze zoeken steeds andere extremen, die dan ook weer hun kracht verliezen, zodat ze weer verder moeten gaan. Dat stopt nergens. Er zijn steeds weer nieuwe grenzen die steeds weer overschreden dienen te worden. Lichamelijke grenzen zijn vrij eenduidig. De psychologische verhoudingen binnen een sadomasochistische sessie, zoals macht en vernedering, zijn veel gecompliceerder. Dat fascineert me: de duisternis die inherent is aan sadomasochisme. Die heeft een vreemde aantrekkingskracht op me, ook omdat hij een deel is van mijn persoonlijkheid.’
‘WAT IK GRAPPIG vind is dat veel mensen de wereld die ik beschrijf heel exotisch of spannend vinden, een universum dat ze totaal niet kennen. Voor mij is dat net andersom. Ik vind een boek over een middle class echtpaar exotisch. Daarom hou ik bijvoorbeeld van John Updike. Zijn boeken - getrouwde man heeft affaires of zo - verslind ik met de fascinatie waarmee andere mensen pornografie lezen. Een onbekende, verre wereld vol verrassingen. Juist omdat ik een dergelijk leven nooit heb gekend, heeft het zoveel romantiek voor me.
Er is maar een ding waarnaar de mensen in Frisse meiden op zoek zijn: ontsnappen. Liefde speelt vooral een belangrijke rol in de verhalen omdat ze voortdurend afwezig is. Liefde is een onmogelijkheid, en niemand ontsnapt aan de omstandigheden waarin hij of zij zich bevindt.
Die toestand van psychologisch helemaal vastzitten, die ken ik goed. Om je personages te kunnen begrijpen moet je… nou ja, je hoeft niet precies te hebben gedaan wat zij doen, maar je moet hebben gevoeld wat zij voelen, vind ik. Gevoelens kan ik me niet inbeelden. Ik moet dat gevoel zelf gevoeld hebben, ook al is het in een andere context. Ik kan niet schrijven over een burgerlijke, liefdevolle relatie tussen een man en een vrouw. De psychologische aspecten ervan zou ik niet durven beschrijven als ik niet zeker wist waar ik het over had. Voor mij is het belangrijkste aan een boek, of ik het nu lees of schrijf, the feeling - en de taal natuurlijk.
Ik hou niet van mijn personages en ik haat ze ook niet. Ik voel medeleven. Het is soms moeilijk… Iemand zei tegen me: “Je bent aardig voor je mannelijke personages.” Dat was niet de bedoeling. Mannen die prostituees oppikken en misbruiken, daar hou ik niet van. Maar ik wil het oordeel dat ik als mens heb over die mannen niet in mijn verhalen op de voorgrond plaatsen. Ik wil laten zien wat er gebeurt, en lezers moeten zelf maar beslissen wat ze daarvan vinden, welk moreel oordeel ze willen vellen. Als schrijver toon ik meer sympathie dan als mens, geloof ik.
Ik heb geen feministisch boek willen schrijven. Als er sprake kan zijn van een “missie”, dan is het hoogstens dat ik hoop dat mensen die allerlei vooronderstellingen hebben over prostituees, aspecten van zichzelf herkennen in die vrouwen en daardoor misschien iets inzien of gaan begrijpen. Hoewel het wel iets kan bijdragen aan het begrip voor vrouwen in die positie, maakt het Frisse meiden niet tot een feministisch boek.’
‘HET IS MOEILIJK voor me om een relatie met iemand aan te gaan. Dat verandert maar heel langzaam, er moet veel tijd overheen gaan. Toen ik een tiener was haatte ik mannen. Alle mannen. Later ontdekte ik dat niet iedereen zo was, godzijdank. Als je jong bent denk je dat de hele wereld zo is als jij hem ervaart in dat ene kleine stukje, die uitsnede waarin jij leeft. Maar niet alle mannen kopen elke avond een vijftienjarig meisje voor een blow-job. Dat is niet ieders preoccupatie in het leven. Ik dacht altijd dat dat wel zo was.
Mijn leven nu is heel anders dan vroeger. Maar toch zitten er onder de oppervlakte bepaalde patronen, gedragspatronen, die niet veranderen. Veel van de duistere driften die me voortdreven tijdens mijn leven op straat bezit ik nog steeds, ook al manifesteren ze zich anders. Maar ik ben volwassener geworden. Als schrijfster en als mens. Ik heb mijn leven meer in de hand. In mijn boeken zie ik dat ik mijn eigen stem heb ontwikkeld, en niet hoef te leunen op het werk van anderen. I am my own person.’