Anekdotisch bewijs suggereert dat de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs tanende is. Volgens de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten studeren Nederlandse studenten veel minder dan hun collega’s in het buitenland. Het gerapporteerde gemiddelde van 33 uur per week lijkt een overschatting. Ook heerst hier een zesjescultuur. Tweederde van de studenten wil niet harder werken om hogere cijfers te halen of om zich intellectueel te verdiepen.
Toch wordt zelden direct gemeten of de kwaliteit van het hoger onderwijs een probleem is. Maar op 25 juni publiceerde het Centraal Planbureau Excellence for Productivity? In deze studie worden de academische vaardigheden van Nederlanders langs de internationale meetlat gelegd met behulp van internationaal vergelijkbare toetsen voor wiskunde, rekenen en taal. Wat deze studie zo interessant maakt, is dat niet alleen naar landengemiddelden wordt gekeken, maar naar de hele verdeling van scores. In het stuk staan drie opvallende conclusies.
Eén. De cognitieve vaardigheden van Nederlanders zijn gemiddeld zeer hoog en behoren tot de wereldtop. Nederland staat al zo’n dertig jaar stabiel rond nummer 6 in de wereldrangorde. Het is daarom niet waarschijnlijk dat het Nederlandse onderwijs in hoog tempo bergafwaarts glijdt.
Twee. De vaardigheden aan de onderkant – de laagste vijf procent van de scores – zijn zeer hoog en behoren tot de absolute wereldtop. Alleen Finland gaat voor. Dat is prachtig nieuws. De onderwijskansen van de minst getalenteerden zijn in Nederland beter dan waar ook ter wereld.
Drie. De vaardigheden aan de top – de hoogste vijf procent van de scores – zijn matig, komen niet meer voor in de toptien maar belanden in de middenmoot.
Nederland scoort dus een hoog gemiddeld cijfer dankzij het verheffen van de onderkant met goed basis- en middelbaar onderwijs. Maar is het dan onvermijdelijk dat de koppen die boven het maaiveld uitsteken, worden afgehakt in het hoger onderwijs? Scandinavische landen bewijzen dat dit geen wet van Meden en Perzen is. Helaas geeft het CPB geen antwoord op die prangende vraag.
Het academische landschap is net zo vlak is als Nederland zelf. Dat komt door een diepgeworteld academisch egalitarisme. Goede leerlingen zijn leerlingen waar docenten geen last van hebben, zodat meer tijd overblijft voor de begeleiding van zwakkere leerlingen. Begrijpelijk, maar de beste leerlingen krijgen onvoldoende stimulansen. De maatschappelijke norm is ‘doe maar gewoon’. Daarom zijn studiebollen steevast mikpunt van pesterijen. Niet alleen op de school of de universiteit. Ook een populistische afkeer van slimmeriken is wijdverbreid. Jacobse en Van Es riepen het al: ‘Weg met de intellectuelen! Omdat niemand daar wijzer van wordt!’
Het is not done om afgerekend te worden op excellente schoolcijfers en tentamenresultaten. Er is nauwelijks selectie aan de poorten van de universiteiten. Ouders willen geen ‘prestatiemaatschappij’ waarin kinderen en studenten zouden worden ‘opgejaagd’ om hoge cijfers te halen. Ook werkgevers vragen bij sollicitaties zelden om cijferlijsten. Onbegrijpelijk.
Maar als goede studieresultaten door ouders niet belangrijk worden gevonden, als excellentie door middelbare scholen niet wordt aangemoedigd, als selectie aan de poorten van de universiteiten niet bestaat, als werkgevers niet naar cijferlijsten kijken, en als de beste studenten wereldvreemde sukkels worden gevonden, waarom zouden studenten dan nog hun best doen om hoge cijfers te halen?
Academisch egalitarisme is verwerpelijk. Het maaiveld komt daardoor steeds lager te liggen. En intellectuele koppen worden nog makkelijker afgehakt. De status-quo van de grauwe middelmaat wordt daarmee bestendigd. En een loopje wordt genomen met de gelijkheid van onderwijskansen. Die geldt namelijk niet voor de allerslimsten; zij vertrekken maar naar het buitenland om zich naar vermogen te kunnen ontplooien.
Het glazen academische plafond moet worden doorbroken. Leerlingen en studenten worden pas gemotiveerd tot intellectuele prestaties als ouders, docenten, universiteiten en werkgevers die gaan waarderen: in woord, in maatschappelijke waardering en in geld. Als dat onverhoopt tot meer maatschappelijke ongelijkheid leidt: soit. Dan moeten de belastingen progressiever worden.
Maar zolang een achterlijke zesjesmentaliteit de dominante cultuur blijft op de universiteit en daarbuiten komt het niet goed met het academische klimaat, het nationale vermogen om te innoveren en de welvaartsgroei op lange termijn.
Bas Jacobs is hierna tot begin september met vakantie. Ger Groot keert medio augustus terug