Er gaat geen week voorbij of de dagbladen melden een schandaal uit het onderwijs. Een misstand, dat kan ook. Megalomane fusies die onbeheersbare scholengemeenschappen hebben geschapen, zelfverrijking van bestuurders die sommige scholen met een faillissement bedreigen en als reactie hierop het besluit van mbo-scholen om in afgeslankte vorm verder te gaan. Ze gaan gewoon weer technisch onderwijs geven aan jongeren die geen behoefte hebben aan taalvaardigheid maar een auto willen monteren.

Het onderwijs is hoe dan ook in beweging, en niet altijd in positieve zin. Het nieuwe jaar was nog maar net begonnen of wethouder Pieter Hilhorst van Amsterdam kondigde aan dat op bepaalde scholen dagelijks een agent moet posten. Een noodmaatregel, anders kun je zo’n voornemen niet opvatten. Kennelijk zijn bedreigingen, vandalisme en misschien zelfs (verboden) wapenbezit aanleiding tot zo’n plan. En dan te bedenken dat een schietpartij als die in het Amerikaanse Newtown in november in Nederland een vrijwel onbekend verschijnsel is. Maar goed: een safe haven is een school niet altijd.

Het is dan ook een opluchting als je een nieuwe school betreedt die er zo flitsend en hip uitziet dat begrippen als bewaking en detectiepoorten niet eens in je hoofd opkomen. Het is niet één school, het zijn er verscheidene. Maar laten we met de laatste aanwinst beginnen: het Sint Nicolaaslyceum aan de Zuidas in Amsterdam. In minder dan drie jaar tijd is er een school gebouwd – naast de oude uit 1962 – die zich nauwelijks met het klassieke begrip van een school laat vergelijken. Geen eindeloze gangen, geen kapstokken met dampende jassen, geen slaapverwekkende lokalen waar affiches uit negentienzoveel aan de muur hangen. Geen traditioneel schoolbord-met-krijtjes ook. Dit lyceum zou evengoed een museum kunnen zijn (hoewel er dan wanden tekortkomen), een hoofdkantoor van een onderneming of een stadskantoor. Dat komt door de prominente plek die het atrium inneemt waar de lokalen op plectrumvormige bordessen aan weerszijden ‘zweven’. De inmiddels beroemd geworden bollamp van Bertjan van der Pot hangt in veelvoud in dat atrium.

We mogen Herman Hertzberger, de éminence grise van de Nederlandse school­architectuur, wel dankbaar zijn. Hij is de uitvinder van de trap annex tribune, die hij onder meer toepaste in de Montessorischool en de Apolloschool in Amsterdam. Het hart van de school hoort, aldus Hertzberger, een ontmoetingsplek te zijn waar de kinderen hun boterham kunnen eten of een uitvoering kunnen geven. Deze trap/tribune heeft een vervolg gekregen in het Sint Nicolaaslyceum omdat de school zich wil profileren met sport en cultuur als kernvakken. Met gordijnen kan de grote hal afgescheiden worden in een groot of klein podium, professionele belichting hangt in een frame onder het plafond. Een theater in de provincie zou een moord doen voor zo’n voorziening.

Het mocht dan ook wat kosten daar aan de Zuid­as. Door op een gunstig moment grond te verkopen aan ing (dat toen nog volop in vastgoed en grondposities opereerde) had het lyceum twintig miljoen euro ter beschikking. Vervolgens werd aan vijf bureaus gevraagd een ontwerp in te dienen. Het bestuur was ambitieus: het vroeg Liesbeth van der Pol (Dok architecten), Rudy Uytenhaak, VenhoevenCS, Claus en Kaan en DP6 architectuurstudio uit Delft. De keus viel op de laatste, op een transparante toren op een plint waarin de fietsenberging en de imposante sportzalen zijn geborgen.

Het Sint Nicolaaslyceum is niet de enige school die op architectuurgebied heeft uitgepakt. Alleen al in Amsterdam zijn de afgelopen jaren diverse (middelbare) scholen gebouwd of verbouwd. Een willekeurige greep: bureau Concrete verplaatste voor het Barlaeus Gymnasium in 2004 de gymzaal/aula naar de kapverdieping en liet een moderne kantine inrichten. Door het gebouw heen snijdt een metalen trap, terwijl de wanden van dit trappenhuis zijn bekleed met een patchwork van tapijt­tegels. Concrete, dat moet jongeren aanspreken, moet het bestuur hebben vermoed, omdat het bureau het concept van de Coffee Company heeft bedacht, net als de Supper Club in diverse landen. Het jaar daarvoor baarde de nieuwbouw van het Pieter Calandlyceum in Osdorp opzien, waar een deel van de oude school werd verwerkt in een nieuw complex – een school met nota bene een sterrenwacht bovenin. Dat is een van de aanleidingen voor nieuwbouw: de school wil zich onderscheiden, wil kunnen concurreren en zoekt dus een unique selling point, om maar even een marketingterm aan te halen.

Het IJburg College, het Vierde Gymnasium, het Berlage Lyceum in Amsterdam-Noord, het Marcanti College, het St. Ignatiusgymnasium, de rij nieuwe of verbouwde scholen is onafzienbaar. Architecten van naam hebben zich uitgesloofd om er iets bijzonders van te maken. Sjoerd Soeters, SeArch, Herder en Van der Neut, levs en andere: ze trakteerden het onderwijs op atriums, brede trappen, kleurrijke of geplooide gevels. Ze hebben een punt gezet achter de periode van het saaie, rechthoekige schoolgebouw. Sportzalen beschikken over een klimwand, de fitnessruimte kan concurreren met de sportschool, er ligt altijd een basketbalterrein voor de deur – of op het dak – en het IJburg College (van liag architecten) prijst zichzelf rijk met een grand café. Het lijkt alsof alle middelbare scholen de hangplek binnen het gebouw hebben georganiseerd, zodat de buurt eromheen niet meer hoeft te klagen.

Want hangen is overal mogelijk: op de eerder genoemde trappen, maar ook op vensterbanken en multifunctioneel meubilair dat, zoals in het Sint Nicolaaslyceum, is bekleed met prints van de plattegrond van Amsterdam.

Waar komt deze golf van nieuwbouw of verbouwing vandaan? Hans van Rooijen, rector van het Sint Nicolaaslyceum, geeft een simpele verklaring. De gebouwen uit de jaren zestig zijn na vijftig jaar afgeschreven. Er is niet veel eer meer aan te behalen. Dat heeft vooral te maken met nieuwe onderwijsopvattingen. Klassikaal onderwijs bestaat nog wel, maar wordt omgeven met ruimtes voor groepsprojecten en computerlokalen. Klassen zijn ook groter geworden: waren die in de jaren zestig nog berekend op twintig leerlingen, inmiddels is dat aantal gestegen naar 25 tot dertig. Lokalen van nu zijn tien tot twintig vierkante meter groter dan die van vijftig jaar geleden. En dan zijn de Nederlandse jongeren in al die decennia langer geworden. Ze hoeven zich niet langer op te kleine stoelen achter lage tafels te persen.

In samenhang daarmee: scholen zijn ook gegroeid. Het Barlaeus telde in 1976 nog driehonderd leerlingen, nu zijn dat er omstreeks achthonderd. Het Sint Nicolaas hoort met het Montessori Lyceum tot de grootste van de hoofdstad met 1050 leerlingen. Het is een wonder van het nieuwe gebouw dat je die massa niet opmerkt, zo goed werkt de verdeelmachine van het atrium en de onzichtbaar verwerkte sportlokalen. Detectiepoorten ontbreken. Niet nodig, zegt de rector het gebouw overziend. Iedereen kan elkaar in het atrium bespieden en dan nog: met een detectiepoort kun je geen incidenten voorkomen.

Het klassieke archetype van de naoorlogse school is nu aan het vergelen in de hoofden van babyboomers. Lange gangen met lokalen aan één kant – zo zag het Sint Nicolaaslyceum uit 1962 eruit. In de tweede fase werden de lokalen aan weerszijden van de gangen gelegd. Het derde model is een vierkante vorm met een studiecentrum in het midden. Halverwege de jaren zeventig kwam er onder invloed van Hertzberger een nieuw type in de mode waar de aula werd geïntegreerd in de plattegrond of de gymzaal werd uitgerust met een podium. Multifunctioneel, zo hoorde de school te zijn. Dat is nog steeds zo: de Brede School biedt na schooltijd faciliteiten aan voor de buurt, zoals kinder­opvang en cursussen voor ouderen.

Voordat de nieuwbouw van het Nicolaas­lyceum begon, maakte het werken in studie­pleinen nog deel uit van het ontwerp van DP6. Van Rooijen had er bij zijn aantreden als rector bedenkingen bij. ‘Wat doe je ermee, wie geeft er les en hoe zit het met de concentratie?’ Exit studieplein. Zowel de leerling als de docent zou er niet veel mee opschieten, dacht hij. DP6 moest het ontwerp omgooien. Dat kon vrijwel overal – op enkele hogere etages na waar de leerlingen nog in een open ruimte aan tafels langs de balustrade kunnen werken. Er zijn weer ouderwets lokalen gerealiseerd, niet langs saaie gangen maar als aquaria verstrooid over de vijf etages. Bijzonder is verder dat de kluisjes zijn ondergebracht in de scheidingswand tussen lokaal en ‘voorplein’, want het laatste wat de schoolleiding wilde was een onaantrekkelijk hok in het souterrain met klittende scholieren bij de lockers.

En ten slotte is er het klimaat. Vijf keer per uur wordt verse lucht de lokalen in geblazen (en de vuile lucht afgevoerd). Opvallend in het ontwerp zijn de baffles die als marshmellows onder het plafond hangen – niet alleen voor de sier maar om juist die ventilatie te regelen. Niemand hoeft dus meer te klagen over dampende, zwetende en riekende medeleerlingen.

Een goede of zelfs mooie school maken is een kwestie van beschaving – het is de eerste omgeving buiten de woning waar de opgroeiende jongere kennismaakt met de esthetiek van ruimte en inrichting en – uiteraard – van werken in een gemeenschap. De van oorsprong Duitse architect Thomas Rau, voornamelijk gespecialiseerd in organische architectuur, verbaasde zich erover dat de Nederlandse scholen zo weinig aandacht besteden aan de ruimtelijke sensatie. Hoeveel kinderen wonen er niet in krappe woningen, moeten hun slaapkamer delen en worden vervolgens in een vreugdeloos lokaal gepropt? Het zou kunnen verklaren, filosofeerde Rau, dat liefde voor zorgvuldige architectuur en openbare ruimte daardoor in Nederland slecht ontwikkeld is. Nu valt dat in de praktijk vermoedelijk wel mee, gezien de internationale loftuitingen op de Nederlandse architectuur, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat scholenbouw lang stiefmoederlijk is bedeeld dankzij ambtelijk geformuleerde normen. De voormalige rijksbouwmeester, Liesbeth van der Pol, heeft de achterstand terecht op de agenda gezet, wijzend op het slechte binnenklimaat in veel scholen en de gevolgen voor de gezondheid.

In het nieuwe Sint Nicolaaslyceum – en in al die andere prachtige nieuwe middelbare scholen – is dat geen punt van zorg meer. De leerling die de school verlaat, zal met een onuitwisbare herinnering zijn carrière vervolgen: want de middelbare school blijft, hoe dan ook, geprint op je netvlies.