NEUHAUS AM RENNWEG - ‘Weet je hoe onze glaskunst werd gewaardeerd? Zo'n twintig jaar geleden liep ik op tegen een Funktionar uit Berlijn, die hier in zo'n chique Partij-vakantiehuis zat. Hij liet me weten dat hij voor een leuk stuk glas veel overhad en dat hij iets hoogs was bij een autobanden-Kombinat. Ik bezorgde hem glaswerk van de oude Steger, die was de beste. In ruil voor die dienst bezat ik weldra de beste sneeuwbanden die er bestonden. We wisten niet eens dat zulke banden in de DDR werden gemaakt, die waren voor de export bestemd.’
De grutter houdt in zijn garage een bescheiden nering. Om me de klim naar het centrum van Neuhaus am Rennweg te besparen, schenkt hij me een koffiefilter van moeder de vrouw. Het stadsmidden ligt op achthonderd meter hoog aan de Rennsteig of -weg, een beroemde oude handelsroute boven op de kam van het leisteengebergte. Vele eeuwen liepen marskramers met Thürings en Boheems glas langs Neuhaus, op weg naar de Hanzesteden en naar Amsterdam. Het stadje ontstond in 1607 met de vestiging van een Glashütte.
De ‘oude Steger’, de glasblazer over wie de kruidenier sprak, heeft de Wende nog net meegemaakt. In 1990 troonden Helmut Steger en zijn zoon Reinhardt, ook glasblazer, me mee naar hun werkplaatsje aan huis. Ze wezen op nogal experimentele sierobjecten in knaloranje, zwart en geel, en verzuchtten: ‘Wat denk je, zit de markt hierop te wachten?’
Het woonhuis van Reinhardt en Heidi Steger ligt ergens hier in het dal, maar ik kan het amper terugvinden. Met veel nieuw, licht hout heeft het pand een uitbouw gekregen, die frivool afsteekt tegen het zwarte leisteen. Ook de werkplaats is bekleed met het lichte hout. Na de Wende heeft de Zweedse stijl furore gemaakt: in de DDR was zulk hout niet te krijgen. Ook al woonde hij hier midden in het Thüringer Woud, de gewone man moest zich behelpen met enkele kapotte en scheve planken. Reinhardt blaast in die werkplaats aan de lopende band glazen vulpennen, buisjes voor de chemische industrie of duiveltjes die kunnen dansen in een fles water. Gaat het hem goed?
Reinhardt Steger: ‘Ik moet tien duiveltjes per uur zien te maken. Per stuk krijg ik 2,20 mark. Wat ik daarvan overhoud? Geen idee, weinig.’ Hij vormt met mond en hand in één beweging een duiveltje. Ik schaam me voor elke inuut dat ik hem aan de praat houd. ‘Eigenlijk zou ik vijftig mark bruto per uur moeten verdienen, het dubbele. Aangezien ik dat niet krijg, moet ik harder werken: liefst tien uur per dag. Die verbouwingen doe ik als er weinig opdrachten zijn, ’s-avonds, en in de weekeinden. Daar zit ons spaargeld uit de DDR in, dat zich lekker had opgehoopt. Er was immers niks te koop.’
ALS REINHARDT STEGER het geld dat de tussenhandel krijgt in eigen zak kon steken, verdiende hij veel meer. En als hij zelf de markt bespeelt, opper ik, kan hij ook producten maken die zijn vakmanschap waardiger zijn. In zijn toonkast staan prachtige objecten. ‘Ach, die maakten vader en ik voor de aardigheid.’ Reinhardt wil er niet van weten. Maar naar exclusieve drinkglazen of vazen is in Duitsland of Nederland toch meer vraag dan naar duiveltjes? ‘Ik heb geen tijd om te ontwerpen, en ook niet voor boekhouden, marketing, transport, de hele organisatie. Bovendien moest ik dat dan doorrekenen en dan zou niemand mijn spullen kopen. Dan moet ik voor zo'n glas vijftien mark vragen. Vind je dat weinig?’
Je werkt nu eigenlijk als stukloonslaaf.
‘Nou en? In de DDR werkten we ook op stukloonbasis.’ Hè? ‘Ja hoor. Toen de grote verstatelijking-operatie in 1972 alle glasbedrijfjes opslokte, gingen vader en ik voor de nieuwe Kombinat Wohnkultur werken. We bliezen thuis en op stukloonbasis, net als voor die tijd, toen we particuliere afnemers hadden. Het enige verschil was dat we vanaf dat moment het hele jaar door hetzelfde product bliezen. Bijvoorbeeld glazen pennetjes voor de machines die de DDR-statistieken ophoestten. In de kunstbranche ging het net zo. Een en hetzelfde model blazen, jaren achter elkaar, tot er een ander model kwam. Dat waren waardeloze vazen en glazen, gesubsidieerd door en bestemd voor onze Grote Broeder, de Sovjet-Unie.’
Stukloon associeer ik met het meest primitieve kapitalisme. ‘Hoezo? Het is toch de meest eerlijke betalingsvorm? Wij werkten tenminste voor ons geld. Wie in de DDR in loondienst was deed niks.’ Reinhardt gelooft me niet als ik vertel dat het stukloon in het Westen allang uit de gratie is, omdat je weinig hebt aan afgestompt werkvee. ‘Hou toch op. Het was zeker socialistisch bij jullie. De markteconomie is hier nu teruggekeerd en nagenoeg de hele Thüringse glasindustrie werkt met blazers en schilders op stukloonbasis, of ze nu thuis werken of in de fabriek. En kwaliteit moeten ze wel leveren, anders staan ze op straat.’
Ik zoek een glasblazer op die zich ‘Designer’ noemt en zijn huisje in de Ernst Thälmannstraat in ‘Glasstudio’ heeft omgedoopt. Horst Traut is met pensioen. Hij heeft het meesterschap van zijn voorvaderen opgediept en maakt nu de pronkstukken waar Reinhardt geen markt voor zou weten. Een West-Duits echtpaar in jagergroen stapt binnen. ‘Meneer Traut, we zijn overal geweest, en we werden helemaal naar van alle slecht gemaakte glaswaren. We willen echt die vaas van u kopen.’ Reinhardt had me verteld dat wat in vele winkels als ‘Thürings glas’ wordt verkocht goedkoop gemaakte rotzooi uit Tsjechië of Polen is. Horst Traut: ‘Die vaas verkoop ik niet, daar ben ik te veel aan gehecht. En weet u wel wat zoiets zou moeten opbrengen: vierhonderd à zeshonderd mark. Geen bezwaar? Hebt u geduld? Tot het eindproduct moet u zo'n anderhalf jaar rekenen.’
REINHARDT STEGER (52) behoort tot de sappelende generatie. In Glasparadies Neuhaus werken nog hooguit twintig glasblazers net als hij. Bordjes nodigen uit tot een bezoek aan huis en ze vertonen hun kunsten op markten en braderieën. De oudere werknemers zijn na de Wende met pensioen gestuurd. Nagenoeg niemand is het gelukt om, zoals Horst Traut, een bestaan als zelfstandig glaskunstenaar op te bouwen. Ze hebben het met een pensioen van duizend tot vijftienhonderd mark netto relatief niet zo slecht. Veel jongere glasblazers hebben zich laten omscholen naar meubelindustrie of bouwbedrijf en werken merendeels in het nabijgelegen Beierse Coburg.
Vooral de laatste jaren zijn er heel wat glasbedrijfjes in Neuhaus am Rennweg failliet gegaan. Ze produceerden weliswaar alles waar vraag naar was, maar ze hadden geen financiële reserves om een tijdelijke teruggang te boven te komen en om noodzakelijke investeringen te doen. Maar de grote klap kwam met de sluiting van de transistorenfabriek, ooit voortgekomen uit de industrie voor glazen radiobuizen: drieduizend mensen uit de regio stonden op straat.
Pharmaglas is het enige glasproductiebedrijf van grotere omvang in Neuhaus am Rennweg. In een zwaar gebarricadeerd nieuwbouwcomplex worden ampullen, pillenpotten en parfumflesjes gefabriceerd. Nadat mijn perskaart aan een uitgebreide studie is onderworpen, mag ik een reclamefoldertje meenemen. Reinhardt had het al gezegd. ‘De mentaliteit in dat bedrijf is geheel verziekt. Ze hebben zich gelieerd aan West-Duitse bedrijven, maar de leiding is nog onvervalst DDR. Slechts Neuhausers die ten einde raad zijn, werken voor Pharmaglas. Mijn vader heeft Pharmaglas vervloekt. In 1934 was hij Reichssieger geworden van een vakwedstrijd, met als prijs een gratis hoge opleiding.’
Hij diept een foto op uit de kast waarop een jonge Helmut Steger onwennig tegenover Hitler en een grijnzende Goebbels staat. ‘Rond 1950 was hij leermeester van een hele generatie glasblazers. Maar in 1953 werd de opleiding ondergebracht bij het staatsbedrijf Pharmaglas. Vader werd werkloos. Daarna was hij productieleider in een gloeilampenfabriek, maar dat controleerwerk lag hem niet. Toen vestigde hij zich als zelfstandig drinkglazenblazer in een Genossenschaft. In 1972 werd dat, zoals gezegd, verboden.’
IN HET STIKDONKER sop ik naar Wiesengrund. Het piepkleine cafeetje is de Stammtisch van enkele glasblazers en het bevindt zich aan huis bij Andreas Müller-Uri, wiens over-overgrootvader beroemd werd door de uitvinding van het glazen oog. Andreas’ schoonmoeder tapt en voert op zorgelijke toon een gesprek met de gasten, sierobjectenblazer Jens en buizenblazer Bernd. Bernd is in een onmogelijke juridische procedure beland rond afwateringsgelden. Hij moet vele duizenden guldens betalen aan de gemeente, en die heeft hij niet. Ook Jens vreest voor zijn ouderlijk huis. Een paar honderd meter beneden het stadje is namelijk een waterzuiveringsinstallatie gebouwd en daarvoor moest de afwatering hierboven worden aangepast. De bewoners worden daar nu voor aangeslagen, berekend naar de grootte van hun grondstuk. Velen hebben hun eigen huis plus een lapje bergweide. Dat hadden ze al in de DDR-jaren: verkopen aan de staat leverde niks op en was niet verplicht. Nu raken ze, al zouden ze het willen, hun landje aan de straatstenen niet kwijt. Er hangt een afwateringsschuld aan die varieert van duizend tot dertigduizend mark.
Andreas, van de vijfde generatie Müller-Uri’s, is een vrolijke veertiger. Onder de arm heeft hij een leren doos, en even later staren tientallen ogen in allerlei kleuren me aan. Stamvader Ludwig, die zijn carrière begon met ogen voor poppen en opgezette dieren, wordt geëerd in het Glasmuseum van het naburige stadje Lauscha. Daar bevindt zich ook de nieuwe firma Augenprothetik. Andreas Müller-Uri: ‘Na de val van de Muur hebben we het bedrijf opgericht met de achttien beste ogenmakers uit het Volkseigene Betrieb (VEB). Nee, ik ben niet de baas, het bedrijf is gemeenschappelijk bezit. Het gaat ons goed. We zijn specialisten, we hebben in tegenstelling tot andere nieuwe bedrijfjes hier geen energie verloren in het beconcurreren van elkaar. We gaan zelf de markt op; de Krankenkasse betaalt de ogen. Wij maken ze hier op bestelling in elke gewenste grootte en kleur. Mijn voorvaderen verdienden aardig aan de Duitse oorlogsslachtoffers, maar ook nu heeft één promille van de bevolking een glazen oog.
En bovendien leveren we niet alleen in heel Duitsland en de omringende landen, maar hebben we ook opdrachten van armere landen. Kijk, dit zijn tweeduizend ogen voor Libanon. Die leveren we standaard in verschillende kleuren bruin en verschillend formaat. Ex-Joegoslavië is dankbaar gebied, binnenkort komt Tsjetsjenië er vermoedelijk bij…’
De Stammtisch lacht. Ik zie nog steeds geen enorme markt voor ogen. ‘Kijk, dat oog wordt wel gemaakt van heel speciaal glas, maar het blijft slechts twee jaar goed. Nabestellingen gegarandeerd.’
De volgende dag neemt Andreas Müller-Uri me mee naar zijn bedrijf in Lauscha en blaast in een uur een puntgaaf oog. Glasbläserstadt Lauscha was tien jaar geleden een verstild, hoog-romantisch oord waar het zo lekker rook naar vieze bruinkooldampen. Het stadje biedt nu een deprimerend eigentijdse aanblik. Elk tweede huis heeft hier van oudsher met het glas van doen, en nu schreeuwen ze dat uit over de ooit zo bedaarde Straat van de Vrede. Daar is ook de nieuwe winkelhal Weihnachtsmarkt gevestigd, waar je het hele jaar kerstartikelen kunt kopen. Lauscha is kerstballenstad nummer 1. De fameuze Glashütte aan de overkant, waar de Stegers, Trauts en Müller-Uri’s de glasstaven voor hun specialismen betrekken, is een treurig ogend fabriekje. De westerse bouwmarktketen die de zaak overnam heeft er een pand met de allure van een bouwmarkt tegenaan gebouwd. Hier verkoopt men aan dagjesmensen een oogverblindende hoeveelheid smakeloos glas voor waanzinnige prijzen. Ook vinden hier zogeheten Bambusshows plaats, waarin, als ik de reclamefoto goed interpreteer, met de gekleurde glasstaven wordt gejongleerd (‘live und hautnah!’) die ook ter decoratie zijn bevestigd in het restaurant met muffe regionale kost.
Reinhardt Steger vertelt een paar dagen later dat hij het wel degelijk heeft geprobeerd: de markt veroveren. ‘In 1992 heb ik een bedrijfje opgericht, samen met een paar collega’s. Juist in die tijd viel onze markt - de Sovjet-Unie - weg. Hoe creëer je een nieuwe markt zonder enige ervaring? We gingen met de verkeerde handige jongens in zee. Enfin, daarna ben ik even helemaal zelfstandig geweest. Om vijf uur ’s-ochtends naar Hannover met al mijn spullen, de hele dag zonder pauze demonstraties geven op een beurs en ’s-nachts weer terugrijden. Begrijp je hoe blij ik was dat ik kerstballen kon gaan blazen? Enkel de basisvorm, één per seconde.’ Hij maakt een bellenblaasgebaar. ‘Had ik tenminste geen kopzorgen.’
Thüringen heeft met 15,1 procent het laagste werkloosheidspercentage van de nieuwe Bundesländer. In de regio Neuhaus is dat percentage ‘slechts’ 13,8 (910 mensen). Velen vonden een baan in Beieren. Maar in vergelijking met een jaar geleden is het aantal mensen zonder werk toegenomen met honderd - een weerspiegeling van de trend op de Oost-Duitse arbeidsmarkt.
Booming business in de glasindustrie, die bestaat wel degelijk in de regio. Alleen woont de hardst lachende partij vaak niet in Thüringen maar in Beieren. In Ernstthal, een gehucht halverwege Lauscha en Neuhaus, heeft het Beierse familiebedrijf Krebs Glas toegehapt. Onder de naam Lauscha Glas Creation wordt een kwaliteitsproduct vervaardigd: de mondgeblazen, handgeverfde kerstbal, kerstklok, kerstengel (een bij verstokte communisten nog steeds gevleugeld eindejaarsfiguurtje) en wat de trend verder voorschrijft.
Ook is er een hausse aan metallic gespoten glazen computertjes, spaceshuttles en handy’s. Wie hangt naar nostalgie wordt bediend met autootjes en kerstmannetjes ‘uit 1900’, geblazen in de originele mallen. En met een boom vol dwergen en een Sneeuwwitje. Aardetinten zijn in, rood met goud en groen kan nog een jaar mee, maar lila met zilver is fout. Verkoopmanager Rainer Scheler, een echte Thüringer, leidt me rond met een houding alsof hij het ook niet kan helpen. Scheler: ‘Dat willen de Amerikanen, en die zijn goed voor tweederde van onze omzet. Je gelooft niet wat ze eraan uitgeven. Het ene halve jaar produceren we voor de Amerikaanse markt, het andere voor de Europese markt: vijf miljoen stuks, gemaakt door bijna tweehonderd mensen.’
Scheler vertelt dat er - op stukloonbasis - heel wat overuren worden gemaakt. Maar er staan toch genoeg werkloze of werkarme vaklui klaar? ‘De werkdruk is te onregelmatig om nieuwe mensen in te werken. Je moet weten hoe je die figuurtjes moet beschilderen. Zo'n dwerg moet niet kijken alsof hij zich net aan een kind heeft vergrepen.’
Meneer Scheler kan thuis waarschijnlijk geen kerstboom meer zien? ‘Die laat ik graag aan de vrouw over. Voor mijn part hangt ze hem vol met Thüringse braadworsten - echte.’