Zo ontstond, per toeval, Le deuxième sexe. Ze zou, gaf Simone de Beauvoir (1908-1986) veel later te kennen, ‘verbaasd en zelfs geïrriteerd’ zijn geweest als iemand haar toen ze dertig was had verteld dat ze zich met vrouwelijke problemen zou bezighouden en dat het belangrijkste deel van haar publiek uit vrouwen zou bestaan. Ze voegde eraan toe: ‘Ik heb er geen spijt van dat het zo is gelopen.’ Aanvankelijk wilde De Beauvoir in een essay zichzelf en haar verhouding tot het existentialisme verklaren. Het werden twee baksteendikke turven over de ‘feiten, mythen en geleefde werkelijkheid’ van de vrouw. Ze leefde twee jaar op whisky en peppillen en spreidde een ongekende werkdrift tentoon. ‘s Ochtends spitte ze in bibliotheken en las ze alles op historisch, fysiologisch, antropologisch, psychologisch en sociologisch gebied dat betrekking had op vrouwen. ’s Middags schreef ze. In de twee jaar tijd dat ze de bijna duizend pagina’s van De tweede sekse bij elkaar schreef, reisde ze ook nog naar Amerika, naar haar minnaar Nelson Algren, maakte ze het reisboek Amérique au jour le jour, verzette ze bergen werk voor het existentialistische tijdschrift Les Temps Modernes, assisteerde ze Sartre en vroeg ze een stoet Amerikaanse en Franse vrouwen naar hun levensverhaal. 'Ik kende maar weinig vrouwen van mijn eigen leeftijd, en geen enkele die het klassieke leven van de getrouwde vrouw leidde’, schreef ze in haar autobiografie. ‘Nu ontmoette ik plotseling een groot aantal vrouwen die over de veertig waren en (…) allemaal hetzelfde hadden ervaren. Ze hadden allemaal geleefd als “relatieve wezens”. (…) Ik begon me rekenschap te geven van de moeilijkheden, de bedrieglijke voordelen, de valkuilen en de hindernissen die de meeste vrouwen op hun weg vonden. Ik voelde ook hoe zij er zowel door waren verarmd als verrijkt. Het probleem had nog relatief weinig waarde voor me, en het had niet direct betrekking op mezelf, maar mijn belangstelling was gewekt.’ Het heeft natuurlijk iets vreemds: de studie die later als ‘bijbel van het feminisme’ werd betiteld, is toevallig ontstaan en geschreven door een vrouw die allerminst het gevoel had dat ze nadelen ondervond van haar vrouwelijkheid. Ze wilde een onpartijdige analyse geven. Vandaar dat ze in de derde persoon schreef en het had over de vrouw. Het alomvattende ‘wij’ van de latere feministische bewustzijnsgeschriften is in De tweede sekse ver te zoeken. Als een bom sloeg het boek in de lente van 1949 in. Het begon al met de voorpublicaties in Les Temps Modernes: Frankrijk was geschokt. Rechts sprak schande van de studie; links noemde De tweede sekse door en door conservatief - als het socialistische paradijs op aarde was verwezenlijkt was de positie van de vrouw vanzelf rooskleurig. Rome plaatste het op de Index. En ‘zeer actieve leden van de eerste sekse’ stuurden De Beauvoir stapels anonieme epigrammen, epistels en satires. Camus vond dat ze de eer van de man had aangetast. François Mauriac schreef aan een redacteur van Les Temps Modernes: ‘Ik weet nu alles van de vagina van uw hoofdredactrice.’ DE BEAUVOIR vatte de vijandigheid in La force des choses samen: ‘Ik was van alles: onbevredigd, frigide, een seksmaniak, een nymfomane, ik was lesbisch, een honderdvoudig monster en zelfs een clandestiene moeder. (…) Ik was (…) een verzuurde vrouw, stikvol minderwaardigheidscomplexen ten aanzien van de mannen en opgevreten van ressentiment ten aanzien van de vrouwen.’ Op straat en in cafés werd ze aangestaard en nagewezen, maar ze werd ook door wanhopige vrouwen aangeklampt omdat ze in De tweede sekse voor vrije abortus had gepleit. De redactieburelen van Les Temps Modernes werden platgelopen door mannen en vrouwen op zoek naar ‘een adresje’. Tot de redactiesecretaresse nijdig een bordje aan de deur spijkerde: ‘Nous faisons cela ici, nous-mêmes!’ We doen het hier, zelf! Het gevolg van dit alles: van het eerste deel werden in een week tweeëntwintigduizend exemplaren verkocht. En het boek veroorzaakte niet alleen in Frankrijk ophef. Alhoewel het tot begin jaren zestig zou duren eer er een vertaling verscheen, publiceerden Nederlandse kranten meteen besprekingen, onder andere van Vestdijk en Anna Blaman. Blaman verdedigde de actualiteit van het boek met een saillante anekdote: een paar maanden voordat zij De tweede sekse las, stuitte zij op een enquête onder werkende vrouwen. De centrale vraag die werd gesteld: ‘Hoe wenst u in uw werkkring beschouwd te worden, als vrouw of als mens?’ Echt van invloed was de Amerikaanse vertaling in 1953. De Beauvoir bleef, zoals ze het zelf noemde, de Franse ‘hondsheid’ bespaard; er ontstond daar een serieus debat. Zo serieus dat een Franse criticus zich liet ontvallen: ‘Jullie Amerikanen - het is jullie schuld dat we haar serieus moeten nemen. Zonder die vertaling van jullie zou het boek roemloos ten onder zijn gegaan.’ DE KWESTIE IS: wat is De tweede sekse nu, vijftig jaar later, nog waard? Vast staat dat De Beauvoir een pionier was: haar boek verscheen tijdens de wederopbouw, toen vrouwen in allerijl weer terug naar het aanrecht werden gedreven. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig ging de studie een nieuw leven leiden en werd De Beauvoir als heldin van het nieuwe feminisme omhelsd. De schrijfster die zichzelf nooit feministe had genoemd sloot zich bij de prille vrouwenbeweging aan. Ze bracht uren door in rokerige zaaltjes, liep mee in abortusdemonstraties, maakte publiekelijk bekend dat ze zelf een abortus had ondergaan, liet abortussen uitvoeren in haar eigen huis - niets was haar te radicaal. Ze was féministe après la lettre. Hoe stevig ze ook haar handtas omklemd hield. Inmiddels is er niet alleen over Simone de Beauvoir zelf, maar ook over De tweede sekse een boekenkast vol geschreven. Door de biografieën van haar, die van Deidre Bair voorop, werd duidelijk dat zij niet het bevrijde leven leidde waar ze zich op liet voorstaan. La grande Sartreuse, de Notre Dame de Sartre, Sartre’s charmante discipel - het waren niet slechts seksistische epitheta uit de jaren vijftig; De Beauvoir had echt een groot deel van haar leven in dienst van hem geleefd. In de woorden van biografe Bair: ‘Het was vreselijk deprimerend dag aan dag bezig te zijn met de leidende feministe van onze tijd, die zelf absoluut geen feministisch leven bleek te leiden.’ Overigens had De Beauvoir een mooi antwoord op dat verwijt: ‘Het spijt me dat ik een leven leef en geen ideologie.’ Bovendien tonen de studies over De tweede sekse aan dat De Beauvoir veel meer was dan een satelliet die om de planeet Sartre cirkelde. Ze gaf, stellen die studies, in haar standaardwerk over de vrouw een eigenzinnige versie van het existentialisme. Karin Vintges beschrijft in Filosofie als passie dat De Beauvoirs existentialisme een ethische dimensie heeft die het bij Sartre niet heeft. Kate en Edward Fullbrook (The Remaking of a Twentieth Century Legend) en Magaret A. Simons (Beauvoir and The Second Sex) gaan nog een stap verder: het is maar de vraag wie wie beïnvloedde. Misschien had Sartre zijn filosofische begrippenkader aan haar ontleend in plaats van omgekeerd - en heeft zij haar leven lang haar best gedaan dat te verdoezelen. Ongetwijfeld is dat laatste niet feministisch verantwoord. Maar waarom moet haar leven zo hardvochtig beoordeeld worden? De tweede sekse blijft een van de belangrijkste boeken van deze eeuw.