Mijn wereld is klein geworden.

De afgelopen maand heb ik één flinke wandeling gemaakt: naar een begraafplaats. Bloemen gelegd, kiekje geschoten en doorgestuurd naar de weduwe. Onder de foto de tekst: ‘Hij vond dat de benzinepomp tegenwoordig hele mooie bloemen verkoopt.’

‘Hahaha’, kreeg ik terug.

De weduwe zal ik misschien niet meer zien; ze gaat naar Frankrijk verhuizen, en ik ben erg welkom, maar wat moet ik daar? Misschien een uurtje een witte wijn drinken als we er tijdens een vakantie in de buurt zijn, maar ik zou niet weten wat ik in die buurt te zoeken heb. Ik heb in tegenstelling tot hem haar nooit echt gemogen, hoewel we ooit op een schoolfeest tussen de jassen in de gang met elkaar hebben staan zoenen. Meer dan vijftig jaar geleden, meer dan vijftig jaar over gezwegen.

Maakt niet meer uit. Ze gaat naar haar dochter, inmiddels ook de veertig gepasseerd.

Op die begraafplaats luisterde ik naar een podcast over Rusland en Oekraïne. Een oorlog die ik me aantrek; via vrienden en familie lopen er dunne draadjes naar beide landen die ik eveneens een paar keer heb bezocht.

Is dat de reden dat ik me die strijd zo aantrek?

Je wilt met je dorp op zee dobberen, ver weg van de bewoonde wereld. Is dat vrijheid? Hoe gezellig is dat?

Ach, dat is het niet. Die vrienden en die familie zie ik ook nauwelijks.

Komt het door het ouder worden dat herinneringen aan mijn ouders me scherper voor de geest komen, als demonen die van je hersenmoeheid gebruik maken om te ontsnappen? Misschien. Het is of ik niet goed weet hoe ik mijn medelijden moet verdelen. Ik heb medelijden met Oekraïners, maar ook met die Russen die hun leiders geloven. Is medelijden misschien een aandoening die erger wordt als je ouder wordt?

In de podcast wordt er gesproken over de schepen van de oligarchen die aan de ketting worden gelegd. Het ene schip kostte een half miljard, het andere 780 miljoen, een derde maar 350 miljoen. Vaak gebouwd in Nederland.

Waarom willen ze allemaal een schip als ze zo rijk zijn? Zo’n schip is een kleine drijvende stad, met alles wat een stad ook heeft. Dorp is misschien een beter woord. Je zou als je zo rijk bent een echt dorp kunnen kopen, maar dat wil je niet, je wilt met je dorp – wie wonen daar trouwens nog meer? – op zee dobberen, ver weg van de bewoonde wereld. Is dat vrijheid? Hoe gezellig is dat?

Zo’n schip is eigenlijk de belichaming van een schijnwereld. Alles is daar min of meer fake. De bioscoop is niet een echte bioscoop, al kun je daar alle films van de hele wereld zien. De bar is niet een echte bar waar zomaar idioten of bloedmooie mensen kunnen binnenlopen die je opwinden omdat je er ruzie mee kunt krijgen of omdat je ze wil verleiden. Het is allemaal namaak. Een dure vorm van kitsch. De boot is ook niet een echte boot. Hij drijft op zee, zoals een plastic fles eveneens blijft drijven. En daar dobber je dan met je vrienden en vriendinnen over de golven. Draagt zo’n boot echt bij aan je geluk?

Op zo’n boot heb je ook een kleine wereld. Als je wilt kun je je aan alles onttrekken en hoef je niks te maken te hebben met de strijd van je land. Bevredigt dat? Heb je niet constant het idee dat je op de Styx aan het varen bent? Wat leef je nog? Wat is ‘zin’ op zo’n schuit? Hoe geef je je leven vorm?

Na de podcast beluisterd te hebben en nadat ik langs wat graven was gelopen en er grote brokstukken sentimentele doodsangst om mijzelf en zeker ook om anderen in m’n gemoed waren losgeweekt, liep ik naar huis.

Elon Musk en Jeff Bezos hebben al ruimtereizen gemaakt. Hun liefste wens is vast ook een dorp in de ruimte waar ze de aarde kunnen nadoen. Een fake-aarde. Steeds verder weg waar geen tijd en ruimte meer is; tevergeefs hopend dat de dood niet bestaat en je terugkeert naar de echte aarde, je kleine wereld waar je iets kunt betekenen door het te veroveren of te verdedigen.