Yassine El Idrissi is ook geen tweede-generatie-Nederlander, maar een geboren en getogen Marokkaanse fotojournalist die in Amsterdam aan de filmacademie studeerde. En geobsedeerd raakte door de Syrische opstand. Hij raakte virtueel bevriend met Ilyas – rechtenstudent in Aleppo, maar teruggekeerd naar zijn thuisstad Saraqib die in handen kwam van de opstandelingen. Ilyas nodigt Yassine uit het leven van de mensen daar vast te leggen. In december 2012 schaft die zich helm en kogelvrij vest aan en vindt vriend Rachid bereid mee te gaan als cameraman. Zo word je van filmstudent oorlogsverslaggever. Ilyas haalt hem bij de grens op. De binnenkomst in Saraqib voert langs puinhopen door een bombardement, dat gevolgd werd door een legeraanval met tweehonderd doden, maanden geleden. Een straatverkoper zegt: ‘Film mijn falafel.’ ‘Is de revolutie niet belangrijker?’ vraagt Yassine. ‘Dit ís de revolutie: falafel is nu duurder dan vlees’.

‘Praat over de revolutie’, bast daarop een woedende stem buiten beeld. Maar een voorbijganger beklaagt zich juist weer bij Ilyas over lui die met woekerprijzen misbruik maken van de schaarste. Idealisme versus opportunisme en de gewone man zit klem. Overal brommerjongens. Een toeterende escorte van pick-ups met in de lucht schietende mannen: ‘We hebben ze afgemaakt.’ Frisse, vrolijke oorlog. Thuis bij Ilyas vertellen vrouwen dat ze de strijders eerst gevoed en gehuisvest hebben. Die beschermden hen maar doen nu zelf ook verkeerde dingen. Bovendien bevechten ze inmiddels elkaar. En schieten met raketten op vliegtuigen. Wat wordt er van de burgers als de luchtmacht terugkomt voor wraak? Ze zijn bang voor mooi weer, willen alleen maar nacht of wolken en regen.

Angst die Yassine zich snel eigen zal maken. Hij wordt meegenomen naar een strijdgroep. Ze poseren, wapens in de aanslag. Een beginselverklaring: ‘Wij zijn islamitisch noch christelijk; wij zijn geen sektarisch land; wij willen broederschap aller religies binnen één volk.’ Zegt een kameraad: ‘Waarom zeg je niet dat je een islamitisch land wil?’ Ruzie: ‘Ik wil een seculiere staat.’ Honend: ‘Daar hebben we juist de hele tijd in geleefd.’ Yassine fotografeert spelende kinderen. Een man dreigend: ‘Waar kom je vandaan, wat film je?’ ‘De verwoesting’, zegt Yassine, wijzend op de puinhopen. ‘Er is geen verwoesting. Dat huis is gewoon in elkaar gevallen.’ ‘Geen luchtaanvallen?’ ‘Nee.’

Totaal absurd. Is hij spion van Assad? Is hij bang dat Yassine spion voor Assad is? Later is een vliegtuig te horen. Een vrouw in Ilyas’ huis roept de kinderen binnen die juist willen kijken, want spannend. Even later telefoon. Het huis van een bekende is getroffen: dood. Gefluisterde telefoongesprekken: ‘Moge Allah de familie helpen.’ Zegt het pistache kauwende zoontje dat niet leek te luisteren: ‘Hij moet blij zijn, hij is martelaar’. De strijd komt steeds dichterbij. Yassine raakt ontredderd door dood, vernietiging, angst. Keert terug naar Amsterdam, maar Saraqibs mensen laten hem niet los en zomer 2013 keert hij terug in wat een verwoeste spookstad is geworden met louter strijders en soms vluchtende vrouwen en kinderen. Yassine is nog banger maar ook held. Gaf Terug naar Homs van Talal Derki (idfa) ‘een gezicht aan de oorlog’, zoals Maarten Zeegers in deze krant schreef, Yassine’s documentaire doet dat ook. En laat talloze ongerijmdheden zien en voelen.


Yassine El Idrissi, Yassine gaat naar Syrië, 2Doc, VPRO, maandag 17 maart, 21.00 uur