
Dat het coronavirus weer oplaait, is een kwestie van pure logica. Alleen is het niet te voorspellen of de uitbraak dan mild of zwaar zal zijn, zegt viroloog/epidemioloog Jaap Goudsmit. ‘Nu is het gezakt, we vieren feest, maar we krijgen zeker voor de winter weer een klap. Daar kunnen we onszelf goed op voorbereiden, en de overheid moet ons daarbij helpen.’
Wat de overheid doet, blijft voorlopig vrij vaag. Vorige week kreeg vws-minister Ernst Kuipers tijdens een hoorzitting in het parlement kritiek van zowel Kamerleden als wetenschappers: waar is het plan van aanpak? Kuipers gaf aan straks met vier scenario’s op langere termijn te gaan werken. En ja, er zijn ‘gesprekken’ met de sectoren, zoals de horeca en cultuur, over hoe zij anticiperen op het komend najaar, want ‘corona is nu echt van ons allemaal’, aldus Kuipers. Ze moeten zelf met plannen komen, meedenken in plaats van dat hun generieke maatregelen door de overheid worden opgelegd. Corona heet nu een ondernemersrisico, de steunpakketten behoren tot het verleden. En als het aan de Eerste Kamer ligt, wordt de coronawet niet verlengd.
Goudsmit denkt even na over wat hij daarvan vindt. Zegt voorzichtig: ‘Het is op zich goed om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen. Het lijkt me voor sectoren fijn om meer autonomie te krijgen.’ Maar de houding van de overheid vindt hij ook typisch Nederlands: polderen en geen duidelijke keuzes maken, een beetje hier en een beetje daar. Niet investeren in meer ‘lucht’ in de gezondheidszorg. Hij mist een strategie om direct in te kunnen grijpen zodra een gemuteerd coronavirus of een nieuw virus ‘leert’ hoe het zich onder mensen moet handhaven.
‘De natuur verrast keer op keer. Ik zie nog geen vaccinatiestrategie. Dat baart mij zorgen’, zegt hij ontspannen zittend op de bank in zijn zonnige werkkamer op de zolder van zijn huis, waar je komt via een houten wenteltrap met langs de muren foto’s en schilderijen van zijn drie dochters, zijn echtgenote en zijn ouders. Door het open raam achter hem hoor je vogels in het Vondelpark er lustig op los fluiten, het geluid van spelende kinderen en ratelende trams door de straten van Amsterdam-Zuid.
Volgens hem zou minister Kuipers een team van wijze mannen en vrouwen uit allerlei disciplines – zoals ook sociologen en psychologen – om zich heen moeten hebben dat hem adviseert. ‘Virologen hebben te veel oog voor het virus en te weinig voor de last die mensen van de bestrijding ervan ondervinden. Mensen die geen operatie krijgen of niet voor kanker worden behandeld. Mensen die door de lockdowns depressief worden of niet naar school of naar werk kunnen. Het kabinet leunde te veel op de virologen van het rivm en het Outbreak Management Team (omt). En virologen werden ook nog eens Bekende Nederlanders. Daar heb ik me overigens in de begintijd van de coronacrisis ook aan bezondigd. De universiteiten werden niet gebruikt voor beleidsadviezen. Inmiddels weten we zoveel meer, zodat we straks niet kunnen zeggen, zoals in 2020, dat het ons is overkomen.’
Volkomen overrompeld was ook hij, toen de Wuhan-stam zich een weg baande over de wereld. Niet dat hij de kracht van virussen niet kende, hij waarschuwde er in 2003 bijvoorbeeld voor in een opiniestuk in de NRC. Hij pakt het uitgeknipte krantenstuk met als titel Nederland niet voorbereid op virusaanval er even bij. ‘Ik schreef het na de sars-epidemie. De waarschuwingen waren misschien toen wat overtrokken, voor negentig procent blijven virusinfecties lokaal. De who luisterde ook niet. Ondanks al onze kennis was het toch het comfortabelst om te denken dat het wel zou loslopen als er ergens in de wereld een nieuw virus opdook.’
In de afgelopen veertig jaar zag hij als onderzoeker naar aids en het griepvirus heel wat pandemieën van een afstand. Maar het was voor het eerst dat hij er zelf midden in zat en in zijn vrijheden werd beperkt. Hij ging zich vanaf dag één verdiepen in het grillige verloop van Sars-CoV-2, las bergen wetenschappelijke publicaties, onderzoeken naar de oorsprong ervan, en met het voortschrijdende inzicht ontstond langzamerhand een beeld.
Over zijn zoektocht schreef hij het zojuist verschenen Een gezonde toekomst: Vijf lessen van corona. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘wilde ik mijn boek Vrij van corona: Het begin van een nieuw tijdperk, dat in 2021 uitkwam, herschrijven voor een herdruk. Ik voorspelde daarin dat we het immunoceen betreden, een nieuw tijdperk waarin we wereldwijd in staat zijn ons te beschermen tegen aandoeningen die onze levensverwachting en onze kwaliteit van leven negatief beïnvloeden. Best arrogant van mezelf om dit midden in de coronacrisis op te tekenen. Ik was door de context van ervaring misleid. Ik heb sars meegemaakt, aids meegemaakt, er hard aan gewerkt, en dan denk je toch, nou ik weet er veel van. Je leeft van je kennis, daar moest de zekerheid vandaan komen. Maar de ontwikkelingen tijdens de coronacrisis gingen zo snel dat herschrijven onmogelijk was.’ Hij begon een blog, wat materiaal opleverde voor een nieuw boek.
In de afgelopen decennia schreef hij publieksboeken met titels die zijn relatie tot virussen in zijn carrière illustreren: Vrijend virus (1999), over aids, De virusinvasie (2003) of Dromen van vaccins (2009). Zijn energie moet tomeloos zijn, want hij is ook (mede)auteur van meer dan 560 wetenschappelijke artikelen en staat sinds 2001 op de lijst van de meest geciteerde wetenschappers volgens het Institute for Scientific Information. Na een uitstap van zo’n vijftien jaar als wetenschappelijk directeur van het Nederlandse biotechbedrijf Crucell keerde hij in 2016 terug naar de academische wereld. Goudsmit werd hoogleraar epidemiologie aan de Harvard T.H. Chan School of Public Health en in hetzelfde jaar ook nog benoemd tot hoogleraar natuurlijk beloop en pathogenese van neurodegeneratieve ziekten bij het amc van de Universiteit van Amsterdam. Hij reist daardoor voortdurend op en neer.
Zijn inzichten deelt hij graag met het grote publiek, in dezelfde nuchtere, uitleggende stijl waarin hij praat. In zijn nieuwe boek is het spannend om te worden meegenomen in de stappen vooruit, en achteruit, om uiteindelijk uit te komen bij het verlossende vaccin. Dat vervolgens ook weer niet zó duurzaam is gebleken dat het beschermt tegen mutaties. Het is een emergency vaccin dat als doel heeft een epidemie acuut een halt toe te roepen terwijl een vaccin voor routinegebruik langdurig beschermt. Telkens werd hij weer verrast, vertelt hij, over de varianten, met uiteindelijk ‘het virologisch wonder’ van omikron, dat voorlopig onze redding is geweest. ‘Een ondeugend virus, ik heb niet eerder een virus gezien dat zich zo snel aanpast en zich verspreidt als kool. Maar gelukkig minder ziekmakend is geworden.’
Behalve dat je in zijn boek veel leert over virussen – iets wat je als leek sinds twee jaar allemaal wil weten – trekt hij lessen uit de coronacrisis. ‘Vaak pijnlijke lessen in nederigheid en bescheidenheid als expert.’ Te veel, vindt hij, heeft hij het ook zelf fout ingeschat. ‘We moeten vooral uit het verleden leren hoe we het niet moeten doen. Falen en gekluns is een enorme inspiratiebron.’

Maar Goudsmit heeft óók aanbevelingen wat we wél kunnen doen om ons beter te wapenen tegen een pandemie, tegen infectieziekten überhaupt. Want het ritselt wereldwijd van sluimerende, nieuwe gastheren en gastvrouwen zoekende en oplaaiende virussen, waarvan een top-tien is opgesteld. Op nummer één staat het lassavirus, waar nog geen vaccin tegen is, en dan volgen Sars-CoV-2 en ebola. De aanbevelingen zet hij uiteen op drie niveaus: de wetenschap, de overheid en het individu zelf – een drie-eenheid die voor de overheid zou kunnen fungeren als een basis van een draaiboek voor een gezonde samenleving.
We gaan die stuk voor stuk langs, terwijl ik comfortabel tussen een collectie schilderijen uit de jaren twintig van de vorige eeuw zit in een okergele gestoffeerde Rietveldstoel. Les een: mensen moeten beter worden geïnformeerd, want als hij al niet alles snapt, dan heeft de overheid de plicht om iedereen goed te informeren en het niet over te laten aan zogenaamde experts in talkshows. ‘En ook niet aan het rivm, maar aan een eigen onafhankelijk orgaan dat iedereen meeneemt in die voorlichting. Je moet bijvoorbeeld wijzen op de autonomie van het eigen lichaam’, zegt hij.
Daarbij hoort: schat de wetenschappelijkheid van kennis op waarde. ‘Leer al vroeg via het onderwijs wat wetenschap is, namelijk een methodiek om tot kennis te komen, wat niet hetzelfde is als het idee van de wetenschap als de heilige waarheidsbrenger. In wetenschap wordt getwijfeld, gewikt en gewogen. Maar dat is nu juist zo interessant. Je kunt het in het onderwijscurriculum opnemen, al vanaf de lagere school. Leerlingen met oefeningen via hun telefoontjes leren hoe oorzaak en gevolg werkt of wat het verschil is tussen goede en slechte informatie.’
Zelf kreeg hij de basis van het opzetten van een goed, degelijk, waardevrij onderzoek bijgebracht toen hij na zijn studie geneeskunde in Amerika onderzoek deed bij National Institutes of Health. De essentie daarvan moet je overdragen, vindt hij, daarmee ook doelend op nepnieuws dat tijdens de coronacrisis virulent opklaterde en een bottleneck van het vaccinatieprogramma bleek. Hij kijkt niet neer op vaccinatieweigeraars, hij vindt dat je tegenwicht moet bieden aan allerlei angsten of onzintheorieën. ‘Ik laat in mijn boek zien hoe moeilijk het is goede informatie te verwerven en waar die te halen. Ik wil juist niemand vervreemden, maar de weg naar wetenschappelijk onderbouwde kennis wijzen, waarbij vooral het boek A History of Population Health van Johan Mackenbach voor mij een eyeopener was en hoe door de eeuwen heen de Zweden ons beste voorbeeld vormden. We weken daar in deze coronacrisis vanaf door vooral naar de Engelsen te kijken, wat vooral lockdowns opleverde en de groepsimmuniteit-gedachte.’
Tegelijk relativeert hij de overspannen verwachtingen van de wetenschap. En dat brengt hem op een andere les: het antwoord komt niet alleen uit het laboratorium door geneesmiddelen en vaccins te ontwikkelen die ons beschermen. En ook niet alleen van de overheid die voor een infrastructuur moet zorgen die medicijnen voor iedereen, arm of rijk, toegankelijk maakt. We kunnen er zélf ook iets aan doen door gezonder te leven en onze leefstijl te veranderen. Uit cijfers blijkt dat van de coronapatiënten op de ic’s het overgrote deel leed aan overgewicht met vaak diabetes en/of slechte longen. Als advies volgt het bekende rijtje: meer bewegen, goed eten, niet roken. ‘De overheid moet volop inzetten op preventiegeneeskunde, een gezonde leefstijl bevorderen via het onderwijs. We besteden honderd miljard aan het behandelen van ziektes, slechts honderd miljoen aan preventie.’
Waar we zelf minder grip op hebben is de leefomgeving – en daar moet meer aandacht aan besteed worden. Goudsmit beschrijft in zijn boek de ongezonde situatie in de landbouw in relatie tot de klimaatcrisis, waardoor virussen kunnen overspringen van dier op mens. In zijn boek stelt hij: ‘Niet alleen zijn er streken in ons land die ongezonder zijn dan andere en de kans op complicaties van een infectie vergroten, maar in diezelfde gebieden is de kans dat er een nieuwe pandemie wordt veroorzaakt ook groter doordat er te veel kippen en varkens zijn opgehokt.’
Waar hij bijvoorbeeld achter kwam tijdens de coronacrisis is dat er zoveel nertsfokkerijen in ons land waren. ‘Of hamsterfokkerijen, die beestjes zijn een exportproduct en die bleken besmet met het coronavirus. De nertsenfarms zijn inmiddels weg, maar ook de intensieve varkens- en pluimveehouderij levert risico op virusoverdracht van dier op mens op.’
Daarnaast is er door de intensieve veeteelt met name in Brabant en Limburg te veel aan methaan én ammoniak in Nederland. Dat hier de bijl in moet, is langzamerhand wel doorgedrongen in de politiek. ‘Eerst de luchtverontreiniging in eigen land aanpakken, en niet alles tegelijk op de agenda.’
Het sleutelwoord van deze transitie is: weerbaarheid, investeren in een weerbare toekomst. Zeker, dat kost tijd, je hebt daar nú niet zoveel aan, dat weet hij heus wel. Maar onze blik op epidemieën moet echt veranderen, in een bredere context. Van een meer praktische aard pleit hij voor een meer immunologische dan virologische benadering. Inzetten op zelftesten voor virussen die de ouderen het hardst treffen: corona en griep en de antistoffen daartegen. Antigenen duiden erop of iemand een infectie heeft gehad, over voldoende antistoffen beschikt en of die je beschermen tegen herinfectie. Hij is een groot aanhanger van zelftesten en minder van het delegeren naar lokaal bestuur.
Hij vertelt hoe hij samen met zijn echtgenote, Fransje van der Waals, huisarts en hoogleraar bij het umc, en de bevriende huisarts Joost Swart een informeel onderzoeksgroepje had gevormd en zij na de eerste en de tweede vaccinatieprik een zelftest met bloed naar antistoffen deden. Dat gebeurde hier, zegt hij wapperend met zijn hand richting een keukentje naast zijn werkkamer. Ze testen nog steeds hoe het is gesteld met hun weerbaarheid. Dit is volgens hem de toekomst: zelf testen op antistoffen met een simpele vingerpriktest. Als iemand te weinig antistoffen heeft, kun je een booster krijgen. ‘Heel efficiënt’, zegt hij tevreden.
Meten is weten, is een bekend devies in de wetenschap. Dat is wat hij ook bedoelt met er zelf iets aan doen, in combinatie met een overheid die ons daarbij helpt. In het immunoceen moet iedereen de eigen gezondheid in de gaten houden. Door gezond te leven, en als zestigplusser je eigen afweer door middel van zelftesten te controleren. Het is een collectief voordeel: geen of minder draconische maatregelen. Want dat was de ramp van deze crisis voor heel veel mensen die niet tot een risicogroepen behoren: de lockdowns, die achteraf niet allemaal nodig waren als je de Nederlandse aanpak vergelijkt met het veel flexibelere en gerichtere beleid in andere landen.
Voor de antivaxxers heeft hij slecht nieuws: we moeten blijven doorprikken. ‘In het post-omikrontijdperk worden we waarschijnlijk elk jaar blootgesteld aan een nieuwe covidinfectie, net zoals griep. De overheid moet dus nú met een plan komen om bij deze kortwerkende vaccins elk half jaar zestigplussers en mensen met slechte afweer bij te vaccineren. Bij die vaccines moet je geen namen van bedrijven noemen, je kunt ze gewoon door elkaar gebruiken. Laat de huisartsen die klus doen, en niet de ggd. Maar ja, de huisartsen wachten nog op een besluit van de overheid of ze in september aan de bak moeten.’
U bent gematigd optimistisch, schrijft u aan het einde van uw boek. Waarom?
‘Het zou kunnen dat omikron nu een soort optimum heeft bereikt; deze variant lijkt zich te evolueren in sub-varianten. Maar ik durf niet te zeggen wat de gezondheidseffecten precies zijn. Al een jaar na de uitbraak was er een coronavaccin. Het tempo was uniek en het toont aan dat als we mondiaal samenwerken op wetenschappelijk gebied, tussen universiteiten en de industrie, we in staat zijn om op korte termijn vaccins te ontwikkelen. Onder druk van de crisis is er winst behaald, een gigantische prestatie. Daar ben ik hoopvol over. De vaccins zijn weliswaar goed om mensen uit het ziekenhuis te houden, maar slecht tegen verspreiding van het virus. Maar er komen straks vast betere vaccins.’
Er is wel iets anders dat hem zorgen baart: vogelgriep, het paardengriepvirus, nu in China gesignaleerd. Griep veroorzaakt nog altijd wereldwijd grote hoeveelheden doden. Hij refereert aan de Spaanse griep, die in 1918 uitbrak en tientallen miljoenen levens heeft gekost – meer dan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dan wordt hij toch pessimistisch, door een parallel te trekken met de huidige situatie. ‘De ene crisis was nog niet weggeëbd of de oorlog in Oekraïne brak uit. Die zagen we ook niet aankomen.’ Opnieuw valt het sleutelwoord ‘weerbaarheid’. Net zoals je tegen vreemde ziekten een sterker afweermechanisme kunt opbouwen, moet onze democratische rechtsstaat weerbaarder worden. En daar spreken we in die zonnige kamer nog even over door.
Een gezonde toekomst: Vijf lessen van corona van Jaap Goudsmit is verschenen bij uitgeverij Pluim, in de serie ‘Vitale ideeën voor de wereld van morgen’, die met De Groene wordt samengesteld. Op 14 juni is er een avond over het boek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam