Wat is een pamflet? Niemand kan het precies zeggen, maar het staat vast dat er tussen 1500 en 1900 alleen al in Nederland tienduizenden zijn verschenen. En hoewel ze lang niet allemaal faamrovend of «fameus en injurieus» waren, ging het bij die vlugschriften, blauwboekjes, paskwillen en hoe ze verder mochten heten toch vaak om oproer en schandaal. Snel gemaakt en verspreid, niet zelden anoniem en gedateerd in fictieve jaren en verzonnen plaatsen als «Zeg-waar», of «Land-uit», wisten ze de overheid af en toe tot stevige actie te bewegen. Maar censuur kwam nooit van de grond en de soms torenhoge boetes zijn waarschijnlijk maar zelden betaald – het lijkt wel alsof moderne boekwetenschappers beter in staat zijn de drukwerkjes aan bepaalde uitgevers toe te schrijven dan de toenmalige magistraten. Al is er natuurlijk, de oud-Nederlandse bestuursstijl indachtig, een goede kans dat die ook weer niet altijd alles wílden weten, en even lang geïnteresseerd waren als de maatschappelijke onrust duurde, tot weer een ander pamflet de aandacht opeiste. Ze worden uiteraard nog steeds gemaakt, waarbij beproefde titels als «Aan het volk van Nederland» nog altijd goede diensten doen. Want de pamflettenschrijver weet dat hij bij «het volk» moet zijn. Zijn verhaal is, om een paar typische titelwoorden aan te halen, «opregt», «waerachtich» en «noodtwendigh», geen termen waar men de ambtenarij mee bereikt. En eveneens «klaer» en «leevendigh», want vage en droge verhalen werken niet. «Praatjes» waren lange tijd populair: wagenpraatjes, schuitpraatjes, kroegpraatjes – van die quasi-realistische dialoogjes tussen een deskundige en een of meer aangevers, nog altijd herkenbaar in de figuren van schoonmoeder en -dochter op de tv-reclame. Even oud en onuitroeibaar is de gewoonte boodschappen op rijm te presenteren, in liedjes en dansjes, of sonnetten, of echodichten of welk genre maar in de mode was. Voor recente voorbeelden zie men de internetsite «Dichters bij de politiek» – met ook weer, jawel, een gedicht «Aan het volk van Nederland». Of de dichtkunst erop vooruit is gegaan, valt overigens te betwijfelen. Maar misschien hebben we het hier niet meer over pamfletten. Want wat is een pamflet?
Kwesties van definitie spelen een rol in de recent verschenen bundel Het lange leven van het pamflet, maar er wordt pragmatisch mee omgesprongen. Dat kan ook moeilijk anders, alleen al gezien de periode waar het boek zich op richt. Het bevat studies over Nederlandse pamfletten tussen 1600 en 1900, en beoogt «inzicht [te] geven in de huidige stand van het onderzoek naar pamfletten in Nederland en in de gebruiksmogelijkheden (en moeilijkheden) van dit medium als onderzoeksobject» . Dat klinkt geleerd en dat is dit boek ook; het is in de eerste plaats gemaakt door en voor onderzoekers. Maar het is niet «specialistisch» en het onderwerp is sowieso boeiend genoeg voor een breder publiek.
Dat polemieken, ook driehonderd jaar geleden, daadwerkelijk opgezet en gehypet konden worden door winstbeluste uitgevers en boekverkopers (zie de bijdragen van Dijstelberghe en Salman) hoeft misschien niet te verbazen, maar het wordt hier ook echt gedocumenteerd. Behalve voor het verloop van bepaalde pamflettenoorlogen (onder andere de «Socratische oorlog» uit de jaren zestig van de achttiende eeuw, over censuur en «sodomie») is hier aandacht voor literaire strategieën in pamfletten: dicht- en versvormen, bepaalde vormen van beeldspraak (het pamflet als «bril» of «oogzalf»), dialecten waarmee deelnemers aan «praatjes» konden worden ge(dis)kwalificeerd.
Interessant is in dat verband ook de vergelijking van Nederlandse pamfletten uit de Tachtigjarige Oorlog met Spaanse (Rodríguez Pérez). Werelden van verschil, en waardoor en waarom? Ook typografie en illustraties (deze altijd even kritisch te benaderen als het «ware verhaal» waar ze bij staan) komen aan bod. En niet te vergeten de postmoderne ontsluiting van het materiaal («Digitale atlas geschiedenis»).
Na jaren catalogiseren begint de in veel opzichten unieke Nederlandse pamflettenproductie nu ook werkelijk zichtbaar te worden.
* Ton van Strien doceert zeventiende-eeuwse letterkunde aan de Vrije Universiteit