Voor zijn frisse duik in de familie Wagner – De buikspreker van God (1983) – moest en zou Martin van Amerongen naar Bayreuth. Want juist dit Duitse provinciestadje vormt het hart van de Wagnerverering en is dus bedevaartsoord voor het buitenissige species der Wagnerianen.
Sinds 1876 staat er het door Wagner ontworpen Festspielhaus, de gedeeltelijk van hout gebouwde tempel voor het Gesamtkunstwerk. De wachttijd voor een toegangskaart bedraagt momenteel vijftien jaar. Het is niet voor niets de ontmoetingsplaats geworden van de Duitse elite, uit politiek en bedrijfsleven.
Dit jaar werden deze machthebbers opgewarmd met publicaties over de machtsstrijd die er in de familie Wagner is losgebarsten over de artistieke en zakelijke leiding van het festival. Want zoals Wagner zijn kolossale Ring-cyclus wijdde aan de corrumperende werking van macht, zo is er nu een sappige familietwist gaande over de heerschappij op de grüne Hügel.
Sleutelfiguur is de stokoude Wolfgang Wagner, kleinkind van de componist. Hij is de baas, heeft een contract voor het leven en weigert de macht af te staan. Ooit zat hij met zijn broertje Wieland op schoot bij ‘oom Wolf’, Adolf Hitler, die zijn grote affiniteit met het festival uitte in talloze bezoeken. Wolfgang heeft zijn dochter Katharina als zijn opvolger aangewezen. Deze 29-jarige erfgename van het Wagnerimperium presenteert zich als een soort Paris Hilton, de erfgename van het Hilton-concern, die zonder een noemenswaardige prestatie al jaren de Amerikaanse glamourbladen en televisieprogramma’s domineert. Tegelijk hebben twee andere leden van de Wagnerfamilie zich openlijk gekandideerd: Wolfgangs andere dochter Eva en Wielands dochter Nike. Eva werkte als operaorganisator bij de opera’s van Londen en New York en is op dit moment artistiek verantwoordelijk voor het festival in Aix-en-Provence, waar ze onder andere de Berliner Philharmoniker en Simon Rattle presenteert voor uitvoeringen van de Ring. Nicht Nike valt meer op door haar publiekelijk geuite haat tegen haar oom, die haar vader Wieland en zijn familie na diens overlijden geëxcommuniceerd heeft.
Voorlopig is Katharina aan de winnende hand. Om haar internationaal onder de aandacht te brengen gunde Wolfgang haar de regie van Die Meistersinger von Nurnberg, een productie die deze zomer in première ging. Ook bij het brede publiek stijgt haar ster; de presentatie van de blonde, langbenige, goedgeproportioneerde regisseuse is in de wereld van de opera totaal ongebruikelijk. De resultaten van dure fotoshoots hebben hun weg naar talloze glossy’s gevonden, en ze genereerde de nodige aandacht toen ze in een Mercedes cabriolet over het terrein stoof – een atypisch vervoermiddel voor een jonge theatermaakster. Critici, onder wie Eva en Nike, menen dat Katharina, net als Paris Hilton, ‘eigenlijk niks kan’. De spannende vraag voor publiek en pers voor aanvang van de voorstelling luidde dan ook: klopt dat?
In Die Meistersinger vindt een zangwedstrijd tussen meesterzangers plaats met de hand van Eva als prijs. Zodra het publiek de neus van ridder Walther von Stoltzing in het vizier krijgt, zijn hij en Eva al smoorverliefd op elkaar. Probleempje: als buitenstaander kan hij zich niet inschrijven voor die wedstrijd. Na veel gedoe mag hij toch meedoen en wint met het lied Morgendlich leuchtend im rosigen Schein.
Walther belichaamt nieuwe kunst, net zoals Wagners opera’s destijds nieuwe kunst waren, en hij overwint de meesterzangers die voor oude kunst en de gevestigde orde model staan. Maar terwijl Wagner de overwinning van zijn eigen kunst predikte, relativeert Katharina deze. Aan Walthers prachtige aria kan ze vanzelfsprekend niets veranderen, maar ze omgeeft die met zoetgevooisd gefladder, kitsch van de bovenste plank. De boodschap is onmiskenbaar: slechte smaak heeft allang gewonnen, haar overgrootvader heeft verloren. Met de verheven kunstopvatting van de familie Wagner kom je nergens meer.
Van oudsher wordt zelfs al de mildste kritiek in familiekring op oervader Wagner als blasfemie opgevat. Dat de achterkleindochter, in het hol van de leeuw, zulke vragen durft op te werpen, is een daad van grote moed. Ze blijkt ook over talloze andere ideeën te beschikken. Misschien heeft ze er in deze ene voorstelling zelfs wel te veel gestopt, waardoor een leidraad ver te zoeken is. Om maar iets te noemen: een uur lang wordt moderne schilderkunst gedegradeerd tot kliederen met potten verf. Samen met het enorme aantal stijve penissen is dit wellicht te veel van het goede.
De uiteindelijke kwaliteit van de voorstelling viel daarom tegen. Ook de vocale kwaliteit was niet van internationaal niveau, al vormde Michael Volle als Sixtus Beckmesser een positieve uitzondering. Franz Hawlata moest als Hans Sachs het publiek twee uur lang boeien, een opdracht die veel te hoog was gegrepen voor deze matige bas, die tot overmaat van ramp ook nog eens de hoge noten in zijn partij niet haalde. Hier en daar werd zelfs ronduit vals gezongen, waar het deskundige publiek met geroezemoes en soms zelfs luid boegeroep op reageerde. Het is te begrijpen, als je vijftien jaar op een kaartje van tweehonderd euro hebt moeten wachten.
In de wandelgangen maakte Katherina direct na de voorstelling desgevraagd duidelijk hoe zij over het boegeroep dacht: ‘Je moet als kunstenaar soms lak aan je publiek hebben.’ Dat verliet morrend het theater.