
De Amerikaanse toneelschrijver Tony Kushner (1956) heeft een lange weg afgelegd voor hij toe was aan wat zijn hoofdwerk is geworden, Angels in America (1991/1992), over aids en zijn metaforen. Het stuk heeft in Nederland (als bekend een klein toneelland) tussen 1994 en 2015 drie totaal verschillende ensceneringen opgeleverd, die alledrie op hun eigen manier maatgevend waren en waarmee geschiedenis werd geschreven. De toneelstukken die Kushner schreef in de aanloop naar dat magnum opus zijn nu onbekende of zo goed als vergeten teksten. Sinds 2000 is hij voornamelijk filmscenarist, essayist en vertaler/bewerker van klassieke teksten (Corneille, Brecht). In 2009 deed hij nog één keer de grote greep naar een familiedrama in de beste tradities van Eugene O’Neill. Over kapotgetrapte, deels utopische sociale dromen, over de harde botsing tussen eigenbelang en altruïsme, over levensleugens en over ‘voltooid leven’ als ouderdomsgekte. Met een opzichtige knipoog naar de Britse sociaal-realist George Bernard Shaw en naar de zompige mystiek van de Christian Science-sekte voorzag hij het stuk van de onmogelijk lange titel The Intelligent Homosexual’s Guide to Capitalism and Socialism with a Key to the Scriptures, kortweg iHo. Toneelgroep Oostpool speelt het werk nu in de regie van Marcus Azzini.
De fabel van het stuk gaat ongeveer als volgt. De oude vakbondsman en doorgewinterde marxist, radencommunist en weduwnaar Gus Marcantonio (72), pater familias van een Italiaans immigrantengeslacht waarvan de Amerikaanse geschiedenis teruggaat tot 1875, zegt dat hij alzheimer heeft en niet meer wil leven. De werkelijke reden zou een diep verstopt geheim uit zijn vakbondsverleden kunnen zijn, daar komen we geleidelijk achter. Om afscheid te nemen, zijn huis te verkopen en het geld onderling te verdelen, haalt Gus zijn jongere zus (een ex-non en ex-maoïste), zijn twee zoons, zijn zwangere dochter en hun aanhang naar het ouderlijk huis terug. De hoog opgetaste meningsverschillen die zo ongeveer over alles gaan, ontploffen binnen een etmaal als een spervuur van verbale fragmentatiebommen. Tegen het eind valt alles heel stil. Gus (hier in een mooie en kalme verklanking door Hans Dagelet) spreekt in de laatste akte eindelijk met iedereen afzonderlijk. Als laatste met zijn homoseksuele zoon Pill (een duidelijk zeer lang uitgestelde en letterlijk onthullende conversatie). En ten slotte met diens payboy Eli, een jongenshoer van in de twintig, aan wiens diensten en aanhankelijkheid Pill een niet onaanzienlijk deel van de familiespaarpot heeft gespendeerd. Tegen het eind klinken, overigens met zeer plausibele en prominente motieven, de eerste regels van het Communistisch Manifest (in het Italiaans) en Verdi’s Va pensiero uit Nabucco. Gus heeft als altijd het laatste woord. Maar hij maakt er geen gebruik meer van. ‘Ik denk na.’ Hij heeft de supermarkttas met spullen voor zijn zelfbedieningseuthanasie binnen handbereik.
Ik kende dit stuk van Kushner niet en ben er in korte tijd zeer aan gehecht geraakt. Dat heeft veel, mogelijk zelfs alles te maken met de ‘grote greep’ die Kushner probeert te houden op zijn materiaal, de historische lange lijnen die hij onder plot en fabel aanlegt. En met zijn manier van scènes bouwen, rijke constructies waarmee hij zijn figuren, zijn karakters in een soort mentale omsingeling houdt. Omdat het stuk godsonmogelijk in een paar alinea’s is samen te vatten, geef ik van die scenische constructie hier een voorbeeld, ergens uit het midden van het stuk. Gus Marcantonio is op zijn oude dag een cursus Latijn gaan doen. Hij loopt het hele stuk rond met een woordenboek en een deeltje uit Loeb Classical Library, de brieven in hexameters van de dichter Horatius uit het Rome (en Athene) van vlak voor onze jaartelling. Gus is een brief van Horatius aan het vertalen. Zijn dochter Maria Teresa, MT, verbasterd tot het als nickname bedoelde Empty (overigens een prachtrol van Sophie van Winden) grist het boek uit zijn handen en leest hoe ver hij is.
‘Er was in Argos ooit/ een achtenswaardig man die in de ban/ geraakt was van een vreemd idee:/ zijn leven was, dacht hij, een stuk waarnaar/ hij keek, alleen in een theater zittend,/ waar hij moest lachen, huilen en applaudisseren/ als daar een grootse groep acteurs/ het stuk speelde van zijn leven, alleen voor hem./ Maar verder was er aan de man niets vreemds./
Hij was goed voor zijn buren, hij was gastvrij,/ een goede echtgenoot, hij werd niet kwaad/wanneer een slaaf per ongeluk iets brak of vallen liet./ Een man kortom, die niet verdronken in een put…’
Empty houdt op met lezen, Gus neemt het over.
‘Een man kortom, die niet verdronken in een put/ gevonden wordt, of van een rotswand valt./ Maar zijn familie was bezorgd om het waanidee/ en gaf hem ter genezing helleboruskruid./ Toen hij weer beter was zei hij: O, vrienden,/ genezen wilden jullie mij, maar jullie hebben mij gedood:/ Die droom van mij was juist wat mij in leven hield.’
Dochter Empty betrekt de tekst direct op zichzelf en op de familie die daar bijeen is. Voor haar is het een tekst die één op één slaat op de situatie waar Gus en de rest van de familie zich in bevinden: het wel of niet instemmen met Gus’ zelfmoord. Dit is immers een tekst over een man wiens familie hem probeert te doden. Interpreteert Empty. Gus’ zus Clio, de betere verstaander, hier gespeeld door Jacqueline Blom, grijpt in. Hier de daarop volgende dialoog (vertaling: Rob Klinkenberg).
‘Empty Die tekst gaat over een man wiens familie hem probeert te doden.
Clio Nee hoor. De acteurs op het toneel proberen hem te doden. Gelooft hij. Als zijn leven een toneelstuk is, ja, dan is zijn familie een groep acteurs die…
Empty Dat is het punt niet! Hij is in gevaar omdat zijn familie zich bemoeit met…
Gus Dit is Horatius! Dit is tweeduizend jaar oud! Het gaat niet over mij.
Clio Hij is in gevaar omdat de acteurs zich tegen hun publiek keren, tegen hem, en hem in de handeling betrekken. Snap je? Ze…
Empty Ze doden hem.
Clio Hij denkt dat ze dat willen, en misschien is dat ook zo. Maar Horatius’ tekst zegt niet dat hij sterft.
Empty “Maar gedood hebben jullie mij.” Dat staat er! Hoe kun je niet sterven als iemand je gedood heeft?
Gus Nu vat je het te letterlijk op…
Clio De dood kan deuren openen naar nieuw leven.
Empty Wat is dat nou weer voor gelul!?
Gus Precies. Dat het leven niets anders is dan de dood in vermomming.
Empty Dood opent geen deuren! Dat is…
Clio Niets is één ding tegelijk. Het is dialectiek: contemplatie versus handelen, het goede versus macht, of…
Empty Je moet dat soort woorden niet rondstrooien waar hij bij is.
Clio Ik ga naar boven. (pauze) Zoals ik het zie gaat de dialectiek waar Horatius over schrijft over toneelspelen versus kijken. Toch? En wat van die twee echt is. Mooi vertaald trouwens.
Gus Dank je.’
Waarna er een scène volgt tussen Gus, de Prinzipienreiter van de radicale orthodoxie, en dochter Empty, die vroeger verpleegster was en die nu als vakbondsadvocaat werkzaam is. Onderwerp: de langzaam draaiende molens van de democratie en het compromis, de trage stappen van wetgeving, de lange mars door de instituten.
‘Empty Je kunt mijn werk bespotten, maar ik ga ervan uit dat opbouwen, aanpassen en veranderen uiteindelijk leidt tot zoiets als wetten…
Gus Er verandert niks. Niks, niks, niks. Wat jij vooruitgang noemt, noem ik een gevangenis die zichzelf verbouwt. Die zijn muren dikker maakt. Je zegt dat je je niet kunt voorstellen dat je mijn zelfdoding toelaat? Waarom zou ik niet aan zelfdoding denken, als alles wat jij wel hebt toegelaten zoveel erger is? Jij hebt alles, alles wat ik je heb geleerd de rug toegekeerd.
Empty Ja, en jij bleef zitten waar je al zat toen je vijftien was, gevangen in een strak geregeld, plichtmatig toneelstukje vol ritueel herhaalde formules, waar mensen die echt niet zo slim zijn als jij, hun reet mee afveegden! Ga je soms dood als je een ander standpunt overweegt? Want deze starheid, dat is pas de dood.’
Het zijn gebeeldhouwde teksten die daar klinken. Een ontspokende verademing, zegt de een. Gewauwel van rare spoken uit het mausoleum van linkse retorica, vindt de ander. Nederlandse critici spreken over ‘opgekropte, matige teksten’, een ‘warrig verhaal’, ‘moeizaam stuk’ en ‘iedereen lult, niemand luistert’. In een interview verdedigt Kushner zijn personage Gus Marcantonio (is die naam toeval of zit er echt een echo in van Shakespeare’s Marcus Antonius?) als volgt: ‘Gus is een man die door het marxisme-leninisme een transparant zicht op de wereld, zijn wereld heeft gekregen. Dat moeten metatheorieën ook doen, doorzicht bieden, samenhang – niet noodzakelijk met een commandostructuur erbij geleverd. Wij, en ook de omstanders in de familie van Gus, hebben veel van de metatheorieën zien falen door griezelige commandostructuren, en zijn daardoor sceptisch geworden. De vraag is hoe ver je komt met alleen scepsis.’
De voorstelling van The Intelligent Homosexual’s Guide to Capitalism and Socialism with a Key to the Scriptures oftewel iHo vindt plaats in een kaal, recht, wit ‘bouwwerk’ van Ruben Wijnstok en in het heldere licht van Tim van ’t Hof. Er hangt een witte kooiconstructie boven de vloer, waar in de loop van de avond een rood gordijn uit valt dat als een draperie de scène stoffeert. De tien toneelspelers hebben alleen zichzelf, ze vullen de ruimte met hun persoonlijke spelerssignatuur en de taal van Kushner. Het geheel is meer dan de som der delen. De verbale salvo’s grijpen letterlijk ín elkaar. Kushner wil kakafonie, Azzini geeft hem die, de acteurs spreken in een wildwoest Durcheinander. Dat is op zichzelf niet een probleem, ik heb wel een vraag: is de grote zaal wel de beste ruimte voor deze vertelling? De combinatie van dat anarchistisch tekstweefsel en die verre, lege doos achter dat wit-rode uitspansel – ik wou het hele spul af en toe als het ware naar ons toe trekken, dichterbij halen. Juist omdat er zo goddelijk mooi wordt gespeeld.
iHo van toneelgroep Oostpool wordt t/m 25 november door het hele land gespeeld.