Zat Hitler nu wel of niet de hele tijd achter het stuur? Al decennialang is dat onder historici die zich verdiepen in het Derde Rijk de centrale vraag. Was de rampzalige koers die Duitsland na 1933 ging varen volledig het resultaat van Hitlers plannen en intenties, of was de radicalisering, zoals die zich manifesteerde in de vervolging van de joodse medeburgers en de veroveringsoorlog, mede het gevolg van de wijze waarop het Derde Rijk was georganiseerd? Of beter gezegd, was niet juist de organisatorische chaos er de oorzaak van dat allerlei elkaar beconcurrerende bureaucratieën zich uitsloofden om Hitlers wensen zo radicaal mogelijk te verwezenlijken?
In de jaren zeventig werd deze strijd omschreven als die tussen de ‘intentionalisten’ en de ‘structuralisten’. Hoewel dit debat, zij het in andere termen, nog altijd voortduurt, is het meest overtuigende boek de ‘structuralistische’ Hitler-biografie van Ian Kershaw. Hij liet zien dat Hitler wel degelijk in de driving seat zat, maar dat hij regelmatig de cruise control aanzette. Omdat het staatsapparaat echter zo in elkaar zat dat op elk terrein verschillende instanties werkzaam waren, probeerden al die organisaties zo veel mogelijk te scoren. Hierbij wisten ze verdomd goed welke kant Hitler op wilde, en probeerden zij dem Führer entgegen zu arbeiten. Hierdoor steeg het toerental en omdat Hitler dat prachtig vond, trapte hij nooit op de rem. Vaak gaf hij meer gas.
In dit tweede deel van zijn trilogie over het Derde Rijk zet Evans zich enigszins af tegen deze visie. Hij concentreert zich meer op de vraag hoe het mogelijk was dat de in meerderheid fatsoenlijke, allesbehalve radicale Duitsers meededen met een regime dat toch een enorme breuk met het verleden vormde. Hij laat zien hoe mensen zich gaandeweg aanpasten, bij manifest onrecht de andere kant op keken, en na verloop van tijd grote delen van de nazi-ideologie internaliseerden.
Hij doet dit door middel van een breed opgezet, thematisch geordend verhaal, dat vooral door het royaal gebruik van brieven, dagboeken en ander persoonlijk materiaal bijzonder prettig leest. Evans legt sterk de nadruk op de zogenaamde ‘normaliteit’ van het Derde Rijk. Niet dat hij vindt dat het normaal was, maar wel dat de burgers het zo wilden zien. Op zich is dat niet nieuw, evenmin als zijn aandacht voor juist het ‘moderne’ karakter van Hitlers dictatuur. Omdat hij geen biografie van Hitler schrijft, kan hij een veel breder panorama schilderen dan Kershaw deed. Maar hiermee heeft Evans nog niet verklaard waarom die zogenaamd ‘normale’ Duitsers zich behoorlijk abnormaal begonnen te gedragen.