De voormalige verzetsman (‘abbé Pierre’ was zijn schuilnaam) stichtte in 1949 de Emmaüs-beweging en werd een onvermoeibare pleitbezorger voor de daklozen. In de jaren tachtig verwierf hij ook enig politiek gezag dank zij de teloorgang van het Franse socialisme en de groeiende armoede. Met zijn humanitaire imago en zijn erelidmaatschap van de Internationale Liga tegen Racisme en Antisemitisme (Licra) vulde de abbé als het ware de politieke leegte die Mitterrand achterliet. Zijn campagnes tegen de sociale uitsluiting werden gesteund door kerken, vakbonden, lokale politici en NGO,s.
Groot was de ontzetting bij SOS-Racisme, Médecins sans Frontières en andere bewegingen toen de abbé in een open brief steun betuigde aan zijn oude vriend Roger Garaudy. Tegen Garaudy is een strafklacht ingediend omdat hij in zijn Mythes fondateurs de la politique israelienne (l995) het bestaansrecht van lsrael bestrijdt, en wel door de uitroeiing van de joden te relativeren met behulp van zo ongeveer alle ‘wetenschappelijke argumenten’ die de Auschwitz-ontkenners sinds l 945 hebben verzameld.
GARAUDY ONTKENT niet de dood van miljoenen joden tijdens de oorlog; hij ontkent dat zij opzettelijk en systematisch zijn vermoord en voert daarvoor een soort compilatie van alle bekende negationistische ‘bewijzen’ aan. De dood van de meeste joden, aldus Garaudy, is veroorzaakt door honger, bombardementen en andere oorlogshandelingen; de ‘mythe’ van de shoah is pas na l948 in het leven geroepen door de Israelische en Amerikaanse machthebbers om hun ‘koloniale expansie’ in het Midden- Oosten tc rechtvaardigcn.
De abbé onderschrijft deze stellingen niet uit vriendschap voor Garaudy of omdat hij acuut dcment is, maar op grond van eigen ‘theologische onder- zoekingen ’. Het Oude Tcstament heeft hem geleerd dat de joden destijds de Filistijnen, de Amalekieten en de inwoners van Jericho hebben uitgeroeid en dat zij door hun ‘erfelijke gewelddadigheid’ hun recht op het beloofde land hebben verspeeld. Met andere woorden: de abbé is een godsdienstige antisemiet.
Garaudy is vanwege zijn vele politieke omzwervingen moeilijker te plaatsen dan de abbé. Hij werd op zijn twintigste communist en was 37 jaar actief in de partij. Openlijk antisemitisch was hij niet, hoogstens op de bedekte wijze die in de PCF gebruikelijk was: de partijkrant l'Humanité stelde vaak het grootkapitaal gelijk aan de familie Rothschild en schilderde lsrael af als kolonie van Wall Street. De filosoof Bernard-Henry Lévy meent dat communisten en antisemieten er een vergelijkbaar paranoide - en dus inwisselbaar - wereldbeeld op na houden. Hoe dan ook, uit enquêtes in de jaren zeventig en tachtig bleek dat een kwart van de Franse communisten vond dat er ‘te veel joden’ in Frankrijk waren.
Na in 1970 wegens zijn te vrijzinnige houding te zijn geroyeerd, bekeerde Garaudy zich tot de katholieke bevrijdingstheologie en kwam hij via de leerschool van het tiersmondisme - waarin het gebruikelijk was Fidel Castro te citeren dat ‘de Israeli’s de nazi’s van vandaag zijn en de Palestijnen de nieuwe joden ’ - ten slotte bij het antisemitisme uit. Hij ontspoorde defini- tief tijdens de Israelische inval van 1982 in Libanon. Zijn boek L,affaire Israël: Le sionisme politique (l983) was één lange tirade tegen ‘de strijd van het lsraelische kolonialisme en fascisme voor Lebensraum ’. Dit gebruik van nazi-termen was niet zomaar hatelijk, het was een geraffineerde ‘omkering van de bewijslast’ die vroeg of laat, zoals bij zoveel antizionisten, moest omslaan in negationisme.
Door toedoen van abbé Pierre, concludeert het weekblad Le Point, geniet Frankrijk voortaan het trieste voorrecht deze negationistische beweging aan te voeren.
Helaas, dat is al veel langer zo. Wellicht zijn de Fransen er vatbaarder voor doordat ze hun eigen verleden van antisemitisme en collaboratie zolang wisten te verdringen. De allereerste negationist was een Franse socialist, Paul Rassinier, die zelf in de oorlog in Buchenwald had gezeten en niettemin in de jaren vijftig het bestaan van de vernietigingskampen begon te ontkennen. Uit Rassiniers verklaringen blijkt dat hij de shoah niet kon verenigen met zijn socialistische mensbeeld. Hij dacht dat deze ‘mythe’ was bedacht door de communistische ordediensten in de kampen, die hun eigen hardvochtigheid wilden verdoezelen door aan de nazi’s nog veel grotere wreedheden toe te schrijven. Rassinier was de stichter van een complete schuilkerk van Franse negationisten.
Waarom betwijfelen of ontkennen deze mensen de shoah als het bewijsmateriaal zo overweldigend is - zowel in de herinnering van de overlevenden die nog onder ons zijn als in de vorm van de miljoenen officiële documenten en duizenden filmfragmenten in oorlogsarchieven, de honderdduizenden per- soonlijke getuigenissen van joden en niet-joden op schrift, film en video en de tienduizenden wetenschappelijke bronnenpublikaties, monografieën en overzichtswerken? Het antwoord is aanstootgevend simpel: antisemieten laten zich niet afschrikken door de feiten.
Het antisemitisme is een verslaving, schreef de katholieke Oostenrijker Hermann Bahr in 1903: ‘Het is het morfinisme van de kleine man. Met argumenten valt er niets tegen uit te richten. Wie antisemiet is, is dat omdat hij verlangt naar de duizeling en de roes van de ware hartstocht. Hij bedient zich van alle argumenten die toevallig voorhanden zijn. Zodra je die weerlegt, zoekt hij nieuwe, en ook als hij ze niet vindt, is hij toch niet te bekeren, hij kan niet buiten zijn roes. ,
Negationisten zijn welbeschouwd antisemieten die hun hartstocht niet onder ogen willen zien. Het feit dat Auschwitz kon bestaan, vervult ieder weldenkend mens met een verpletterend besef van schaamte en ontoereikendheid. Negationisten vervult het met een vurig verlangen om het onverklaarbare weg te verklaren, om de weegschaal van het leed in evenwicht te brengen zodat het lijkt of er niets gebeurd is. Zij hanteren een krankzinnige metafysica die zegt dat de nazi’s niet zo schuldig zijn als iedereen beweert èn dat de Israeli’s de ware nazi’s zijn. De ontkenning of bagatellisering van de shoah gaat daarom altijd gepaard met 'bewijzen’ dat lsrael een nazi-staat is. Negationisten zeggen dus tegelijkertijd dat de shoah niet, èn dat hij terecht heeft plaatsgevonden. Oi gevalt, wat hebben de antisemieten het moeilijk met hun Auschwitz.
Daarom kondigde de negationistische literatuurprofessor Faurisson bij de opening van zijn proces in 1981 aan dat hij ‘goed nieuws’ bracht. ‘De gruwelijke waarheid wordt afgeweerd omdat ze onaanvaardbaar is ’, schrijft de filosoof Gie van den Berghe in De uitbuiting van de holocaust (1990): ‘Genocide, zeker als die bijna onder onze ogen wordt gepleegd door duidelijk herkenbare mensen op even herkenbare medemensen, is moeilijk in overeenstemming te brengen met ons mens- en wereldbeeld. Negationisten spelen dankbaar op deze ontkenningsneiging in. Ze maken gebruik van de onbegrijpelijkheid en onaanvaardbaarheid van de jodenuitroeiing.’
Een andere drijfveer van linkse negationisten is van doctrinaire aard, name- lijk hun onvermogen om de shoah marxistisch te verklaren. In trotskistische kringen werd al tijdens de oorlog beweerd dat het fascisme slechts een extreme vorm van kapitalistische uitbuiting was. De vernietigingskampen waren eigenlijk werkkampen, waarnaar de joden werden verbannen omdat hun vroeg-ka- pitalistische rol als ‘woekerklasse’ was uitgespeeld.
Rond l970 stichtten Franse trotskisten onder leiding van Pierre Guillaume het tijdschrift La Guerre Sociale, waarin de shoah in zijn geheel werd afgedaan als Israelische propaganda. Het laatste boek van Garaudy is uitgegeven door Guillaumes’ kleine, oorspronkelijk trotskistische uitgeverij La Vieille Taupe (‘de oude mol’), die ook tal van andere antizionisten en foute tiers-mondistes uitgeeft. Hun grootste triomf tot nog toe was de strafzaak in 1987 tegen de nazibeul Klaus Barbie, die zich liet verdedigen door drie linkse advocaten: de halve Vietnamees Jacques Vergès, de Kongolees M'Bemba en de Algerijn Bouata. Zij trachtten niet de onschuld van Barbie te bewijzen of zijn daden goed te praten, maar verkondigden in naam van de verworpenen der aarde dat zijn misdaden niets bijzonders waren. Zo gedroegen blanken zich al eeuwen op hun imperialistische rooftochten door de derde wereld. Uiteraard bleven de ‘nazistisc.he trekken van het joodse volk van Israel’ niet onvermeld.
Al met al heeft de malende abbé dus toch een taboe doorbroken: het taboe op links antisemitisme. Linksen rijden door rood licht, slaan hun vrouwen en tillen de belasting net als ieder ander, schreef Henryk Broder eens; waarom zouden ze dan geen antisemieten kunnen zijn?
Zelfs de beweegredenen van de abbé zijn niet van louter roomse aard. Zoals de laatste dagen bekend is geworden, heeft de Franse Emmaüs-beweging eind jaren zeventig versterking gekregen uit extreemlinkse hoek. Gevluchte leden van de Italiaanse Rode Brigades, onder meer gelieerd aan Palestijnse terreurgroepen, vonden onderdak in Emmaüs-huizen en wisten de abbé te bewegen tot solidariteitsacties met hun gedetineerde kameraden in Italië. Al gauw vervulden deze ballingen functies als Emmas-bestuurders en persoonlijke secretarissen van de abbé. Eén van hen, Françoise Salvoni, raadde hem uitdrukkelijk aan om Garaudy te steunen. Zij heeft er naar eigen zeggen nog altijd geen spijt van ‘want dat boek is helemaal niet antisemitisch ,. Zoals gezegd mag Garaudy dat binnenkort zelf komen bewijzen in de rechtszaal. De naam van zijn advocaat is ook al bekend: Jacques Vergès.
IN EEN EERSTE reactie op de bekering van abbé Pierre zei de opperrabbijn van Frankrijk dat er een comité van wetenschappers moest worden samengesteld om de negationistische claims te weerleggen. Later zwakte hij dat voorstel weer af omdat het d'e tegenstander in de kaart speelt. Het ware gevaar van het negationisme is dat de denkende mensheid zich erdoor in het defensief 1aat dringen en de shoah gaat canoniseren.
Onafhankelijk onderzoek en respect voor afwijkende opvattingen blijven noodzakelijk, zelfs als deelnemers met verkeerde bedoelingen de discussie vertroebelen. De excessen van de Historikerstreit van vijftien jaar geleden - met name de aanzet van de Duitse historicus Ernst Nolte, die de nazikampen vergoelijkte als reactie op de stalinistische Goelag en zelfs van Hitlers 'historische recht’ gewaagde - doen niets af aan de fundamentele verwantschap van communisme en nazisme, die door serieuze auteurs aan de orde is gesteld (Arthur Koestler noemde de communistische beweging de ‘vroedvrouw van het fascisme ’) en door serieuze wetenschappers moet worden uitgewerkt. Baanbrekend was de Weense tentoonstelling Kunst und Diktatur in augustus l994: vijftienhonderd werken uit het vooroorlogse Italië, Duitsland, Oostenrijk en Rusland die stylistisch en thematisch opmerkelijk overeenkwamen.
De discussie sinds het eind van de jaren tachtig tussen intentionalisten en functionalisten - over de vraag of de jodenmoord van begin af aan het doel van de nazi’s is geweest - mag evenmin verstommen, hoewel ook in die discussie rijp en groen door elkaar vallen. Tegenover de doordachte teksten van de Franse historicus Burrin, die stelt dat de nazi-top in het geheim en op opportunistische gronden tot de uitroeiingspolitiek overging, staat het zopas met veel misbaar in de publiciteit geslingerde boek van de Amerikaan Daniel Goldhagen, die stelt dat de meeste Duitsers een dodelijke haat tegen joden koesterden en spontaan meewerkten aan hun uitroeiing.
Het is niet anders. Omdat het kwaad van de shoah zo groot was, beschikken we alleen maar over feiten en ontoereikende interpretaties van die feiten. Dat schreef Hannah Arendt in l95l en haar woorden zijn nog steeds actueel: ‘Vergeleken bij de historische gebeurtenissen zelf lijken alle verklaringen voor het antisemitisme haastig en willekeurig samengesteld, zodat ze voorbij- gaan aan de kern die zo bedreigend is voor ons gevoel voor verhoudingen en onze hoop op geestelijke gezondheid.