
Toen Augusta Ada Byron, dochter van Lord George Gordon Byron en Anne Isabella Noel Byron en later gravin van Lovelace, twaalf jaar oud was, besloot ze te willen vliegen. Ze schreef zelfs een boek, getiteld Flyology, waarin ze haar experimenten met allerlei constructies analyseerde en illustreerde. Haar probleem was stoom: hoe een ‘ding in de vorm van een paard te maken met een stoommachine aan de binnenkant die een paar enorme vleugels kan aandrijven’, zodat het ‘de lucht in kan gaan terwijl een mens erop zit’.
Ada’s vader, de beroemde Romantische dichter, maakte dit niet mee. Met haar wilde Lord Byron weinig te maken hebben; zijn teleurstelling was groot toen na de geboorte bleek dat het kind geen jongetje was. Maar Ada miste hem niet – ze had haar verbeelding en die was groot, zoals blijkt uit haar obsessie met het vliegen. Haar moeder moest ingrijpen toen ze merkte dat Ada weinig aandacht meer aan haar studie besteedde. Maar zoals Betty Alexandra Toole in Ada, The Enchantress of Numbers: Poetical Science (1992) schrijft, het idee van de onbegrensde mogelijkheden van wetenschap en technologie nestelde zich in Ada’s wezen. Dat was het begin van een leven waarin experiment en verbeelding in elkaar overvloeiden, en Ada uiteindelijk beroemd werd als wiskundige. Ze creëerde een algoritme voor Charles Babbage’s Analytische Machine waarmee ze de eerste computerprogrammeur werd.
Het is moeilijk om tijdens het kijken naar Hidden Figures niet constant aan Ada Lovelace te denken. Ze is als een geest aanwezig in dit verhaal over de verborgen geschiedenis van zwarte vrouwen die ten tijde van de ruimtevaartrace als wiskundigen in dienst van Nasa waren. De film, gebaseerd op Hidden Figures: The Story of the African-American Women Who Helped Win the Space Race van Margot Lee Shetterley (2016), begint met een scène waarin Katherine Johnson, een jaar of acht, een complex wiskundig probleem moeiteloos oplost. Katherine ziet ‘dingen’ in de cijfers die gewone mensen niet zien. Hierin was ze net als Ada. Na haar ontmoeting met Babbage in 1839 kreeg de jonge vrouw een brief van hem waarin hij schreef: ‘Volgens mij moet jouw smaak voor wiskunde niet worden ingeperkt.’
Dat gebeurde niet, ook niet met Katherine in Hidden Figures. Na haar studie gaat Katherine (Taraji P. Henson) samen met twee vriendinnen, Mary Jackson (Janelle Monáe) en Dorothy Vaughan (Octavia Spencer), bij het Langley Research Centre in Hampton, Virginia, werken. Katherine en Dorothy zijn menselijke computers, wiskundigen die berekeningen maken en controleren die worden gebruikt voor de trajecten van de Mercury-vluchten. Mary wil zich verder ontwikkelen als ingenieur, maar wordt hierin tegengewerkt. Het is immers 1961, en segregatie heerst. Bij Langley hebben de zwarte vrouwen aparte werkruimten, wc’s en kantines. Ze zijn minderwaardig, wat blijkt wanneer Katherine geplaatst wordt bij een speciale werkgroep onder leiding van Al Harrison (Kevin Costner). Haar nieuwe collega’s zijn geobsedeerd door haar huidkleur; ze weigeren uit dezelfde koffiekan als zij te drinken. Hoe kleinzielig dit is wordt extra benadrukt door de context: Harrison en zijn team staan voor de opgave de ruimterace te winnen. En de Russen staan ver voor.

In Hidden Figures werkt de symboliek van Lady Lovelace, symbool van de emancipatie van vrouwelijke wetenschappers, sterk door, zeker als het gaat om de relatie tussen die wetenschappers en bepaalde mannen om hen heen. Zo lijkt het net of Katherine’s baas Harrison onverschillig staat tegenover zowel haar geslacht als de kleur van haar huid. De reden: haar spectaculaire talent voor mathematische berekeningen in de astronavigatie. Keerzijde: Katherine’s witte mannelijke collega’s zien veel liever een witte mannelijke wiskundige in plaats van een zwarte vrouw. Iets soortgelijks gebeurde met Ada: waar Lord Byron veel liever een jongetje wilde, daar was Charles Babbage haast blind voor haar vrouwelijkheid, in de ban als hij was van haar intellect. Hij noemde haar ‘Lady Fairy’, verwijzend naar haar bijna bovennatuurlijke gave.
Dan komt er nog een man in beeld in Katherine’s verhaal: astronaut John Glenn. Terwijl ze achter de schermen bij Langley werkt, poetsen John en de mannen van Mercury 7, ook bekend als Astronaut 1, frenetiek aan hun publieke beeld. Project Mercury is Amerika’s antwoord op het Russische ‘gevaar’ in de ruimte, en John en de andere astronauten zijn de helden die Amerika moeten beschermen. Maar in de film komen ze nauwelijks in beeld, waarmee een streep wordt gezet door de mythologie van mannelijke heroïek. Zo wordt Hidden Figures een schoolvoorbeeld van cinematografische rechtstelling: wat lang verzwegen werd – de rol van de zwarte vrouwen – wordt nu uitgeschreeuwd op de meest krachtige manier denkbaar, namelijk via de populaire verbeelding.
Om bloot te leggen hoe dit precies gebeurt moeten we even terug naar de oorspronkelijke mythe van de mannelijke astronaut-held. En geen beter beginpunt dan Tom Wolfe’s boek The Right Stuff (1983). Hierin speurt hij naar de psychologie en culturele betekenis van John Glenn en de andere mannen van Project Mercury. Op het eerste gezicht schrijft Wolfe met ontzag over hen, over wat zo’n astronaut drijft die zichzelf laat vastgespen in een conisch gevormde, veredelde container gemonteerd op een dertig meter hoge raket van meer dan 120.000 kilogram gevuld met duizenden liters hoogst ontvlambare stuwstof. En lift off. Uit het juiste hout gesneden, dat zijn deze mannen.
Maar dan gebruikt de meester-satiricus Wolfe een curieuze metafoor, namelijk de busy little kitchen. Hiermee schetst hij de stuurcabine van de toestellen en capsules waarin eerst de testpiloten en later de astronauten vliegen. Dat doet Wolfe herhaaldelijk. Zoals wanneer Alan Shepard de capsule in de juiste positie wil brengen voor terugkeer in de atmosfeer: ‘(…) he couldn’t hear the jets at all because of the humming, moaning and whining of the inverters and gyros and fans… the busy little kitchen’.
Terwijl de mannen in de ruimte rondreisden, waren hun echtgenoten en vriendinnen thuis – in de keuken waar ze even druk-druk-druk waren als de mannen in hún busy little kitchens in de ruimte. Of in de woonkamer waar ze angstig moesten wachten op nieuws over de afloop van de missies. Dat was de enige rol die vrouwen hadden. Of toch niet. Nee. Helemaal niet. Dát laat Hidden Figures zien. Juist vrouwen, niet alleen Katherine Johnson maar álle vrouwen die als ‘computers’ bij Nasa werkten, feeërieke wiskundigen net als Ada Lovelace, bevonden zich in het hart van het Amerikaanse ruimtevaartprogramma.
Ongeveer halverwege Hidden Figures volgt er een doelbewuste referentie aan Philip Kaufmanns verfilming van Wolfe’s roman. De vrouwelijke wiskundigen spelen de beroemde scène na waarin de mannen in slowmotion in een gang in de richting van de camera lopen. Dit is nieuwe mythologie in de maak: de vrouwen hebben geen zilverkleurige ruimtepakken aan met de Amerikaanse vlag erop, maar ze zijn smaakvol gekleed in jurken en lopen op hoge hakken en hebben bijna allemaal zwarte brillen met een hoornen montuur op. De betekenis van deze scène en de verwijzing ernaar valt samen te vatten met: witte mannen onderweg naar hun busy little kitchens – waar ze goed beschouwd bar weinig hoeven te doen – terwijl de zwarte vrouwen naar hun bureaus gaan waar ze berekeningen uitvoeren zonder welke onze helden zonder enige twijfel niet levend van hun avontuurtjes zouden terugkeren.
Of deze vrouwen net als Ada in haar boek Flyology ervan droomden zélf te gaan vliegen kan niet met zekerheid worden gezegd. Maar de implicatie van de contra-ideologie van Hidden Figures is dat er in de jaren zestig talloze jonge vrouwen van alle bevolkingsgroepen waren die géén toegang tot Nasa’s busy little kitchens hadden, die aan echte keukens gekluisterd waren vanwege de tijdgeest, vanwege de traditionele rol die vrouwen nu eenmaal moesten vertolken.
Zo radicaal als het verhaal is dat Hidden Figures vertelt, zo verstrooid komt Katherine Johnson over. Ook hier schemert de geschiedenis van de gravin van Lovelace door – het is alsof beide vrouwen zich er niet echt van bewust zijn dat wat ze doen eigenlijk niet ‘kan’, zo gefocust als ze zijn op absolute waarheden eerder dan subjectieve vooroordelen. Ada schrijft: ‘De wetenschap van activiteit (die van de Analytische Machine – gk), zoals specifiek afgeleid van wiskunde, is een op zichzelf staande wetenschap, en die heeft haar eigen abstracte waarheid en waarde.’
Misschien ligt hier het antwoord op de vraag waarom Katherine zich in Hidden Figures nauwelijks activistisch gedraagt, waarom ze zonder te klagen iedere dag een halve kilometer moet lopen om naar de ‘Colored Restroom’ te gaan terwijl een witte wc een paar stappen van haar bureau verwijderd is. Katherine leeft bij de gratie van feiten die alleen zij kan zien; ze heeft te maken met de geheime betekenissen van cijfers. Kort gezegd: in een kamer vol mensen (witte mannen) weet zij als enige het antwoord op een ingewikkelde berekening, en dát antwoord is het enige wat echt telt.
Dat laatste weet niemand beter dan John Glenn, die, nadat hij op de hoogte werd gesteld van haar reputatie, had aangedrongen op Katherine’s aanwezigheid in de controlekamer terwijl hij rondjes rond de aarde vloog. En hoe nodig had hij haar wel niet! Dit levert een spannende scène op bij zijn terugkeer. John worstelend met zijn busy little kitchen, Katherine op de grond met haar berekeningen.
Zo krijgt een nieuwe mythe vorm in Hidden Figures: man en vrouw samen en gelijkwaardig. Een paar jaar geleden zei Valerie Aurora, directeur van het Ada Initiative, een organisatie die zich inzet voor de erkenning van vrouwen in de wetenschap, in The New Yorker dat terwijl Babbage het technisch inzicht bezat het Ada Lovelace was die zijn uitvinding relevant maakte in de ontluikende dagen van de computerwetenschap. Allemaal hadden ze iets speciaals, noem het the right stuff – John en Katherine en Charles en Ada.
Te zien vanaf 9 maart