Voor de lopende reeks werd aan dertig filmers gevraagd te reageren op ‘Het leven een feest’. Vier uitverkorenen mochten hun scenario realiseren. Natuurlijk is een motto louter kapstok waaraan moois of lelijks opgehangen kan worden. Toch herbergt dit onderwerp kansen op clichés, die zelfs in het pakketje van de vier ‘besten’ doorschemeren. Wel érg veel clowns en feestneuzen passeren de revue, samen met de voor de hand liggende boodschap dat achter een vrolijk masker een traan kan schuilen. Ik verlang echt niet naar een goednieuwsdocumentaire over lammetjes, maar als je je opdracht ‘Het leven een feest’ voorziet van de aanvulling ‘in de volle breedte tussen vraagteken en uitroepteken’, duw je je uitverkorenen enigszins richting scheurkalender. Anderzijds, clichés zijn vaak waar; vat de boodschap van menig meesterwerk in één zin samen en die kan ook zo aan de muur naast ‘Van het concert des levens…’ Het is maar hoe je je waarheid vormgeeft.
Drie van de vier jonge filmers kozen min of meer voor het vraagteken, Noud Holtman in Lang zullen ze leven voor een voorzichtige bevestiging van het motto. Voorzichtig in de zin dat ‘geluk in het gewone schuilt’, samengebald in momenten, en voor ieder weer in iets anders. Hij maakte een aardig kralensnoer uit ‘gewoon geluk’ van mensen van verschillende leeftijd. Voldoende afwisseling en stekeligheid (een jongen in de bajes die zich blij danst op housemuziek) voorkomen dat het wee wordt.
Tamara Miranda kiest in Het leven dat wij droomden voor een confrontatie tussen twee van haar vroegere klasgenoten aan de Fotoacademie. Extremen door het lot: Giesbert vanaf zijn oksels verlamd sinds een ongeluk, Jeroen nu al mondiale subtopper in de modefotografie. Op Miranda’s verzoek portretteren de jongens elkaar, wat Giesbert kan doordat hij via ingenieuze technieken een computer heeft leren bedienen. Op papier is die enscenering te sterk aangezet. Ook Jeroens keus om Giesbert als clown in z'n rolstoel af te beelden is wat ‘dik’. Maar net zoals die foto tóch mooi wordt, slaagt Miranda erin de valkuilen te ontwijken en een integer dubbelportret te maken. Mede doordat haar objecten de moeite waard zijn: Giesbert door het lot tot filosoof geslagen (‘vette pech’); Jeroen in niets lijkend op de gladde carrièremaker die je verwacht (‘gewoon geluk’).
In Nonnevotte van Eugenie Jansen zijn dramatis personae en decor even belangrijk. Tijdens Sittards carnaval is het voor bakkersvrouw Leny topdrukte. Ze is close met haar dochter, die zich zorgen maakt over ma - niet alleen door de drukte, maar ook doordat het middenstandsbestaan te zwaar is. Toch draagt Leny dat lot waardig, soms zelfs vrolijk, en haar gezwoeg past in een lange traditie, ouder dan carnaval en askruisje. Bovendien maakt Jansen voelbaar dat in Sittard carnaval nog geen folklore is.
In Sander Bloms afsluitende En van je hela, hola gaat het mis door een teveel aan pretentie. Hier moet de kijker zelf aan de slag met scènes die ogenschijnlijk weinig met elkaar van doen hebben. Zie je de lijntjes eenmaal, dan wordt de som niet groter dan de delen. Een doodziek kind, te uitgeput om plezier te beleven aan (overigens bar slechte) cliniclowns, het is hartverscheurend. In een documentaire over dat jochie of over het ziekenhuis zou de scène werken. Hier blijft hij geïsoleerd en is hij een te dik aangezette ‘filosofische’ onderstreping van het motto.
Niettemin: lof voor Ikon en KRO, want filmmakers krijgen veel minder kansen dan collega-ambachtslieden en -kunstenaars.
- Voor schut. Kinderschaamte over vaderlijke zweetvoeten en strippende moeders. Eerder aangeraden, maar terug van weggeweest en voorbij voor je het weet. VPRO, zondag 18.00 uur, Nederland 3.