Denk aan Ferenc Puskas en er schieten je allerlei grote, grootse en ouderwetse woorden te binnen, woorden uit een andere tijd. Zeg Puskas en je denkt vanzelf: gloriejaren, buitenaards voetbal, magische Magyaren, Gouden Team, hegemonie.

Puskas’ gloriejaren waren andere tijden. De wereld was nog zwart-wit. Ook het voetbal was anders. De stadions zaten vol, de toeschouwers schouwden keurig toe en er vielen veel meer doelpunten dan nu.

Sommige mensen vinden hem de beste voetballer aller tijden, Ferenc Puskas.

Puskas speelde in zijn hele carrière voor slechts twee clubs: Honved Boedapest en Real Madrid. Hij debuteerde op zestienjarige leeftijd bij Honved, dat toen nog Kispest heette (tot het een legerclub werd), en bleef daar tot 1956. In 349 wedstrijden scoorde Puskas 357 doelpunten, een ongekend moyenne. Toen in 1956 de Hongaarse opstand het land op z’n kop zette, nam ook Puskas’ loopbaan een wending. Hij ontvluchtte de revolutie en dacht in Italië te kunnen gaan voetballen. Maar de clubs daar vonden hem te oud en te dik. Aan de onzekerheid kwam een einde toen hij ten slotte een contract tekende bij Real Madrid.

Het Gouden Team van die jaren was het Hongaarse voetbalelftal. Het was de grote favoriet voor het wereldkampioenschap van 1954. Een jaar eerder had Hongarije een onvergetelijke wedstrijd gespeeld tegen Engeland, dat op Wembley nog nooit had verloren. Hongarije had een revolutionaire tactiek ontwikkeld, met een diepe spits. De Engelsen wisten niet waar ze het zoeken moesten.

Voor aanvang van de ‘match of the century’ zei een van de Engelse spelers: ‘Moet je kijken hoe klein en dik hij is. Die rollen we op.’ Puskas was aan de mollige kant, dat wel, maar dat maakte niet uit: onder zijn leiding rolde Hongarije Engeland op. Het werd 6-3.

In Madrid speelde Puskas van 1958 tot 1967. In 179 competitiewedstrijden scoorde hij 155 keer, een verbluffend gemiddelde. Een paar internationale wedstrijden die Puskas speelde zijn legendarisch, zoals de Europa Cupfinale van 1960. In Glasgow zagen 130.000 toeschouwers hoe Real Madrid korte metten maakte met Eintracht Frankfurt: 7-3. Puskas scoorde vier keer. De andere drie doelpunten kwamen op naam van Alfredo di Stefano.

Met Di Stefano, een genaturaliseerde Argentijn, en de grillige Francisco Gento vormde Puskas de weergaloze voorhoede van de geheel in het wit geklede Madrilenen, die Spaans kampioen werden in 1961, 1962, 1963, 1964 en 1965.

Het was ook de tijd van de mooie bijnamen. Puskas was De galopperende majoor, bijvoorbeeld, en Broertje, en Pancho, en Cañoncito Pum (Kanonnetje Boem). En Oom broertje. Hij schijnt een innemende man te zijn geweest.

Het was ook de tijd dat de politiek een groot stempel drukte op de sport. Puskas voetbalde eerst in Hongarije dat werd overheerst door de Sovjet-Unie, later in Spanje onder Franco.

In 1993 keerde Puskas terug naar Hongarije. Zijn vaderland sloot de verloren, of gevluchte, zoon in de armen. Hij werd in november met nationale eer begraven.
17 november 2006