
Dat waren de Beatles. En voorlopig blijft het daarbij, want zelfs onder de uiterst modegevoelige tieners kost het enige tijd om een fenomeen als dat van de Liverpoolse vier op te bouwen. In dit geval heeft de campagne bijna een jaar geduurd, zonder dat manager Brian Epstein daar overigens een cent aan gespendeerd heeft. Om een geheimzinnige reden waren de Beatles opeens nieuws en door een achteraf begrijpelijke oorzaak zijn ze het gebleven. In deze roemzuchtige tijd is publiciteit, gemeten in kolomlengte en zend-seconden, de zekerste maatstaf van aanzien. Ieder publiek persoon weet dan ook dat hij een kans maakt even de aandacht naar zich toe te trekken door zich te associëren met een ander die er overvloed van heeft. Stuk voor stuk refereerden alle Engelsen beroemdheden aan de Beatles, tot Prins Philip en Lord Home toe, die daarmee tevens te kennen gaven dat ze, hoewel behorend tot het Establishment, in het nieuwe heel wel het goede wisten te onderscheiden. Bij ons kwam Wim Kan voor het eerst sinds lange tijd weer op de voorpagina’s door een snedigheidje over de Beatles te debiteren. Zo’n situatie is voor de public-relations man volstrekt ideaal; dat zelfs de concurrentie je onder de aandacht brengt. Alleen zelf geld mogen drukken is winstgevender. Brian Epstein heeft zich in deze positie weten te manoeuvreren; achteraf is duidelijk dat daarbij één van zijn foefjes is geweest zijn viertal te presenteren als de goede keerzijde van het ‘jeugdprobleem’, als de vrolijke, eerlijke jongens, die verdraaid goed weten dat een gulden een gulden is en dat je met zingen en dansen alleen er niet komt, dat het huwelijk de bestendiging der jeugdliefde is en dat je met schone nagels beter gitaar speelt dan met vuile.
Die tactiek heeft hem onder de jeugd geen aanhang gekost, want de meeste tieners vinden dat ook, alleen hun ouders hebben dat niet zo gauw door. Maar wie in de Beatles bedervers van het jongelingschap ziet en dat ook nog hardop zegt, maakt zich nu belachelijk; ‘pop music’ is respectabel, niet omdat de tieners en hun idolen veranderd zijn, maar vooral door het beeld dat het Beatle-apparaat heeft weten op te bouwen.
Er blijft nog wantrouwen te over. Een paar weken geleden werd op een bijeenkomst over de actualiteit van het marxisme nog verkondigd dat de teenager-muziek opium des volks was, het soma, dat de groot-industrie opvoerde aan de arbeidende jeugd om hen van de klassestrijd af te houden, Van een samenzwering van groot-industrie en publiciteitsmedia (Philips + Veronica + Telegraaf?) is geen sprake, maar men kan wel een groot onderling begrip constateren tussen allerlei mensen die hopen een stoot geld te gaan verdienen aan hetzelfde fenomeen. Dat is dan lelijk tegengevallen. Veronica, dat de middagvoorstelling op 6 juni in Blokker uitkocht, bleef met minstens 5000 kaarten zitten. De textielfabriek die Beatle-stoffen uitbrengt, raakt ze aan de straatstenen niet kwijt en heeft er dus de veilinghal te Blokker maar mee gepavoiseerd. De platenverkoop van de Beatles is al lang over het hoogtepunt heen. Dat de kranten er zoveel ruimte voor over hadden, kan vooral verklaard worden uit een voorkeur van verslaggevers voor opwindende gebeurtenissen en van redacteuren voor een ‘lekker stukje’ tussen alle gezapige spijs. Tenslotte konden zelfs Trouw en de ncrv niet achterblijven om althans de indruk te vermijden dat zij de jeugd geen lolletje gunnen.
Maar het ergste moet nog komen, de ingewortelde afkeer van massa’s die een groot deel van de mensheid beheerst sinds de manifestaties in nazi-Duitsland. Elke menigte is in potentie een drom achtervolgers, vernielers en moordenaars, dat heeft de geschiedenis wel geleerd, meent men. Welnu, Blokker leert anders tot nu toe.
Een uur gaans voorbij het propere Hoorn (tweede prijs netheidswedstrijden voor stations, 1963, aldus een oorkonde in de hal), ligt het dorpje Blokker, fruitkweek en veeteelt, overwegend (80 procent) katholiek. Vóór de Boerenpartij van zich deed spreken, werden alle openbare functies tussen kvp en pvda verdeeld. Burgemeester Essing bewaart een plezante rust en beschermt een bloeiend verenigingsleven. Het was zoon Essing, die enkele jaren geleden voor het eerst een jazz-festival organiseerde ten bate van het plaatselijk muziek- en toneelgebeuren en met medewerking van de Coöperatieve, die de veilinghallen beheert. De baten waren groter dan het wantrouwen tegen de stedelingen, die zich bovendien altijd keurig gedroegen en zo ontstond een traditie, die dezer dagen in het optreden van de Beatles in Blokker, een hoogtepunt vond. De hele organisatie van twee voorstellingen voor elk 7500 mensen is in handen van vrijwilligers, leden van verenigingen die gezamenlijk de opbrengst zullen delen, bovendien inwoners van Blokker, dat in het aanzien van het festival deelt. Onbaatzuchtigheid en commercie zijn hecht verweven, een vrijwillige ordebewaker kan opeens woedend tegen zijn dochter uitvallen, die met te weinig animo haar programma’s aan de man brengt. Een andere official heeft zoveel vrije tijd, omdat zijn vrouw ondertussen in de winkel Beatle-shirts tracht te slijten, zonder resultaat overigens, want al gauw blijkt dat de koopkracht van het publiek met reiskosten, entreegelden en een enkele consumptie uitgeput is. De hele sfeer die middag in de voor tweederde lege veilinghal is er overigens een van teleurstelling na de overschatting van het ‘internationale hitwezen’. Het gaat allemaal niet zo hard in Holland. Er zijn wel veel jongelui, maar het zijn niet allemaal teenagers, en bovendien bewaren ze hun verstand en hun zakgeld.
Schreeuwen kost geen geld en dat doet het publiek die middag vanaf het eerste ogenblik. Er is vaak meer belangstelling voor komieken in het gehoor, die buitenmodel kostuums aanhebben, grote prenten van de Beatles omhooghouden of prachtige schud- en spring-bewegingen ten beste geven dan voor de optredenden, die tegen vergoeding van reiskosten en consumpties gratis voor dit omvangrijke publiek en voor de camera’s van alle internationale journaals en persbureaus (music in the polders) trachten hun plaats in de hit-parade te verbeteren. Zelfs snel stijgende idolen als Don Mercedes en zijn Torero’s, of Ciska Peters (‘Don’t press that button, mr. Eeeeh!’, inderdaad that button, waarvan u ook hoopt dat ze afblijven) voelen zich niet te goed om de spreekkoren ‘Bietels, bietels’ te overschreeuwen. Een enkele keer blijkt er opeens een werkelijk talent op de stellage van kistjes te staan, de voortreffelijke Karin Kent bijvoorbeeld, die, piepjong, intelligent genoeg is om haar genre een ietsje te parodiëren en het zo boven zijn onmiddellijke beperkingen uittilt. Het publiek merkt het allemaal niet zo. Groepjes vrienden putten zich uit in het verzinnen van nieuwe grappen om de aandacht van het wereldnieuws op zich te vestigen. Zij stellen zich allemaal voortreffelijk aan. Wie dit voor trance, hysterie of extase verslijt heeft gewoon niet opgelet. Het is allemaal gericht op de anderen, een onschuldige vorm van lol trappen met zijn allen, alleen op een veel artistieker en expressiever manier dan deze woorden in hun gebruikelijke betekenis weergeven. Een uitzondering moet gemaakt worden: sommige meisjes van een jaar of dertien hebben echt alleen maar aandacht voor wat op het podium gebeurt. Zij zitten onafgebroken te staren, zich ongezien wanend als in een bioscoop. Ze kennen de tekst woord voor woord en zingen mee, perfect, ook waar de ritmische figuren, afgezien van het elementaire basis-ritme, heel ingewikkeld zijn. In tegenstelling tot de rest van het publiek dat vooral de genoegens van het samenzijn met gelijkgestemden ondergaat, maken zij de indruk alles om zich heen te vergeten. Kennelijk hebben zij de liedjes al honderden malen beluisterd in afzondering en wat zij nu ondergaan is een verheviging van wat keer op keer in meisjeskamers beleefd werd. Wat dat dan wel is, kan uw verslaggever niet vertellen; dertienjarige meisjes zijn bij uitstek geheimzinnige wezens.

Essing heeft nu al herhaalde malen gedreigd dat de voorstelling gestopt zal worden als de schudders, springers, draaiers, schreeuwers, stampers, schuivers niet gaan zitten. De waarschuwing wordt goedmoedig opgenomen maar niet opgevolgd. Niemand gelooft erin, daarvoor is de reis te ver geweest en waren de plaatsen te duur (‘schunnig duur’, zei festivalsecretaris, veilingvoorzitter Veldhuis; f 7.50 te uwer informatie). De ongezeglijkheid is geen teken van opstandigheid. Men wil gewoon niet zitten, maar met politie en zaalwacht is iedereen beste maatjes. Naast het podium zijn slechts een handvol agenten te zien (er zijn er tientallen in de buurt en 150 achter de hand) en die hebben sabel noch gummistok. Het zijn oudere agenten, zorgvuldig geïnstrueerd om geen ogenblik van kwaadheid of kracht blijk te geven, ook de zaalwachten zijn in de loop der jaren geselecteerd uit boerenjongens en winkeliers die niet nijdig te krijgen zijn.
De Beatles dan, na twee en een half uur wachten en een betrekkelijk oninteressant voorprogramma van kleine Nederlandse grootheden. Vier jongens, niet erg mooi, behalve auteur-componist Lennon, die een mager en interessant gezicht heeft. Ze zijn wat mat en kortaf, kennelijk gepikeerd doordat de zaal niet uitverkocht is. Een paar uur later, dezelfde avond, gingen zij in de bloedhete en stampvolle hal door hun routine-werk met veel meer gein. Het zijn duidelijk wat rellerige jongens, die in deze tien maanden nog weinig van hun voorliefde voor opwinding, lawaai en massale saamhorigheid verloren hebben. Ze zetten in met hun grootste succes: ‘I don’t care too much for money, money can’t buy me love’. Van allebei hebben ze overvloed, hun minimum van f 50.000 voor vandaag is gegarandeerd en daarbovenop komen procenten tot hoogstens f 90.000, en wat het tweede betreft, de volstrekte devotie van de zaal is geen punt van onzekerheid.
Dat het publiek en bloc naar voren komt, behoeft geen sociaal-psychologische verklaring. Wie een hoop centen heeft neergeteld wil waar voor zijn geld en in dit geval dus een beter blikveld. Omdat de mens nu eenmaal kortzichtig denkt, gaat hij staan, de man achter hem moet wel, klimt half bovenop zijn voorganger en zo ontstaat een mensenkluwen, die bovendien nog enthousiast zingt en danst. Wie werkelijk klem komt te zitten wordt er door de zaalwachten tussenuit gepeuterd en voor de rest is het niet zo erg om met een aantal schoongewassen leeftijdgenoten een tijdje dicht opeen gepakt te staan, al was het op de eerste, voor de pers gereserveerde rij al vlug niet meer zo heel erg leuk.
Wie het gehele gebeuren zonder vooroordelen bekijkt, zou zich eerder moeten verbazen dat het publiek bij het tweede Brandenburgs concert blijft zitten dan dat het bij Elvis, Cliff of Beatles gaat staan.
Niemand heeft ooit de Beatles zien afgaan, ze zijn er gewoon opeens niet meer en dat is hun lijfsbehoud, want ze zingen maar even en het publiek laat zich alleen maar onder bepaalde voorwaarden in de veiling nemen. Als tussen slot en verdwijning ook maar drie seconden zouden liggen zouden de jongens aan hun lange haren het podium worden opgesleurd, maar daar zijn ze te vlug voor. Een ogenblik is het publiek verbluft over de toch nog onverwachte afloop en dan trekt men gesticht en bezweet naar de bussen. Voornaamste onderwerp van gesprek: hoe deze of gene in het publiek of in de eigen clan zich heeft weten aan te stellen, want hier valt zelfs de ene pas tussen het sublieme en het belachelijke weg. Bietel, als roepnaam is dan ook geen compliment, maar evenmin een scheldwoord, het betekent aandachttrekker en dat wordt gewaardeerd.
Die avond was de hele meute 7500 man sterk opgekomen. De gemiddelde leeftijd en het autobezit lagen hoger. De Haagse en Amsterdamse rosse wereld was voltallig en de sfeer was agressiever. Toch bleven de goedmoedige pretmakers de toon aangeven. De ene jongen in zwartleren jack, die zijn vuisten gebruikte viel zo volslagen uit de toon dat hij wat verbluft ging zitten.
Het consequent handhaven van een atmosfeer van vrolijke saamhorigheid, vooral bij zaalwacht en politie, voorkwam elke wanklank, behalve dan die ene van grote en massale samenzang. Ben Essing nam braaf de rol van boze gastheer op zich, zodat de speaker en de optredenden helemaal in de stijl van suikerwerk en zonneschijn konden blijven, die nu eenmaal de onafscheidelijke verbale begeleider is van de agressieve en erotische strekking van de muziek. Dankzij hekken en wachten bleef de wanorde vermakelijk, al was het volgens ingewijden een nog ergere ‘knijperd’ dan Cliff (Richard) en Vince (Taylor in leren pak).
Met de bus weg of met bal na ging ieder vreedzaam zijns weegs, er was harder geschreeuwd dan ooit in de Sporthalle te München. Een massa, maar een vriendelijke, een creatieve. Zo op het oog hebben de teenagers spontaan een aantal problemen opgelost, waaraan de pedagogen met grote sommen subsidie nog zitten te dokteren. Ze ondergaan de sensatie van de saamhorigheid, kweken nieuwe manieren van samenzijn, ‘leven zich uit’, zoals ze het noemen.
‘En wat, als John Lennon gezegd had, dat ze nu maar de boel in Blokker kort en klein moesten slaan?’ vroeg een bezorgde jonge intellectueel. Dat zei Lennon niet en het publiek weet dat hij dat niet zou gaan zeggen. Daar kwamen ze niet voor. Misschien een andere keer bij een andere gelegenheid wel, maar hier niet. Bovendien zijn de idolen geen leiders. Iedereen weet dat ze zo weer aan de dijk gezet kunnen worden voor een ander en wie weet is dat dan wel de jongen die nu zo zijn best doet boven alle anderen uit te springen en te schreeuwen. Het hitwezen heeft veel van krijgertje spelen: de Beatles zijn hem, maar straks niet meer.
Ook een ander ideaal, dit maal van de kunstvernieuwers wordt verwezenlijkt. Spontane deelneming van het gehoor. En dat is niet alleen mee-zingen, maar het verzinnen van de prachtigste bewegingen en kostuums. Tenslotte zijn deze jongens op een hartroerende manier vrij van vooroordelen. Negers, Chinezen en Indonesiërs zijn leeftijdgenoten, die om allerlei redenen minstens zo goed kunnen dansen en zingen. Bij het optreden van een speaker werd ‘poot’ geroepen, niet als scheldwoord, maar als constatering, zoiets als ‘lange’ of ‘blonde’. En wat geeft het ook voor een publiek, waarin de meisjes gekleed gaan en behandeld worden als jongens en de jongens even graag met elkaar dansen als op zichzelf.
Ze zijn alleen onvoorstelbaar onwetend. Een zanger, een zwaarlijvige neger, (‘de Nederlandse Fats Domino’) liet zich begeleiden door vier musici gehuld in pakken van de Ku Klux Klan, hij werd niet uitgefloten, dat moet hier dan maar alsnog gebeuren.
De teenagers hebben tegen de moraliserende stroom in een manier gevonden om samen te zijn en zich te uiten. Merkwaardig genoeg zijn daarbij alle doelen van de zedenmeesters verwezenlijkt. Maar niet dank zij de laatsten en dus blijven ze tegen. Dat is dan jammer, want er zou een boel gedaan kunnen worden aan zalenbouwen en muzikale instructie dat deze vreedzame aanpassing ten goede kan komen.