Het was miezerig, grauw weer in Nederland toen het vliegtuig uit Jakarta dat Tamalinde terugbracht naar het vaderland landde op het vliegveld van de koninklijke familie. Roeland-Jan stormde de trap op en omhelsde haar hartstochtelijk. De veiligheids beambte die haar tijdens de lange vlucht had begeleid, wendde zich gegeneerd af.

‘Ik heb je zo gemist’, zei Roeland-Jan terwijl hij zich met al zijn koninklijke kracht tegen haar aandrukte. ‘Hou je nog van mij?’

Dat moesten mannen niet altijd vragen.

‘Ja natuurlijk’, zei Tamalinde. ‘Au, je doet me pijn.’

Had ze ooit van hem gehouden sinds het jaar dat ze elkaar kenden? Het was een beetje laat om zich dat af te vragen. Na de eerste ontmoeting in de disco, toen ze had geweigerd om met hem mee te gaan, had hij een boeket rozen naar haar huis gestuurd – voor een koning was het natuurlijk een peulenschil om achter haar adres te komen. Een dag later had hij haar opgebeld en van het een was het ander gekomen. Roeland-Jan had haar overweldigd met zijn liefde. Waarom zou ze die niet over zich heen laten komen? Ze had het gevoel in een feuilleton te leven: als je er eenmaal aan begonnen was, wilde je het ook uitlezen. En een beetje verliefd was ze wel, maar dat was misschien ook te danken aan het duizelingwekkende besef dat ze ‘iets met de koning had’.

Voorafgegaan door motoren met loeiende sirenes baande de koninklijke limousine zich een weg door de ochtendspits. In de auto reed nog een passagier mee, een kleine kale man met een uilenbril, dr. Hissinger, de secretaris van de koning, die dezelfde functie had bekleed tijdens het bewind van Roeland-Jans moeder. Roeland-Jan had haar voor hem gewaarschuwd.

‘Hissinger weet alles en hij is een aartsintrigant die alles overbrieft aan mijn moeder. Zodra we getrouwd zijn, ontdoe ik me van hem. Nu zou het maar een rel veroorzaken’.

De koningin-moeder was vanaf het begin tegen de verbintenis van haar zoon met Tamalinde geweest (‘een juffrouw opgepikt in een disco’). Ze had haar veto uitgesproken toen Roeland-Jan zijn trouwplannen kenbaar maakte, maar toen hij in zijn verblinding met troonsafstand dreigde en uit alles bleek dat hij het meende – iets van haar koppigheid herkende ze in hem – was ze door de knieën gegaan. Toch bleef ze hopen op een andere afloop.

In de auto overhandigde dr. Hissinger de toekomstige bruid een werkmap. KENNISMAKING LIJSTTREKKERS stond er op.

‘Niet nu’, zei Roeland-Jan geërgerd en duwde de map weg. ‘Gun haar even de tijd om bij te komen van de reis.’

‘Eerst een bad’, zei Tamalinde toen ze in het koninklijk paleis waren aangekomen. Terwijl ze zich ontkleedde en het bad volliep, herinnerde ze zich weer de bedwelmende geur van de sedap malam en de tedere liefkozingen van de tweelingzusjes Adis en Dian, nog geen etmaal geleden.

Een ontketende Roeland-Jan voegde zich bij haar en al spoedig klotste het water over de rand van de badkuip.

‘Watermanagment’, huigde de koning.

(wordt vervolgd)