Na het noenmaal dat Tamalinde en Roeland-Jan in de zonovergoten paleistuin gebruikten, kondigde Roeland-Jan aan dat hij naar een reünie van zijn studentencorps ging. Het kon laat worden, misschien wel nachtwerk, dus ze moest maar niet op hem wachten.

‘Kan ik niet mee?’

‘Nee, dit is mannen onder elkaar’, zei de koning glimlachend terwijl hij haar ietwat hardhandig in de wang kneep. ‘Daar kunnen we geen kleine meisjes bij gebruiken. Bovendien: ben je vergeten dat je om vier uur de lijsttrekkers op bezoek krijgt?’

‘O god, ja.’

De brief die ze had ontvangen van drs. Mallebrootje schoot haar te binnen. Ze vertelde Roeland-Jan ervan. Moest ze ingaan op zijn verzoek om ook met hem als lijsttrekker van een kleine partij te praten?

Roeland-Jan schudde zijn hoofd.

‘Mallebrootje is een eerlijk man, maar hij legt geen enkel gewicht in de schaal. Niet doen.’

Ze besloot de thee voor de lijsttrekkers in de paleistuin te serveren. Zou ze zelf schenken? Op televisie had ze dat de koningin-moeder een paar keer zien doen, als die het voor de monarchie raadzaam achtte om als een gewone huismoeder over te komen. Maar lakeien vonden het eervol om bij het hof te werken. Misschien zouden ze wel beledigd zijn als ze hun taak overnam. Ze zag de krantenkoppen al voor zich: ‘Opstand der Lakeien’.

De tijd die haar nog restte voor de kennismaking met de lijsttrekkers vulde ze met het schrijven van een brief aan Adis en Dian op het verre, maar in haar geest nog zo dichtbije Java. En wie goed tussen de regels kon lezen zou beseffen dat deze brief, ook al begreep de schrijfster dat zelf nog niet zo goed, niets minder dan een liefdesverklaring behelsde.

Ze likte de brief dicht en zat er een tijdje peinzend mee in haar handen. Hoe kon ze ervoor zorgen dat de brief de tweelingzusjes bereikte? Via de ambassade hoefde ze het niet te proberen. Daar beweerden ze van het bestaan van Adis en Dian niet te weten. Ze zou er wel iets op vinden. Ze kon op dat moment niet weten dat het lot al bezig was haar vraag te beantwoorden.

Het was kwart over vier en de lijsttrekkers waren nog steeds niet komen opdagen. Waarschijnlijk was de koninklijke bus die hen zou vervoeren, opgehouden in een file. Terwijl Tamalinde zich afvroeg wat ze moest doen ging de telefoon. Het was dr. Hissinger.

‘Ik moet u meedelen dat de door u verwachte lijsttrekkers van de grote partijen zijn omgekomen bij een vreselijk ongeluk. De kennismakingsbijeenkomst kan dus geen doorgang vinden.’

‘Wat? Hoe kan dat? Wat is er gebeurd?’ riep Tamalinde verbijsterd uit.

‘Ik raad u aan om de televisie aan te zetten.’

Ze viel midden in een verklaring van de demissionaire minister-president die een aangeslagen en onzekere indruk maakte. Hij riep de mensen in het land op met z’n allen hun kalmte te bewaren en alleen mededelingen van officiële zijde te vertrouwen.

Daarna kwamen er beelden van het ongeluk. De bus lag op zijn dak in de berm van een weg, niet ver van het paleis. De oorzaak van het ongeluk was nog niet bekend, maar getuigen spraken van een gevaarlijke inhaalmanoeuvre door een rood of groen autootje.

Tamalinde dacht aan haar droom en voelde een onzinnig schuldgevoel over zich komen.

Waarom belde Roeland-Jan niet?

(wordt vervolgd)