
‘Everything is awesome, everything is cool!’ Alles goed en wel, maar voor Emmet is dat een hel waaruit ontsnapping onmogelijk is. Hij is een buitenbeentje, ook al is hij doodgewoon. Niets is wat het lijkt in zijn wereld. Al het ‘moois’ waar de tekst naar verwijst is in werkelijkheid een bedekte oproep tot conformisme en fascisme. De dictator, Lord Business, heeft maar één doel voor ogen: het maken van een wereld lamgelegd door inertie. En mensen als Emmet hebben het al moeilijk met bewegen doordat ze in plaats van gewrichten stramme, rechte scharnieren van plastic hebben. Nu gaat het van kwaad naar erger door die heerser die hun het laatste restje illusie van bewegingsvrijheid wil ontnemen met zijn mantra van alles is liefde. Feit is dat de droom van gaaf zijn en prachtig leven in een nachtmerrie verandert. Een keuze is er niet. Wat overblijft is eenvormigheid als verdoving waarmee drommels als Emmet onder de duim worden gehouden tussen al die steentjes.
De nieuwe film The Lego Movie is onverwacht over de hele wereld een succes. Critici schrijven enthousiast over de wijze waarop het werk nu eens geen marketingstunt is van de Deense speelgoedproducent, maar een avonturenverhaal vermengd met satire waarin het terugwinnen van het menselijke centraal staat. De film, waarin Emmet tegen wil en dank een ‘meesterbouwer’ is die het verzet tegen de dictatuur van Business moet leiden, spreekt tot diepgewortelde angsten in de huidige tijd van crisis. De politieke boodschap draait om verzet in de stijl van Occupy. Het masker van de iconische Guy Fawkes neemt de vorm aan van het eeuwig lachende, generische gezicht van een legopoppetje, Emmet.
In het verhaal is hij het prototype van de held, maar wat voorkomen betreft spot hij met alle conventies die zijn karakter zouden moeten typeren. Een versteend gezicht, net gekamd haar, precies gespatieerde ogen, vriendelijke lach. En: een blauw pakje met eroverheen een oranjekleurig veiligheidsvest. Emmet is Emmet. En als hij de strijd aanbindt, dan doet hij dat als Emmet, doorsneemens in de wereld van steentjes.
Emmet stierf afgelopen weekend, althans de ‘Emmet’ van mijn zonen van twaalf en zestien. Eigenlijk was het mijn Emmet – een legopoppetje van dertien in een dozijn, zo’n figuurtje dat je bewaart uit nostalgie – maar vertel hun dat maar niet. Mijn Emmet werd opgebaard in een tombe bestaande uit zo’n twintig verhuisdozen die nu in een garage tot aan het plafond opgestapeld staan. Daar liggen Emmet en zijn soortgenoten: onbeweeglijk, maar altijd lachend of fronsend of strak voor zich uit kijkend.
Het tijdperk van het steentje is ten einde gekomen in mijn huis. De heersers van de steentjesmensen hebben besloten dat het klaar is en hebben álle lego (zelfs het opschrijven hiervan doet pijn) het huis uit gedaan. ‘Het was mijn kindertijd’, zegt de zestienjarige koud, ‘en dat is nu voorbij.’ Zijn collega, heerser nummer twee, is minder gedecideerd. Ik vermoed dat hij weinig zegt over het opbaren van alle lichaampjes, omdat hij rouwt, niet uit onzekerheid, maar vanwege het besef dat de steentjes en de mannetjes en vrouwtjes ook voor hem thuishoren in een land dat hij aan het verlaten is.
Mijn kinderen ontdekten het speelgoed rond de tijd dat het bedrijf in handen van de schatrijke Kjeld Kirk Kristiansen het steeds moeilijker kreeg. Dalende verkoop noopte The Lego Group steeds commerciëler te gaan opereren. Dat leidde ertoe dat men puur generische thema’s zoals ridders of cowboys of ‘de ruimte’ op de achtergrond schoof ten gunste van sets gebaseerd op verhalen uit de populaire cinema. Het meest succesvol was een eindeloze serie figuurtjes en bouwwerken waarmee kinderen scènes uit de Star Wars-films konden naspelen. Het begon klein, voor ons: de landing van de robots C3PO en R2D2 in een capsule op de planeet Tatooine. Maar wat dat allemaal wel niet ontketende in het hoofd van meesterbouwer nummer één. Op het tapijt in mijn werkkamer was hij uren bezig met alleen die twee poppetjes en wat stukjes plastic. Binnen de kortste keren was zijn kamer net als mijn kamer – meer ruimte voor hem – gevuld met planeten, ruimteschepen in alle soorten en maten en legers verzetsstrijders en duistere stormtroepen, met ernaast een ‘legoberg’.
Niet alleen voor ons, maar ook voor The Lego Group was er geen terugkeren meer. Star Wars-lego veroverde de wereld. Intussen maakt ook generisch lego, dat wil zeggen speelgoed dat niet aan een film of tv-serie gekoppeld is, een comeback. Volgens The Guardian zijn er inmiddels 86 legosteentjes voor ieder mens op aarde en worden er per seconde zo’n zeven sets verkocht. Lego is nu de grootste producent van (miniatuur-)autobanden ter wereld, met vierhonderd miljoen banden die jaarlijks worden gemaakt.

Lego. Een woord afgeleid van het Deense leg godt of ‘fijn spelen’. Speelgoed, dus. En toch is het veel meer, een mengeling van conventie en innovatie, vergelijkbaar met een denkproces dat Frank Lloyd Wright beschreef toen hij zijn fascinatie voor de houten bouwstenen en ander educatief speelgoed van de Duitse pedagoog Friedrich Fröbel onder woorden probeerde te brengen. Wright speelde er namelijk mee als kind, en hij schrijft: ‘De gladde, goedgevormde blokken van esdoorn (…) een gewaarwording die na afloop nooit meer uit je vingers gaat, zodat vorm gelijk kwam te staan met gevoel.’
Ik vermoed dat Wright hiermee de kern van dit soort speelgoed raakt: waarmee je bouwt en vooral ook wat je bouwt is direct gekoppeld aan emotie: liefde, haat, blijdschap, verdriet. In het geval van lego hebben de steentjes allemaal hetzelfde kliksysteem, maar toch zijn ze er in alle soorten en maten. De figuurtjes hebben één enkele vorm, maar je kunt ze allerlei gedaanteverwisselingen laten ondergaan. Hiermee wordt alles mogelijk.
Lego is creëren. Wie ‘fijn speelt’ maakt een verhaal. Je bouwt werelden en maakt mensen om wie je geeft, als personages in een te schrijven boek. Het is een soort creationisme en jij bent de schepper. Spelend met mijn kinderen dacht ik vaak: wat voor gevoel van macht moet dat een kind, dat in het dagelijkse leven juist met onvermogen kampt, wel niet geven. De wereld is groot en oncontroleerbaar, volwassenen zijn rigide en overweldigend. Zo is lego een reflectie van het echte bestaan: de zucht naar bevrijding in tijden van subtiele onderdrukking. Immers, zo’n steentjesmens kan zomaar in opstand komen, als je hem of haar maar genoeg dapperheid geeft in de vorm van een cape, een zwaard of zoiets als een helm.
In The Lego Movie is er naast Emmet zo’n lefgozertje met een helm. En een lachje. Hij is een astronaut in een blauw pak met op zijn borst een afbeelding van een planeet en een ruimteraket. Ik herken hem meteen. De zonneklep van zijn helm heeft een scheur. Een vertederend detail: hij is gehavend, maar net als de twee originele robots van mijn meesterbouwer eeuwig optimistisch over hoe de dingen zullen aflopen. Zo vangen de makers van de film accuraat de relatie tussen kind en speelgoed. Het gaat om het gevoel van vriendschap of kameraadschap: op dat figuurtje kun je vertrouwen, ook al heeft het een kras op zijn ziel in de vorm van een scheur in zijn helm.
Niemand heeft meer letsels dan Emmet, Everyman in het land waar cool gelijk staat aan indoctrinatie en geestdoding. Maar ergens in Emmet schuilt een kind. En geen wezen op aarde is zo anarchistisch en daardoor zo dodelijk gevaarlijk voor wie wil manipuleren en controleren als een kind. Wie de gedachten van een kind wil vastlijmen komt van een koude kermis thuis. Ook in The Lego Movie: na zichzelf ogenschijnlijk te hebben geofferd in de strijd van het verzet tegen Lord Business bevindt Emmet zich opeens in de echte wereld waar een vader zich realiseert dat hij zijn zoon moet toestaan vrij met ‘zijn’ lego te spelen.
Terug in de legowereld komt ook Business (een figuurtje dat de zoon naar zijn vaders beeltenis heeft gemaakt) tot inkeer. Het bevriezen van de legowereld is afgelopen. De dictator is verslagen, de strijders zegevieren. De ideologie van eenvormigheid en de verlammende werking van newspeak (Everything is Awesome!) behoren tot het verleden. De ketens van het consumentisme zijn afgeworpen. Angst is weg. Beweging, groei, is weer mogelijk.
Alle verhalen die mijn meesterbouwer samen met zijn broertje maakte, volgen de mythe van de terugkerende held zoals die zich in The Lego Movie manifesteert. Emmet onderneemt een reis vanuit zijn eigen, bekende omgeving naar een bovennatuurlijke wereld waar hij voor een zware test komt te staan. In het lego-universum in mijn huis voltrok dit drama zich in de afgelopen jaren in honderden variaties. Je begint met een geel gezichtje, zoekt er kleding en attributen bij en plaatst je personage ergens in een huis of een ruimtestation, waarna je een vervoermiddel maakt, paard-en-wagen of auto of schip, waarmee je je mannetje naar de duistere wereld transporteert. Daar breekt het gevecht uit. Dat kan dagen of maanden duren, jaren zelfs, want favoriete sets blijven zo lang staan dat ze er bij het opruimen nog steeds zijn, bevroren alsof ze een wrang statement maken over hun ware potentie.
Nu zitten de helden onder het stof, met gebarsten helmen of kleppen, kapotte zwaarden en afbladderende stickers. Al die dozen in de garage, ik vind dat een deprimerend gezicht. En mijn meesterbouwers delen deze visie, hoewel zij keihard zijn in hun beslissing dat ze ermee klaar zijn.
Ik geloofde er niets van, en op een middag werd mijn vermoeden bevestigd. Ik vroeg aan hen of ze wat bouwwerken wilden bewaren, als herinnering. Ik stelde voor: de piramide met de Sfinx en de Mummy, en om een of andere bizarre reden ook met The Wolf Man en Frankenstein. De bouwers keken gedesinteresseerd. Maar even later stonden naast de figuurtjes die ik van de ondergang heb gered twee robots vol blutsen. Ik vermoed melktandafdrukken. Vorm. Gevoel.
The Lego Movie is overal in het land te zien
Beeld: In The Lego Movie verandert de droom van gaaf zijn in een nachtmerrie (Warner Bros. Pictures).