‘Ik zie er niet uit als een antifascist’, had Paul over de telefoon gezegd. Zijn keffiya, de Palestijnse sjaal, voorkomt langdurig zoeken. Na een uur rijden we naar de tweede verzamelplaats, een gekraakte garage in de Sint Jacobsstraat, in het centrum van Den Haag. In de loop van de ochtend druppelen de actievoerders binnen. Walkie-talkies en draagbare telefoons worden uitgeprobeerd, alle mogelijke dialecten vermengen zich.
Een Nederlands sprekende Duitser valt agressief uit tegen de fotograaf en maakt hem het werken onmogelijk. ‘Jij bent aan het inzoomen, wij hadden afgesproken dat jij hier binnen niet zou fotograferen. Ik zie het toch, man, ik ben niet blind. Wij hebben net zoveel verstand van fotografie als jij. Okee, jij hebt geen foto gemaakt, maar jij hebt je wel erg dicht opgesteld. Wees nou redelijk, afspraak is afspraak.’
Als een van de antifa’s, sectie Rotterdam, met een journalist spreekt, wordt hij terechtgewezen door de Duitser: ‘Jij bent toch geen persvoorlichter.’ Klagen bij persvoorlichter Paul uit Zwolle helpt niet, samen met drie andere activisten uit oost-Nederland loopt hij verdwaasd rond in de garage. Het merendeel van de honderd activisten is in het zwart gekleed en voorzien van bonte haardracht.
Bennie, boekbinder te Zwolle, kijkt verbaasd toe hoe een oude auto, ooit in de garage achtergelaten, vakkundig wordt gesloopt door de zich vervelende punkers. Op een muur is een figuur getekend, met punten op de diverse lichaamsdelen. Met stenen wordt naar de denkbeeldige vijand gegooid, een voltreffer op de borst levert de meeste punten op. ‘Het is een stammenstrijd tussen punkers en skinheads’, mompelt hij. Bennie werkt voor Amnesty International en de Wereldwinkel en is voor ‘zachte’ actie: pacifistisch maar weerbaar. De verzamelde pers staat te blauwbekken.
Tegen twaalven horen de activisten via het ANP dat leiders van de CP in Zaltbommel zijn gesignaleerd. De Friese woordvoerder weet niet waar Zaltbommel ligt, hetgeen tot grote hilariteit onder de activisten leidt. De woordvoerder: ‘Wanhoop niet, er is goed nieuws. Zonet dachten we nog: gaan die fascho’s verdomme nou helemaal nergens naar toe, maar ze zijn nu gesignaleerd in Zaltbommel en zijn op weg naar Utrecht.’ In het verleden hebben de kopstukken van de CP afleidingsmanoeuvres uitgevoerd en zijn ze zelfs een keer helemaal niet naar een vergadering gegaan; ze hadden zich ‘opgeofferd’, zoals dat in kraakjargon heet.
Het oorspronkelijke plan van een blokkade wordt losgelaten, daar zijn driehonderd activisten voor nodig. Men kiest voor een demonstratieve optocht in Zaltbommel. De plaatselijke bevolking zal worden opgeroepen om samen met de punkers de zaaleigenaar te vragen de vergadering te ontbinden. Bennie: ‘Ik weet niet hoe de bevolking van Zaltbommel zal reageren als ze deze demonstranten zien.’
Uiteindelijk vertrekken pers en actievoerders naar parkeerplaats Bisde bij Beesd. Het bonte gezelschap strijkt neer in de berm en wacht op nadere instructies. Tegen vieren hoort men via het ANP dat de partijvergadering in Valkenswaard is gehouden, vijfennegentig leden namen deel aan de vergadering. Iedereen kan onverrichter zake naar huis keren.
IN DE RECHTSZAAK tegen Centrumpartij ‘86 in april eiste de Amsterdamse officier van justitie mr. H. de Graaff een maand voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete tegen de vijf kopstukken. Hij waarschuwde dat het doel van de Centrumpartij '86 een blanke samenleving is, 'een volksstaat bepaald door volksaard en volkswil, waarin nooit ofte nimmer ruimte zal zijn voor etnisch anderen. Het gaat om eigenbelang en eigendunk, vormgegeven in vreemdelingenhaat, gebaseerd op niet-gemotiveerd en ongefundeerd superioriteitsdenken’. De 29 dozen bewijsmateriaal bevatten, naast racistische en antisemitische teksten en tijdschriften, een brief van de CP'86 aan de Ku-Klux-Klan, waarin een collectief lidmaatschap voor de hele partij wordt aangevraagd.
Het jaarverslag van de BVD over 1994 waarschuwt nadrukkelijk voor de Centrumpartij ‘86, die inmiddels tot de Nederlandse Volkspartij CP'86 is omgedoopt: 'een stroming, grotendeels bestaande uit jongeren, die een radicale, fascistoide koers gekoppeld aan militante actie propageert’.
HENK RUITENBERG (47), de voorzitter van NVP/CP'86, is daags na de vergadering zeer tevreden over de afleidingsmanoeuvre van afgelopen zaterdag. In zijn woning te Zwolle zegt hij dat de antifascisten nog vele nachten over die manoeuvre zullen nadenken. Een keurig rijtjeshuis in een volksbuurt, een kattenkalender op het toilet, een kanarie in een kooi, een leren bankstel, vijf delen van de Grote Gezinsencyclopedie naast de televisie, en een letterbak aan de muur.
Ruitenberg: ‘Vorig jaar in Lisse stonden de antifa’s langs de snelweg bij Lisse. Toen heb ik zelf de televisie gebeld. Het mooie van zo'n filmploeg is dat ze al die linkse demonstranten registreren. Daar maken wij videopnamen van en vervolgens foto’s. Zo weten we precies wie er meedoet. In Assen is in een wijk een foto verspreid van een partijlid, met de tekst: “Weet u dat er een nazi bij u in de buurt woont.” Toen hebben wij foto’s verspreid van zo'n werkloze antifascist, met de tekst: “Weet u dat deze jongen van de staat profiteert.”
Hoe ver kan ik gaan met de politie tijdens en na een vergadering? Wie is de agressor? Het is mijn verantwoordelijkheid dat onze mensen er heel komen en er heel weer weggaan. Dat heb ik ook in een boekje voor onze jongens geschreven, een goede instructie is heel belangrijk.’
Ruitenberg spreekt liefdevol over ‘zijn’ jongens. Hij neemt geen moment afstand van de extremistische elementen in zijn partij: ‘De skinheads zijn leden van mijn partij. Bij ons kunnen ze tenminste hun frustraties kwijt. Voor hen geldt: eens een dief, altijd een dief. Daar kun je niets aan veranderen. Ik zie geen enkele reden om ze uit de partij te gooien. Bovendien zadel ik Nederland dan op met een nieuwe splintergroepering. Ze kunnen omgevormd worden tot nette, acceptabele leden. Bovendien verandert ons imago toch niet als ik ze eruitgooi. Wij worden toch altijd beoordeeld op onze leden. Vroeger kwamen ze in allerlei vreemde uitrustingen naar de vergaderingen, tegenwoordig trekken ze een overhemdje aan. De mensen krijgen vergadertechniek, ze schreeuwen niet meer zo. Tim Mudde, onze secretaris, was in het begin een fanatieke skinhead, die heb ik er van kunnen overtuigen dat je meer bereikt met een fatsoenlijk overhemd. Ik constateer een stijgende lijn. Als ik dat zie, voel ik mij een winnaar.
Tijdens de vergadering van afgelopen zaterdag was ik trots op ze, ze hebben niets verknoeid. Ze hielden zich duidelijk aan de regels, toonden een geweldige discipline. In de afgelopen zes maanden heb ik ze omgevormd: ze moesten brieven schrijven, telefoontjes plegen. Ze hebben ook geld moeten investeren - omdat er geen trein komt in Valkenswaard, hebben ze auto’s moeten huren. Ik wilde ook niet dat er voor en tijdens de vergadering alcohol werd gebruikt. Ik wil geen foto’s in de krant van partijleden met tientallen lege bierglazen voor hun neus.
Als bepaalde verboden zaken bij mensen van de partij worden gevonden, voel ik me niet geroepen hen ter verantwoording te roepen. Als mensen Mein Kampf in huis hebben, ben ik niet degene die dat verbieden kan.
Mijn doelstelling is om onze sympathisanten aan werk te helpen bij bedrijven die achter ons staan. Ik wil die jongens weer de maatschappij in helpen. Er is nooit naar die jongens geluisterd, ze zijn altijd bestolen. Ik heb er al een paar aan het werk gekregen. Die gebruik ik ook als voorbeeld in mijn vergaderingen. Die punkers willen niet werken, mijn jongens wel. Door die goede daden van onze partij nemen ze kameraden mee, daar wordt de partij sterker van. De jongens knappen er zichtbaar van op, uitzicht op een stukje werk, vergaderingen, reizen met de trein.’
‘NA DE RECHTSZAAK in april was ik uitgenodigd bij Brandpunt. De interviewer liet me meteen drie stickers met hakenkruisen zien. Die waren tijdens een huiszoeking gevonden bij partijlid Stewart Mordaunt. Ik zeg tegen die man: heb je die stickers van de rechter gekregen? Nee, antwoordde hij, waarop ik zei dat ook hij dus strafbaar was op dat moment. Stewart is een type dat alles spaart van de Tweede Wereldoorlog, van zijn verzameling kun je een museum maken. Maar hij heeft die dingen niet thuis liggen om ze te verspreiden. Brandpunt had verwacht dat ik met Stewart naar de studio zou komen, maar dat heb ik heel bewust niet gedaan omdat ik wist dat ze over die hakenkruisen zouden beginnen. Toen moesten ze op het laatste moment hun hele draaiboek veranderen. Ze hebben nog wel geprobeerd hem met een taxi naar de studio te halen, buiten mijn weten om, maar dat is mooi niet doorgegaan.
Ik ondersteun de leden, overtuig ze ervan dat zij het belangrijkste zijn. Die paar skins die naast de pot pissen, roep ik apart. Ik waarschuw ze dan dat als het niet goedschiks gaat, het maar kwaadschiks moet, en dan dreig ik dat ik ze verrot sla. Zo kom ik er wel achter wat ze frustreert.’
Ruitenberg geeft toe geinspireerd te zijn door de Nationaldemokratische Partei, die de oprichting van een Vierde Rijk ambieert. De NDP heeft haar partijprogramma gebaseerd op het programma van Hitlers NSDAP. De leider van de NDP, Gunther Deckert, heeft twee jaar gevangenisstraf gekregen wegens het ontkennen van de holocaust. Daarnaast onderhoudt Ruitenberg contacten met het Aktiefront Nationale Socialisten (ANS), de Nederlandse variant van de NDP.
Ruitenberg: ‘Ik wil niet terugkijken op '40-'45. Die tijd komt nooit meer terug, al suggereert de pers graag dat dat gebeurt als wij aan de macht komen. De jongens van het ANS, dat zijn voor mij padvinders, met idealen die uberhaupt niet te verwezenlijken zijn, hoeveel energie je er ook insteekt. Dat is een droom.
Nationalisme spreekt me aan - eigen cultuur, taal en land. Maar ik ben geen racist. Ik ga met een Surinaamse vriend op vakantie naar Torremolinos en op zaterdagavond ga ik in de stad een broodje shoarma eten bij een Turkse kameraad van me. Maar dan draag ik wel een T- shirt met de tekst “Het is fijn blank te zijn.” De Turken lachen erom, ze weten wie ik ben.
Ik verberg niets. Ik heb ook niet de illusie dat we alle buitenlanders het land uit kunnen krijgen. Je kunt er wel van dromen, alleen maar Nederlanders in Nederland, maar die dromen zijn niet te verwezenlijken. Ik steek geen energie in iets dat ik toch niet kan realiseren, daarom spreek ik niet van een blank Nederland. Wel zeg ik dat we alle parasiterende, criminele buitenlanders willen verwijderen.’
‘DE OPMERKING van Janmaat over Ien Dales heeft onze partij een zetel gekost. Na het teleurstellende resultaat van de Tweede-Kamerverkiezingen heb ik het hele proces geevalueerd. Ik lag nachten wakker en dacht: wat heb ik verkeerd gedaan? Wij stonden op 1,3 procent stemmen in de peilingen, Janmaat stond op zeven procent. Na zijn krasse uitspraken over Dales zakte hij naar drie procent en kwam onze partij helemaal niet meer op de lijst voor. Toen heb ik besloten dat we qua naam en programma niet meer op de partij van Janmaat mochten lijken. Daarom heb ik de Nationale Volkspartij opgericht.
Als ik moet kiezen tussen een plaats in de Tweede Kamer of de partij, kies ik voor de partij. Dat het goed gaat met de partij is het belangrijkste. Ik ben 24 uur per dag met de partij bezig: alle nieuwe regels uitwerken, draaiboeken maken voor demonstraties, vergaderingen en kringen, ledenwerving. Alle leden krijgen straks een boekwerk. Ons nieuwe partijblad mag gezien worden. De multiculturele verpaupering zal altijd ons belangrijkste thema blijven. Het gaat erom hoe je het opschrijft, we willen dat zodanig doen dat het algemeen acceptabel wordt.
Ik weet dat ik het werk in de Tweede Kamer aankan, dat zal me uiteindelijk ook zeker lukken. Koste wat het kost. Als ik in de Tweede Kamer kom, zal ik geen woord terugtrekken van mijn beloften en een einde maken aan de multiculturele verpaupering.
Ik moest op mijn twaalfde gaan werken op de fabriek van mijn vader, voor negen gulden in de week, inclusief de zaterdag. Dat was normaal in een gezin van twaalf kinderen. Kameraden van me gingen wel verder leren, dat heeft me erg gefrustreerd. Ik ben er hard van geworden. Ondanks mijn gebrek aan opleiding dacht ik altijd: wat een directeur kan, kan ik ook. Ik ben altijd een strever geweest. Bij Scania heb ik het uiteindelijk van corveeer tot voorzitter van de centrale ondernemingsraad en tot hoofd van de landelijke bedrijfsvereniging geschopt, met 2500 leden.’
EEN DAG NADAT Ruitenberg werd gekozen voor de gemeenteraad in Zwolle, royeerde het FNV hem. Hij zat jaren in het landelijk adviesorgaan van de vakbond. Kort daarna werd hij ontslagen bij Scania, wegens reorganisatie. Nog steeds draagt hij een speldje van Scania. Ruitenberg: ‘Ik ben superfanatiek in alles wat ik doe. Ik begon bij de vakbond om er voor te zorgen dat de arbeiders bij Scania het goed voor elkaar kregen, dat er goede sociale voorzieningen zouden komen. Maar de ommekeer kwam toen er een verplicht aantal buitenlanders moest komen bij Scania.
Ik had alles ingecalculeerd. Zelf had ik mijn lidmaatschap bij talloze verenigingen al opgezegd, om te voorkomen dat ze in opspraak zouden komen. Ik was voorzitter van de carnavalsvereniging, de motorclub, heb veel gedaan voor de gehandicaptensport. Voor dat laatste werk heb ik nog een onderscheiding gekregen van de bekende sportverslaggever Dick van Rijn.
Ik heb veel vrienden verloren. Als ik mensen ’s avonds in de kroeg tegenkom, drinken ze een borrel met me, maar als ik ze op een receptie van de gemeenteraad tegenkom, vliegen ze uit elkaar, dan doen ze net of ik aids heb.’
TOCH HEEFT Ruitenberg nergens spijt van. ‘Integendeel, ik ben gesterkt in mijn opvattingen. Het nationalisme en de idealen houden me op de been. Niets en niemand houdt mij tegen. Als ik een keuze moest maken tussen de partij en mijn familie, koos ik voor de partij, voor de zaak. Dat is keihard, maar ik ben tamelijk emotieloos. Op een gegeven moment heb ik al mijn broers en zussen verteld waar ik mee bezig was. Als ze dat niet accepteerden, zou dat het laatste gesprek zijn geweest. Een broer heb ik sindsdien niet meer gesproken. Kennelijk is hij bang dat hij op zijn werk scheef wordt aangekeken.
Je wordt niet zo geboren als je bent. Bij het bedrijfsleven en de bond kon ik mijn ei niet kwijt. Ik had geen vrij gevoel meer in mijzelf, moest mijzelf tegenspreken. Mijn idealen heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Toen Stewart Mordaunt en Tim Mudde me vroegen voor de partij te gaan werken, wilde ik bewijzen dat die boertjes uit het oosten net zo goed waren als die westerlingen. Aanvankelijk was er wantrouwen, vanwege mijn voorkomen. Veel CP'ers dachten dat ik een infiltrant was. Ze dachten: shit, wat is dat voor kerel. Ze dachten dat ik er uit zou zien als een voetbalsupporter.
Ik wilde drie jaar de tijd krijgen om de structuur van de partij te veranderen. Toen ik afgelopen zaterdag tijdens het congres unaniem tot voorzitter werd gekozen, was ik blij dat ik me tegenover die westerlingen heb kunnen bewijzen.’