Aanvankelijk denk je bij het zien van de nieuwe film van Abbas Kiarostami dat men in Iran nu óók de succesformule van het veelbekeken televisieprogramma Taxi heeft overgenomen. Het eerste shot: vanuit een onder het dashboard gefixeerde DV-camera wordt een vrouw op de bestuurdersplaats geobserveerd die kennelijk zit te wachten op een passagier. Ze is jong, aantrekkelijk, draagt make-up en de ook in Iran in toenemende mate geproblematiseerde chador. Dan gaat het linker portier open en neemt een jongen van een jaar of negen op de passagiersstoel plaats. Hij eist vervoer naar het zwembad. Hij blijkt haar zoon, z’n moeder is gescheiden en ze hebben vrijwel onmiddellijk ruzie. Het jongetje weet met veel overtuiging bij z’n moeder het bloed onder de nagels vandaan te halen. Ze reageert met het vermoeide geduld van een vrouw die al veel pijnlijks te verduren heeft gekregen.

Maar we horen alleen haar stem, want het fascinerende is dat gedurende deze hele sequentie van zo’n vijftien minuten de andere gefixeerde DV-camera uitsluitend de jongen in beeld brengt. Terwijl hij raast en tiert over de scheiding, over z’n stiefvader en tegen z’n moeder die altijd alles verkeerd doet en nergens goed voor is. Hij maakt zelfs ruzie over de weg die ze kiest om naar het zwembad te rijden.

Dit is de eerste van een aflopende reeks genummerde scènes die begint met 10 en eindigt bij 1. Iedere scène vangt aan met een andere passagier die in de auto stapt. Zo zien we in het hoofdstuk 9 de zuster van de vrouw op de passagiersplaats zitten, met wie allerlei familieproblemen de revue passeren. In hoofdstuk 8 geeft de bestuurster een lift aan een zeer religieuze oude vrouw die naar een mausoleum vervoerd wil worden om daar te bidden op het graf van een islamitische heilige. Vergeefs probeert ze haar bestuurster ertoe te bewegen met haar mee te gaan. Bij wijze van contrast zien we in hoofdstuk 7 een prostituee vrijelijk praten over liefde en seks. Nog een paar vrouwelijke passagiers volgen, en ook het jongetje uit de eerste scène zien we een paar keer opnieuw.

Ondanks de indruk die wordt gewekt, is de film allerminst een documentaire. Dat maakt de prestatie die hier gedurende 94 minuten geleverd wordt des te indrukwekkender. Alle dialogen in de film zijn tot stand gekomen op basis van vele uren van improvisatie op een aantal tevoren geselecteerde thema’s. Er was niet een echt script en er werd uitsluitend gewerkt met niet-professionele «acteurs», die scènes uit hun eigen leven speelden. Ook is Kiarostami erin geslaagd een speelfilm te maken waarin niet alleen de cameraman volkomen geëlimineerd is, maar waarbij zelfs op de set geen enkele regisseur aanwezig was. De film heeft min of meer «zichzelf» gemaakt en is tot stand gekomen op grond van een zeer uitgekiende montage uit meer dan 23 uur materiaal. Hiermee bereikte hij een resultaat dat volstrekt «natuurlijk» overkomt. En leverde en passant indringende en onontkoombare kritiek op de Iraanse samenleving. Kiarostami staat met deze werkwijze, afgezien van alle moderne technieken, feitelijk met beide benen stevig in de traditie van het Italiaanse neorealisme van na de Tweede Wereldoorlog. Neem Paisà van Rossellini, of meer nog Fietsendieven van Vittorio de Sica uit 1948, waarin dat jongetje óók zeer overtuigend ruzie kon maken.

Ten, vanaf 20 februari in de bioscoop