Pirates of the Caribbean, een film met een door Hans Zimmer gecomponeerde soundtrack.

Componist Klaas de Vries schreef een avondvullend werk, Spiegelpaleis, dat vrijdag in het Muziekgebouw bij ASKO|Schönberg in première gaat. Het werkt toe naar het Adagio uit Schuberts Octet, waar overheen De Vries een lied schreef op een gedicht van Pavese uit de bundel De dood zal komen en hij zal jouw ogen hebben. Er zijn theatrale en vocale bijdragen van zijn vrouw Gerrie en er is een vioolsolo voor dochter Jellantsje. Met deze informatie (uit de Volkskrant) zou menig vermaard cabaretier of volks politicus wel raad weten, maar ik ben gewoon jaloers. Op talent, kunstenaarschap, eruditie, vakvrouwschap, op een gezinsleven in en voor de kunsten. Gezinsleven dat ook nog eens wortelt in eerder gezinsleven, toen kleine Klaas onder de vleugel zat waarop moeder Schubert speelde. Zijn nieuwe werk is ‘één grote opbouw van steeds meer verlangen naar Schubert’. En dus naar vroeger ‘toen alles nog open lag’. Oftewel pijn, weemoed en (hopelijk) nieuwe schoonheid dankzij tijdwee. Dat beeld van het kind dat moeder/vader muziek hoorde maken, of ‘alleen maar’ geconcentreerd naar muziek hoorde luisteren, je komt het zó vaak tegen bij professionele muzikanten en andere kunstenaars. En bij hoogopgeleiden in het algemeen.

De honderdste uitzending van Podium Witteman (miraculeus en verheugend succesvol programma) bewees het weer eens: de meiden van huisband Fuse komen uit muziekgezinnen, de zus van Julia Philippens is ook al weer topviolist, de vader van Masja componist. (Gast Dweezil Zappa ook, maar die was er voor joker omdat hij zijn bedoelde meespelen met G-spot Tornado voorbij liet gaan: te moeilijk, of was dat een grapje?) En als jonge klassieke muzikanten daar niet uit stammen zijn hun ouders bovengemiddeld vaak medisch specialisten die in hun vrije tijd strijkkwartetten van Haydn spelen. (Ja, Japie van Zweden komt uit de volksbuurt van mijn jeugd, dat weet ik ook wel, maar zijn vader was dan weer wel amusementspianist.) Jaloers dus, wat deels klassenjaloezie is, die slijt maar kennelijk nooit helemaal verdwijnt. En dan mag ik nog helemaal niet mopperen met een opa, stukadoor en Domela-volger, die zijn zoontje, mijn vader, rond 1914 meenam naar het Concertgebouw waar ze buiten de heg van de (al lang verdwenen) tuin luisterden naar Beethoven en Brahms in openluchtconcerten van het gelijknamige orkest – zijn trots kennelijk minder zwaarwegend dan muziekliefde. En met een vader, ziekenfondsbode, die ik betrapte op het, in het donker, dirigeren van Tsjaikowski’s Pathétique via de radiodistributie. Hij had waarschijnlijk een borrel op en ik vond Pjotr Iljitsj toen een sentimentele zwelger (o, wat een spijt). En leve de Volksmuziekschool van Willem Gehrels waar mijn ouders me heen stuurden; wat me een nog niet sociaal maar wel cultureel gestegen kind maakte.

Die Zesde symfonie kwam op de Hart en ziel-lijst 2017 van Radio 4 trouwens op de 120ste plaats van de driehonderd ‘grootste meesterwerken’. Teleurstellend, want in 2016 was dat nog 102. Tja, die lijst is een onzinnige onderneming, die veel luisteraars kennelijk plezier bezorgt en ook overigens geen hond kwaad doet – behalve degenen die niet van onzinnige kunstwedstrijdjes houden, die niet een week lang de gebaande en voorspelbare paden willen aanhoren en, vooral, die niet gediend zijn van alle geneuzel en zelffelicitatie er omheen. Die laatste doordat de luisteraar continu gevraagd wordt om langs alle eigentijdse wegen te laten weten hoe geweldig ze het project en de losse werken wel niet vinden. Het eerste omdat ze bij Radio 4 dol zijn op persoonlijke ontboezemingen van hun publiek: ‘Wat betekent deze muziek voor u?’; ‘Waarom raakt die zo?’; nog net niet: ‘Bij welke begrafenis hebt u hem gehoord?’ (want Requiems en Passies scoren hoog en dat is bepaald geen wonder.) Met alle respect voor ieders persoonlijke rouw en verwerking daarvan, de woorden erover worden, ook al door herhaling, gemeenplaats. Wat mij betreft is Radio 4 daar niet voor. Die is er voor de muziek waarover wij dan thuis en in kroeg onze gemeenplaatsen kunnen delen zonder anderen lastig te vallen.

Zo min als Radio 4 er is om mij ten afscheid ‘monter verder’ te wensen (wat ik lang verstond als ‘Monteverdi’ en nog wel geestig vond van mevrouw Vromans) of mij een goed weekend toe te wensen met als bijkomende opdracht ‘maak er wat van’ (Dieuwertje Blok). ‘Dat maken we zelf wel uit of we er wat van maken’ is mijn zure reactie. En dat terwijl ik Dieuwertje heus wel leuk vind, al is ze op Radio 4 erg vaak gezellig tot tuttig aan het doen. Nou ja, voor elk wat wils: om de oubollige grappen van Hans van den Boom, lolbroek in directe uitzendingen, lachen trouwe Spiegelzaal-bezoekers zich steevast rot. Intimiteiten van presentatoren zijn er trouwens ook volop: dan moet die zelf vertellen wat voor haar ‘troostende muziek’ is; of is er zelfs werkdagelijks een uur ingeruimd om Lex Bohlmeijer belevenissen en zielenroerselen te laten delen, afgewisseld met poëzie en uiteraard muziek: Passagio. Het ligt op de grens: de presentator niet alleen als doorgever en middelaar, maar als zelf ook dichter in het diepst van zijn gedachten. Soms mooi, soms op het kleffe af.

Overigens ging Bohlmeijer maandag flink los op Thierry Baudet die zaterdag twitterde: ‘Ik probeerde even te luisteren naar Radio 4 – maar werd direct geconfronteerd met de verschrikkingen van de atonale “muziek”. Wat een horror.’ Bohlmeijer improviseerde een aanval op Baudets wereld- en cultuurbeeld, wat hem uiteraard op een stortvloed van protest kwam te staan, van ‘daar is Radio 4 niet voor’ (dat is waar maar die is er voor zoveel niet dat ze wel of juist gebrekkig doen – zoals trots aankondigen dat ze zowaar een muziekstuk ‘in zijn geheel’ zullen laten horen). Tot ‘hou je cultuur-marxistische praatjes voor je’. Baudet bleek met zijn reactie overigens van zijn gezond niet te weten – waarschijnlijk noemt hij alle muziek van na 1867 ‘atonaal’ oftewel ontaard. Maar ongevaarlijk lijkt Bohlmeijers reactie me niet in tijden van radicale bezuinigingen op de publieke omroep. Wat niet hem maar een steeds cultuurvijandiger politiek te verwijten is.

De aanleiding tot deze overweginkjes? Ik luisterde in oktober naar die Hart- en ziel-lijst en vroeg me af hoe het kon dat mij onbekende muziek in godsnaam op die lijst was beland: brallerig, pompeus, nadrukkelijk, onaangenaam. Het bleek filmmuziek: soundtrack van Pirates of the Caribbean. Nou bestaat er goede tot geweldige filmmuziek, maar behorend tot de driehonderd meesterwerken uit de muziekgeschiedenis? En dan dit pompeuze gedoe? Oké, op nummer 289, maar deze Hans Zimmer liet wel mooi onder meer Brahms, Poulenc, Satie, Mozart (hoornconcerten), Borodin en Verdi achter zich. Overigens staat onze Rogier van Otterloo er ook op: 256, Soldaat van Oranje. Net als Einaudi, Philip Glass en Miles Davis (Ascenseur). Oké, lezer, bestook me met filmmuziek die de Membra Jesu Nostri van Buxtehude (229), de Mariavespers van Monteverdi (33) en de Rosenkranzsonaten van Biber (niet eens geplaatst!) overtreft. Maar die Hans Zimmer kwam ik opeens tegen in een lange documentaire over filmmuziek: Score. Heel Amerikaans, met een eindeloos aantal talking heads in korte statements, maar voor de liefhebber van het onderwerp niet te missen. Hoe werkt filmmuziek sinds Max Steiner in 1933 met een orkestrale partituur van een domme kitschfilm, King Kong, een huiveringwekkende klassieker wist te maken? Wie maakt die, hoe, en hoe is de relatie tot script en regie? Met analyse van een groot aantal klassieke fragmenten en met onder meer Tom Holkenborg, oftewel de Hollandse Junkie XL. ‘Muziek is de ziel van de film’ en wordt meestal gemaakt door mensen die in de schaduw blijven. Misschien is die Zimmer trouwens wel een genie. Heb ik soms de Zuivere Smaak in pacht?


Matt Schrader, Score, NTR Het uur van de wolf, NPO 2, 22.55 uur