In de roman Witte oleander laat Janet Fitch haar hoofdpersonage een bevalling in een kraamkliniek meemaken. Ze vindt het verschrikkelijk, met al die persgeluiden om haar heen. «Het klonk als de kerkers van de inquisitie», bedenkt ze achteraf, waar de schrijfster aan toevoegt: «De filosoof die gezegd had dat we zijn omdat we denken, zou eens een uurtje op de kraamafdeling van het Waite Memorial Hospital hebben moeten doorbrengen. Dan had hij zijn hele leer moeten herzien… Ik heb pijn dus ik ben.» Afgezien van het feit dat dit een leuke opmerking is in een knappe roman, verraadt deze passage iets over de manier waarop we tegenwoordig aankijken tegen filosofie. Het is iets individueels geworden, iets wat van belang is voor het persoonlijke leven, en iets wat dit leven in veel gevallen niet meer overstijgt. Mijn ervaringen zijn in tegenspraak met wat Descartes zegt, dus er schort iets aan die fransoos. Iedereen is toch filosoof, en wat vroeger een potje gezellig ouwehoeren was, heet vandaag «lekker filosoferen ». Vanuit die optiek is Alain de Bottons nieuwste boek, The Consolations of Philosophy, een echt eigentijds product. Zes hoogtepunten van de westerse filosofie worden er in herleid tot oneliners die een stuurloos mens weer houvast in het leven zouden moeten geven. Zegt iedereen dat je ongelijk hebt? Trek het je niet aan. Doe als Socrates die vasthield aan zijn waarheid en daarvoor zelfs de gifbeker dronk. Zit je ermee dat je niet genoeg geld hebt? Dan kun je bij Epicurus terecht. Geld maakt niet gelukkig, zo stelde deze. Maak liever een paar vrienden. Wekt iets je woede op? Kijk dan naar Seneca die de wijsheid in de berusting vond. Krijg je je penis op het juiste moment niet in het gelid? Gooi dan die viagra uit het raam. Montaigne kan met zulke problemen beter overweg. Heeft je lief je laten zitten? Lees dan bij Schopenhauer dat we niet op aarde zijn om het geluk te proeven. En - hij mag natuurlijk niet ontbreken - sta je in je leven voor een moeilijk moment, probeer dit dan te overwinnen, want alleen zo word je volgens Nietzsche een Übermensch. Wat zouden we nog zaniken, dokter De Botton heeft voor elk kwaaltje zijn filosoof klaar. Wat hij drie jaar geleden met Marcel Proust deed in How Proust Can Change Your Life, doet hij hier met de hele filosofie: aanpassen aan de tijd. Wellicht niet toevallig hoort dit boek bij een tv-serie - Philosophy: A Guide to Happiness - gemaakt voor Channel 4. Elke aflevering duurt een half uurtje en behandelt een filosoof aan de hand van enkele zinnen die hij ooit heeft geschreven. Human interest, daar is het vooral om te doen. In de aflevering over Schopenhauer interviewde De Botton bijvoorbeeld een jonge freule die diep in de put zat door liefdesverdriet. Van het een kwam het ander en - u raadt het al - Montaigne mocht opdraaien voor de vuile klussen. Het is een anekdote, maar ook die kan veelzeggend zijn. De achterflap van het boek vermeldt een citaat van Epicurus: «Any philosopher’s argument which does not therapeutically treat human suffering is worthless; for just as there is no profit in medicine when it doesn’t expel the diseases of the body, so there is no profit in philosophy when it doesn’t expel the sufferings of the mind.» En daarmee is het centrale idee van het boek aangeduid: filosofie is nuttig voor de persoon die zich ermee inlaat. Afgezien van het feit dat filosofie meestal over totaal nutteloze zaken gaat, zoals kunst, is het idee van persoonlijk gewin bij het bestuderen van filosofie heel curieus. Nogal wat filosofen zullen zich omdraaien in hun graf als ze horen dat hun ideeën worden gepropageerd om er een gelukkiger persoonlijkheid mee te kweken. Schopenhauer zou waarschijnlijk zijn grafsteen naar De Bottons hoofd hebben gegooid. Het idee dat filosofie troost kan bieden is trouwens waardeloos, en dat merk je wanneer je het boek leest. De Botton moet zich in allerlei bochten wringen om zijn morele lesjes uit de woorden van de filosofen te distilleren. Zo heeft Schopenhauer nooit beweerd dat je geen verdriet moet hebben wanneer je vriendin je verlaat, en ook Socrates zou raar opkijken bij de slagzin die De Botton hem in de mond legt: «Je moet niet luisteren naar de massa, maar wel naar je rede.» Zoals Edward Skidelsky in de New Statesman schreef: De Bottons visie op filosofie is gewoon decadent. Er is slechts één boek dat hetzelfde verkondigt, en dat is Boëthius’ De vertroosting van de filosofie; De Botton neemt zelfs niet de moeite dit boek te noemen. Boëthius schreef zijn boek in de late Oudheid, terwijl hij in de gevangenis zat. Niet alleen zocht hij vertroosting in de filosofie, ook de toenmalige maatschappij deed dit. Het Romeinse Rijk viel uit elkaar en de cultuur verwerd tot holle retoriek. De grote massa keerde zich tot de lege rituelen van de religie. De gestudeerden doken in hun bibliotheek en zochten vertroosting in de klassieke filosofen. Boëthius en zijn tijdgenoten zochten dus geruststelling en consolidatie in de filosofie, en volgens De Botton is dat ook wat ze ons schenkt. Opnieuw maakt hij hier een karikatuur van de filosofie. Figuren als Schopenhauer of Nietzsche wilden helemaal niets consolideren. Zij wilden een bom onder de bestaande theorieën leggen, de boel opblazen. Filosofie is altijd al een verstorende discipline geweest die mensen wil aanzetten tot nadenken over datgene wat voor de hand lijkt te liggen maar dit in feite niet doet. Filosofie stelt altijd vragen, geeft nooit mooi afgeronde antwoorden. Schopenhauer en Nietzsche wilden ook geen troost schenken, zij wilden iets over de wereld en de algemene conditie vertellen. Zij hadden het niet over het individu, maar over de mens in het algemeen, precies wat de filosofie hoort te doen. De Bottons boek blinkt uit in pietluttigheid. Moeilijke boeken zijn niet altijd beter dan makkelijke, schrijft hij, maar om daaruit meteen te concluderen dat gesimplificeerde altijd goed zijn, is een andere zaak. Dat De Botton schrijft dat hij potentieproblemen heeft en graag in een herenhuis in Kensington wil wonen, betekent nog niet dat wij dat ook interessant vinden. Ook komen de vele ongeïnspireerde plaatjes eerder kinderachtig dan verhelderend over. Het grootste bezwaar tegen De Bottons kijk op de filosofie is echter van inhoudelijke aard. Wil je dat een lezer zijn leven kan veranderen na het bestuderen van een filosofisch werk, dan moet je die lezer een immens grote zelfscheppingskracht meegeven. Was het maar zo simpel, denk je tientallen keren bij het lezen van The Consolations of Philosophy. Het mensbeeld dat aan het boek ten grondslag ligt is zo simplistisch dat het eerder aan wishful thinking dan aan de realiteit doet denken. Als je De Botton mag geloven is de mens volledig meester van zichzelf. Hi j voelt zich rottig of verdrietig, omdat hij niet beter weet. Stop hem een boekje in de hand en alles zal goed komen. Dit zijn ideeën van een paar millennia geleden. Ook filosofische inzichten evolueren. De politieke ideeën van Plato zijn echt niet evenwaardig aan die van Rorty, en ook al was Descartes in zijn tijd een pientere geest, negentig procent van wat hij heeft geschreven, is inmiddels achterhaald. De Botton doet echter of zijn neus bloedt. Volgens Epicurus moeten we onze verlangens gewoon nuchter analyseren met behulp van onze rede, schrijft hij. We zullen dan zien dat er veel valse verlangens bestaan, zoals het verlangen naar rijkdom, en maar een paar echte, zoals dat naar vriendschap. Geloof me, ik heb het honderd keer geprobeerd, het lukt niet. Telkens steekt dat duistere verlangen alles naar mijn hand te zetten de kop op. Seneca is nog zo iemand. Woede is geen uitbarsting van oncontroleerbare passies, maar een primaire en controleerbare redeneerfout. Maak dat de kat wijs die haar jongen net onder de wielen van een tientonner heeft zien verdwijnen. In hetzelfde bedje ziek is Geen pillen, maar Plato! van Lou Marinoff. Dit boek presenteert «Filosofie als oplossing voor alledaagse problemen» als we de ondertitel mogen geloven. Uitgangspunt is dat te veel mensen psychotherapie hebben en dat velen al een stap verder zouden zijn na een serieus gesprek met een filosoof. Die zou ze dan uitleggen wat hun probleem is en hoe bepaalde grote denkers daarover dachten, waarna de patiënt vrolijk fluitend de praktijk verlaat. Wil u een concreet voorbeeldje? Het boek staat er vol van. Neem nu Doug, die elke nacht radioprogramma’s presenteert. Hij mist iets in zijn leven: een relatie. Alleen is het nogal moeilijk om een vrouw te versieren wanneer je overdag in je bed ligt en ‘s nachts op de radio bent. Dus wat doet Doug? Hij gaat naar een filosoof. Samen bekijken ze het probleem, komen tot de conclusie dat er nog mensen zijn die ’s nachts werken en bedenken een plan: Doug moet maar eens een contactadvertentie zetten. Daar was hij vast nooit zelf opgekomen. Natuurlijk is hetgeen Marinoff over psychotherapie zegt juist: het is een plaag. Hij geeft het voorbeeld van Attention Deficit Hyperactivity Disorder (adhd) dat in 1987 als geestesziekte werd erkend. Meteen werd ook het aantal kinderen geteld dat aan adhd leed: een half miljoen. Negen jaar later was dit aantal vertienvoudigd: 5,2 miljoen of tien procent van de Amerikaanse kinderen zou aan deze ziekte lijden. Dit is inderdaad een schrijnend voorbeeld. Maar dit zegt niets over filosofie als therapie. Misschien verslechtert ze zelfs bepaalde problemen, omdat ze zaken medicaliseert die voordien tot de persoonlijke levenssfeer behoorden. Iemand die geen vrouw vindt, loopt normaal niet meteen naar een hulpverlener. Aan een maatschappij waarin dit wel gebeurt, schort misschien iets, maar dat is natuurlijk een vaststelling die niet in Marinoffs kraam past. Dus niets daarover in het boek. Ook in Geen pillen, maar Plato! staat het idee centraal dat een mens zichzelf aan de hand van een paar ideeën kan veranderen. Het ik als bouwkit. De gebruiksaanwijzing staat ergens in Störigs Geschiedenis van de filosofie. Iedereen kan de waarheid vinden. En iedereen heeft zijn eigen filosofie. Levensvisie bedoelt Marinoff hier waarschijnlijk, maar de term «filosofie» is tegenwoordig populair, dus waarom die niet gebruiken. «Filosofen moeten geen snobs zijn, maar dankbaar zijn voor elke wijsheid, waar we die ook vinden», schrijft hij, en hij geeft meteen een voorbeeldje: bij Jerry Springer. Dit is duidelijk een Amerikaans boek. Wanneer Marinoff het bijvoorbeeld heeft over de psychoanalyse, een perfide discipline, want zij heeft het over het onbewuste dat zich niet laat bemeesteren, somt hij de voornaamste leermeesters op: Freud, Jung, Adler, Reich, Burrow en Horny. Geen Lacan dus, zonder wie de Europese psychoanalyse ondenkbaar is. Veel kaas heeft Marinoff trouwens niet gegeten van de psychotherapie. Zo schrijft hij onder meer: «Freuds psychiatrische filosofie hield in dat alle psychische problemen (die hij neurosen en psychosen noemde) zich lieten verklaren in termen van fysieke problemen. In andere woorden, hij dacht dat iedere geestesziekte werd veroorzaakt door een hersenaandoening.» Misschien dat de jonge, op neurologie werkende Freud zoiets dacht, de bekende, latere Freud zei toch het tegengestelde: dat fysieke afwijkingen het gevolg kunnen zijn van psychische problemen. Wat Marinoff niet wil inzien is dat de psyche en de psychologie aan de basis van de mens liggen en niet de filosofie. Die is slechts het resultaat van de psychologische gesteldheid van de mens. Kierkegaard en Schopenhauer verkondigden niet toevallig hetgeen ze verkondigden. Hun afkomst en opvoeding hebben hun filosofie grotendeels bepaald. Zij zijn getekend door hun leven. Het idee dat zij een andere filosofie verkondigd zouden hebben als zij Epicurus, Seneca of Montaigne hadden gelezen, is onzinnig. Marinoff moet in feite ook toegeven dat de filosofie als therapeutisch middel niet veel voorstelt. Hij geeft het voorbeeld van depressie. Daar bestaan vier oorzaken voor. Een genetische, waarbij neurotransmitters de hersenfuncties verstoren - een geval voor de psychiatrie. Een biologische, bijvoorbeeld als neveneffect van verslaving - eveneens iets voor de psychiatrie. Men kan ook chronisch depressief zijn door een onverwerkt trauma. Daar kan de psychoanalyse mee aan de slag. En dan is er de acute depressie, doordat je je werk of - ha die Alain, hier zijn we weer - je lief kwijt bent. En dat is iets voor de filosofie. Het grootste deel van het boek bestaat uit voorbeelden van mensen die baat hadden bij de filosofie. De gedachtegang erachter is echter overbodig en simplistisch. Iemand wiens relatie een nieuwe impuls kan gebruiken, maar die nogal apathisch is, krijgt De vorst van Machiavelli voorgeschoteld. Daarin staat dat de helft van onze daden uit vrije keuze voortvloeit. Er is dus geen reden om apathisch te zijn. Willen je kinderen niet meehelpen in het huishouden? Dan geeft Marinoff je de raad ze te lijf te gaan met een flinke portie Nietzsche: «Een beetje gif kan heilzaam zijn.» En ook niet mis is: «Als existentiële gevoelens u depressief maken, probeer het dan als een fase te beschouwen en kijk wat u kunt doen om deze fase voorbij te komen. Wie eenmaal een existentiële crisis voorbij is, voelt zich meestal veel beter.» Ook hier geldt dus de verzuchting: als het zo simpel zou zijn!
Dichters & Denkers Alain de Botton en Lou Marinoff
Filosofie als therapie
Ben je je lief kwijt, lees Schopenhauer. Impotent?
Montaigne helpt! Wijsgerige boeken zijn de pillen van nu.
Alain de Botton, The Consolations of Philosophy Uitg. Hamish Hamilton, 265 blz., £ 9,99
Lou Marinoff, Geen pillen, maar Plato! Uitg. Archipel, 363 blz., ƒ 39,90
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2000/22
www.groene.nl/2000/22