Het is een sympathiek, maar problematisch idee. Kunst is namelijk in principe geslachtsloos. Er bestaan ongetwijfeld homoseksuele schilders en fotografen. Zelfs zij hebben ons er nooit van kunnen overtuigen dat er een homoseksuele manier van schilderen en fotograferen is. Terwijl het op homoseksuele wijze theatermaken… Nee, het homoseksuele element is in de hoofdstedelijke theaters bepaald niet ondervertegenwoordigd. Daar wordt al twee decennia lang menig dubbelzinnig kunststuk vertoond, bejubeld door een homoseksuele claque. Helaas, uiteindelijk is het publiek, van welke seksuele geaardheid ook, hoogstens getuige van een interpretatieve gimmick - Tristan ontvlammend voor koning Mark, Lear ontbrandend voor zijn nar - die zelden steun vindt in tekstboek of partituur.
Laten wij het homoseksuele theater, bij wijze van intellectuele hersenknarserij, een moment het voordeel van de twijfel gunnen. Wij benoemen dus een homoseksuele directeur die een homoseksuele winst- en verliesrekening bij de subsidierende overheid indient. Hij engageert een homoseksuele decorbouwer, die garandeert dat de staketsels niet bij de eerste de beste tochtvlaag in elkaar flikkeren. Er worden wat homoseksuele regisseurs aangetrokken, iets wat in Amsterdam geen probleem kan zijn. Zij worden geassisteerd door een homoseksuele dramaturg, die in de wereldliteratuur naar homoseksuele onderstromen vorst.
Helaas, dat valt niet mee. De wereldliteratuur is, of men het leuk vindt of niet, in sexualibus vrij traditioneel. Shakespeare ging, volgens een populaire theorie, het gelijkgeslachtelijke contact niet uit de weg. Niettemin, als zijn Romeo en Julia een homoseksueel raadselrijm was geweest, had het drama Romeo en Julio geheten. Zelfs bij een kunstvorm als ballet is homoseksualiteit hoogstens een kwestie van bezetting. In Prokofjev’s Romeo en Julia moge de maillots nog zo zinneprikkelend rond de herenbilletjes spannen, letzten Endes gaat het verhaal over een jongen en een meisje.
Kan de muziek, de dubbelzinnigste der kunsten, ons niet verder helpen? Inderdaad, hier is sprake van een zekere vorm van vooruitgang. Tsjaikovski, nicht als een steppenpaard, is er weliswaar niet in geslaagd een homoseksuele symfonie te schrijven, zijn eigentijdse collega Peter Schat heeft hem door middel van de opera Symposion een plaats in de homoseksuele cultuurgeschiedenis gegarandeerd. Voor de rest is het louter heteroseksueel conservatisme op de planken. Saint- Saens, verantwoordelijk voor Samson et Dalila, heeft een Sappho et Dalila niet aangedurfd. Was Richard Strauss een man met kloten geweest, had hij de opera Ariadne auf Lesbos in plaats van de opera Ariadne auf Naxos gecomponeerd. De operaliteratuur kent een paar vrij onbekende, ogenschijnlijk veelbelovende stukjes muziekdramatiek. Martinu’s Griechische Passion en Weinbergers Schwanda, der Dudelsackpfeiffer bijvoorbeeld. Helaas, ook deze kunstwerken zijn ongeschikt voor het aanstaande homoseksuele theater, want ook zij gaan over huisje-boompje-beestje.
Is er werkelijk behoefte aan een homoseksueel theater? Vooralsnog volsta ik met de conclusie dat de gemiddelde homoseksuele kunstvlo in Gay City Amsterdam geen reden tot klagen heeft.