
In de klassieke film noir sta je millimeters verwijderd van je aartsvijand en dan praat je zonder een gezichtsspier te verroeren zo snel dat je woorden net kogels uit een mitrailleur zijn: Humphrey Bogart in The Big Sleep (1946), Glenn Ford in Gilda (1946). Maar in de Roemeense neo-noirthriller The Whistlers doen ze het anders: ze fluiten. Dat wil zeggen: het Silbo, de fonetische fluittaal van Canarisch Eiland La Gomera, is deel van dit verhaal over gangsters, een corrupte agent uit Boekarest en een beeldschone vrouw genaamd, ja, Gilda.
Die femme fatale, gespeeld door Catrinel Marlon, neemt in de Roemeense hoofdstad contact op met Cristi (Vlad Ivanov), die moet helpen om een lid van de bende op La Gomera uit de gevangenis te krijgen. Omdat de politie de corrupte Cristi in de gaten houdt – zijn appartement zit vol surveillance-apparatuur – doet Gilda haar best om het te laten voorkomen dat zij en Cristi een stel zijn, of op z’n minst dat zij een dure prostituee is. Ze duikt met Cristi in bed. En Cristi, arme man, is meteen verliefd.
Corneliu Porumboiu’s film lijkt het tegenovergestelde van zijn magistrale Police, Adjective van tien jaar geleden. Dit werk was deel van de Roemeense new wave; films waarin de camera werd bevrijd als reactie op de jaren van dictatuur, zodat stijlfiguren van realisme en minimalisme de vrije teugel kregen. Zo gebeurde het dat personages in Porumboiu’s eerdere film, een policier, uit de losse pols praten over het verschil tussen beeld en symbool, ingegeven door verkeerd woordgebruik van het hoofdpersonage in een politierapport.

Hiertegenover staat het veel snellere The Whistlers, waarin geen meta-mijmeringen meer zijn over verborgen betekenissen. Wel is Porumboiu’s onderkoelde gevoel voor galgenhumor aanwezig, bijvoorbeeld als de gangsters Cristi op La Gomera leren fluiten zodat hij met hen, maar vooral met Gilda, in code kan communiceren. Als Cristi dat probeert, maar geen geluid over zijn lippen krijgt, sommeren de gangsters hem eerst fit te worden door in de zee te gaan zwemmen. Wat hij doet. Later is er een mooie verwijzing naar John Fords klassieker The Searchers, waarin indianen middels vogelgeluiden met elkaar praten. Wat deze referentie en het Silbo-verhaal precies betekenen, laat Porumboiu in het midden.
Of het moet dit zijn: kenmerkend voor het Silbo is dat de fluiters ver van elkaar af kunnen staan. Door krachtig te fluiten kunnen sprekers in bergachtige gebieden over afstanden van kilometers met elkaar communiceren. Aanvankelijk hebben Cristi en Gilda geen behoefte aan communicatie: hij is een agent, zij is een gangstermeisje. Dat eerste treffen in Cristi’s appartement brengt allerlei gevoelens in beweging, maar wat die zijn blijft in het ongewisse door de regiestijl van het niet-blikken-of-blozen. Pas als Cristi en Gilda tegen elkaar gaan fluiten, zien we wat hier echt aan de hand is.
The Whistlers maakt deel uit van het programma Roemeense Cinema: Videograms of a Nation, Redux, t/m 22 januari in EYE in Amsterdam en vanaf 30 januari landelijk te zien