Een vriend zijn halve adoptiefzoon is bedreven geraakt in thaiboksen, dus of ik meeging naar een wedstrijd in Arnhem. Met de regering in de peilingen op zestien zetels kon ik mijn post wel even verruilen voor de boksring. Duizend man publiek, niet allemaal lieverdjes, maar met genoeg kinderen en moeders ertussen om Enter the Dragon – zoals het spektakel heet – tot een dagje uit te maken. Stadsbewoners, wit, zwart, mediterraan, met allemaal zo’n beetje dezelfde uitdossing van jeans en designer-T-shirt, een paar kettingen of ringen, een leren jas, een muts flink over de oren. Het publiek loopt rond of zit op een tribune. Direct om de ring staan de vip-stoelen, met tafeltjes vol plastic bakjes pinda’s en schuimwijn.

Thaiboksen is boksen met schoppen. Net als kickboksen, maar hier mag je ook in de clinch gaan, je tegenstander vasthouden.

De wedstrijden beginnen twee uur later dan gepland. Niemand maakt zich druk. Zeker de speaker niet, een Hollands uitziende man die bij grote opwinding zijn Berbers-Surinaamse accent vergeet te gebruiken.

Eerst vechten de nieuwelingen. Magere knullen die elkaar fanatiek tegen het hoofd schoppen. Elke rake klap of trap is een punt. En als je iemand maar vaak genoeg hard raakt, komt de handdoek in de ring en is optellen overbodig.

De jongens hebben iets sierlijks. Zoals ze huppelend lange armen en benen rond zwaaien. Vlak voor me laat een Vinex-moeder haar zoontje zien hoe een verliezer had kunnen winnen. Zó – en dan snel zó. Ze zwaait met haar vuisten.

Is het toeval dat telkens een witte tegen een donkere bokst? Het publiek houdt zich op de vlakte, al zijn de luidruchtigen op de witte hand.

Eén partij gaat tussen twee meisjes. Ik blijk naast de vriend van de kleinste te zitten. «Stoten, Jamilla, stoten!» Hij fluistert het bijna voor zich uit, tevergeefs.

Dan komt de adoptiefzoon. De hele zaal juicht. Hij mag zwart zijn, het is wél de enige Arnhemmer die vandaag optreedt. Hier heerst het straatmulticulturalisme van onvermijdelijk samenleven. Niemand zeurt over duidelijke voorkeuren. Wit joelt liever voor wit dan voor bruin. Zo is het gewoon. Maar Arnhemmers hebben weer voorrang op alle anderen. Ook altijd zo geweest.

De adoptiefzoon is goed, hij heeft al een naam.

Op het laatste moment stuurt de trainer van de bezoekende club daarom een beduidend grotere opponent in de ring. (De geplande tegenstander was plotseling ziek, zou hij later zeggen.) Onze jongen lijkt het af te leggen, hij is geïntimideerd. Het publiek begint te brullen, maar de voetbaltaal (gas, hoer, kanker) blijft uit. Met, wat hij me later uitlegt, een flying knee kick trekt de Arnhemse held de wedstrijd toch naar zich toe.

Na een douche loopt hij langzaam een rondje door de zaal. Felicitaties in ontvangst nemend, hoofdknikjes uitdelend. Alpha male. Trainingspartners steken hun vuist vooruit, hij stoot de zijne er tegenaan.

«Hé man.»

«Hé.»

«Hij was groot man.»

«Ja.»

Inmiddels boksen oudere kerels. Met dikke, vale lijven. Het lijkt alsof ze dronken zijn.

De adoptiefzoon gaat naast zijn vriendin zitten. Misschien kan hij geld gaan verdienen met boksen, «vijfhonderd euro per wedstrijd of zo».

Als we weggaan brengt hij mij en zijn halve adoptiefvader naar de auto. Alsof hem die Volvo 850 wat uitmaakt.