Bij het benaderen van Het Ding, tentoongesteld in een verduisterde zaal van het Rijksmuseum, blijkt het heel goed mogelijk de popsterachtige toestanden rond de kunstenaar te vergeten. Oog in oog met ‘het schitterende aangezicht van de dood’ (aldus Rudi Fuchs) tuimelen de associaties over elkaar heen – vanitas stillevens, huisvlijt, Inca-mummies, het spookhuis op de kermis, To Catch a Thief, het leven, de dood, mijn dood, uw leven, vlees, bloed, bot, metaal, glas, glans, licht, kleur, u zoekt het zelf maar uit. Er is een sterke overeenkomst met die haaien in formaldehyde, al zien die er nog zo anders uit: dit ding is dood, en levend tegelijk.
Hirst was vooraf bang dat het banaal zou worden, ‘something that Ali G would wear’. Dat is het niet. Is het een kunstwerk? Natuurlijk, een prachtig kunstwerk zelfs, een uitzonderlijke ervaring – ook al is de kunstenaar een rare snuiter, met 180 man in dienst die kant-en-klare Hirsts afleveren, in meervoud, en ook al doet hij zelf naar eigen zeggen zo weinig mogelijk. Een architect bouwt toch ook zijn huis niet zelf?
Is het een zelfportret? Die schedel – dat gebit! – was ooit van iemand anders. Maar alles wat je maakt is een zelfportret, uiteindelijk, zegt Hirst: ‘Even when you wipe your ass.’

Damien Hirst, For the Love of God. Rijksmuseum, Amsterdam, t/m 14 december.
www.rijksmuseum.nl. Er is een aparte (gemodereerde) site voor publieksreacties, www.fortheloveofgod.nl.
Damien Hirst, For the Love of God: The Making of the Diamond Skull, (met essay van Rudi Fuchs), 78 blz., Other Criteria/Jay Jopling White Cube