
Glazen speelgoed van Tennessee Williams is zo’n toneeltekst uit de gouden jaren van het naoorlogse repertoiretoneel, jaren veertig, vijftig en zestig, met sterren in de centrale (vrouwen)rollen. Ellen Vogel zette zichzelf als jong actrice in 1947 en 1953 op de kaart in de rol van de kreupele dochter en haar ‘menagerie’ van glazen beestjes. Ida Wasserman speelde in 1965 in Den Haag de dwingelandijerige moeder. Daarna werd deze eersteling van Tennessee Williams vooral een repertoireparel en veel gespeelde ‘kledder’ in het amateurtoneel. Dirk Tanghe wilde er in 1996 zijn jaren bij De Paardenkathedraal in Utrecht mee openen (met Jasperina de Jong in de rol van de moeder), maar die repetities kwamen niet tot een voorstelling. Nu staat het stuk even op het repertoire van Toneelgroep Amsterdam. In de regie van de Amerikaan Sam Gold (1978), een mij volledig onbekende theaterman, maar in New York klaarblijkelijk een ‘schoonspoeler’ en fris herlezer van beproefd repertoire.
Laura is in dit stuk een kreupel meisje dat voornamelijk thuis zit. Haar moeder Amanda wil haar ‘aan de man’ brengen en nodigt een vriend van haar zoon Tom uit, om een hapje te eten en kennis te maken met Laura. Dat loopt allemaal nogal verkeerd. Tom is hier de verteller, zijn vertelling is eigenlijk ook zijn vluchtverhaal, weg van de benauwdheid: ‘Ik wilde bewegen – ik wilde in beweging vinden wat in ruimte verloren was gegaan.’ Tom is natuurlijk feitelijk Tennessee – met zo’n mededeling doe je weliswaar uiteindelijk niks, maar het blijft wel curieus: voor Williams was dit stuk immers een dubbele aftrap. Hij schopte met Glazen speelgoed zijn eigen verstikkende leven beslissend naar achteren, en zichzelf vooruit in het Amerikaanse theater en in de westerse toneelgeschiedenis.
Het stuk is eenvoudig maar sterk van constructie. Eerst worden de verhoudingen in het gezin geschetst, via situaties in de driehoek moeder-dochter-zoon, de kibbelarijen en rituelen, met aanvankelijk een hoofdrol voor de doodknuffelende moeder (Chris Nietvelt), een vooral observerende zoon die schoenen verkoopt maar schrijver wil zijn (Eelco Smits), en de enigszins berustende dochter (Hélène Devos). Als het speelveld in kaart is, mag de ‘aanbidder’ binnen, Jim O’Connor (Harm Duco Schut), een blonde stoot met een vleugje romantiek, maar helaas in het gelukkige bezit van waar niemand rekening mee hield… een vriendin. Dus valt het glazen huis in diggelen. En wordt de well-made-family-comedy alsnog een familietragedie.
Ik kende het stuk voornamelijk van lezen en van eindeloos veel schoolvoorstellingen. Dus zag ik het nu eindelijk eens in volle glorie. En dat viel niet tegen. Dat het een stuk is uit een oude toneeltijd valt niet te ontkennen, maar dat het een voorbije toneelvertelling is uit een oude, stoffige doos (wat je hier en daar wel hoort) is onzin. Het is prachtig vertaald door de Vlaamse reus Johan Boonen. De vorm van Andrew Lieberman is staketsel-kaal en wijd opengetrokken naar het grote toneel. De fladderige moederzorg die Chris Nietvelt bij elkaar acteert bevat voldoende lucht en knipogen om een gezinsnest te suggereren, en eveneens ruim voldoende paranoïde paringsdrang voor de conclusie: voor zo’n moeder sla je als zoon op de vlucht, of je wordt flikker, of allebei. En zo geschiedde bij Tennessee Williams. Zo’n eenzaam zwerversleven zie je ook achter de figuur die Eelco Smits hier neerzet, met al zijn gevatte commentaar en zijn Olympia-schrijfmasjien. Door een truc in het decor krijgen Hélène Devos en Harm Duco Schut ruim baan voor een romantisch candlelight-één-tweetje dat net op tijd als een fragmentatiebom uit elkaar spat. En Eelco Smits levert vervolgens een onderhoudende en vooral rake slotmonoloog af. Mooie toneelavond.
Glazen speelgoed is nog tot en met 15 januari 2016 te zien in de Amsterdamse Stadsschouwburg
Beeld: Hélène Devos, Chris Nietvelt. Foto: Sanne Peper