De telefoon ging om drie uur ’s nachts op zijn kamer van het Hotel des Bains op het Lido van Venetië. Franco Zeffirelli zat woedend in z’n eentje tegenover een fles whisky. De presentatie die dag van zijn film Il giovane Toscanini (over de jonge dirigent Arturo Toscanini) op het filmfestival van Venetië was een drama geweest. ‘Nog voor de film begon, zodra mijn naam als regisseur verscheen op het doek, begon de hele zaal al te joelen en te fluiten. Omdat ik nooit het zout voor het aanbeeld van de Keizer heb willen strooien, zoals de eerste christenen deden om aan vervolging te ontkomen. Zij strooiden zout om andermans God op aarde formeel te erkennen, en de God van artistiek Italië is het communisme, dat weet iedereen. Ik heb nooit zout aan zijn voeten gestrooid.’

Een stem die hij vaag herkende sprak door de telefoon: ‘Ik heb me vandaag geschaamd een Italiaan te zijn, Zeffirelli. Vergeef ze, want ze weten niet wat ze doen. U kunt altijd op mij rekenen. Ik ben uw grote bewonderaar.’ Dat was Silvio Berlusconi, met zijn feilloze talent om mensen op het juiste moment te bellen. Vanaf die nacht in september 1988 waren ze vrienden voor het leven, de toen 52-jarige mediamogol Berlusconi en de in eigen land miskende maar wereldwijd ooooo’s oogstende opera- en filmregisseur Franco Zeffirelli. Toen Zeffirelli uit zijn Liberace-achtige villa aan de Via Appia Antica dreigde te worden gezet omdat de huisbaas megalomane plannen had, kocht Berlusconi het complex voor een handvol miljoenen en gaf Zeffirelli het vruchtgebruik tot aan zijn dood. En toen Berlusconi in 1994 belangrijke namen nodig had om de lancering van zijn politieke partij Forza Italia cachet te geven, werd Zeffirelli gewoon even senator voor hem.

Voor iemand die als N.N. (Nomen Nescio, Naam Onbekend) op 12 februari 1923 in Florence als de clandestiene vrucht van een verboden passie werd geboren, ziet de wereld er sowieso heel anders uit dan voor iemand voor wie een veilige wieg met stamboom klaar staat. De kleine Gian Franco Corsi Zeffirelli kreeg de achternaam van zijn vader (Corsi, een getrouwde Florentijnse handelaar in luxe Engelse kledingstoffen) pas toen hij negentien was. Zijn moeder, een mooi naaistertje dat was opgeklommen tot eigenares van een kledingwinkel in Florence, was ook getrouwd, met een man die verlamd was geraakt. Haar zwangere buik was een groot schandaal in Florence en ze stierf van alle consternatie toen de kleine Gian Franco pas zes was.

‘Er bestaat alleen een vóór en een na Maria Callas, zoals bij Christus’

Twee gelukken: zij had voor hem een opera-achternaam gekozen, ‘Zeffiretti’, naar de aria Zeffiretti lusinghieri uit Mozarts opera Idomeneo. De ambtenaar van de burgerlijke stand had het niet goed verstaan, en had ‘Zeffirelli’ genoteerd. En het tweede geluk: omdat de kleine Gian Franco zo’n beetje als ondergeschoven kind van hand tot hand ging, kwam hij terecht in de belangrijke Engelse gemeenschap van Florence. Het was om Engels te leren, maar het keurige, gevoelige, blonde jongetje viel zo in de smaak bij de Engelse dametjes dat hij eigenlijk een soort vooroorlogse Engelse opvoeding kreeg. Zijn schat van een Engelse nanny voerde Shakespeare-stukken met hem op in haar kleine marionettentheater. Hij kende heel Romeo and Juliet al uit zijn hoofd toen hij negen was. En in het Engels van Shakespeare, iets wat in Italië nog steeds een onneembare hindernis is: enigszins Engels kunnen. Laat staan zoals ‘Scespirelli’ het kon, de licht spottende geuzennaam van Franco Zeffirelli in Italië. Fonetisch geschreven wordt Shakespeare ‘Scespir’ in het Italiaans, zodoende ‘Scespirelli’.

Zijn afspraak met de geschiedenis was de film Romeo and Juliet in 1968, het jaar van de studentenopstanden, en gek genoeg paste Zeffirelli’s versie van het bijna vier eeuwen oude verhaal precies in dat jaar. De twee bloedmooie pubers Olivia Hussey (16) en Leonard Whiting (17) zijn de onovertrefbare Julia en Romeo, in een middeleeuws Verona zoals alleen Zeffirelli het kon neerzetten, in het Engels van Shakespeare zoals alleen Zeffirelli het kon afstellen op de tijdgeest. Dat hij de Oscar waarvoor hij terecht genomineerd was niet kreeg, maakte niets uit voor de wereldhit die deze puberfilm is geworden.

‘Wij arme, eenvoudige Italiaanse toeschouwers mochten van het Italiaanse gilde van filmcritici – zoals bekend van streng communistische inspiratie – absoluut niet van deze luxeversie van Romeo e Giulietta houden’, schrijft de feministische filmrecensente Natalia Aspesi in de linkse krant la Repubblica in haar in memoriam, ‘maar wat de Italiaanse filmkritiek van die tijd even over het hoofd zag, was het feit dat Zeffirelli’s waanzinnig geliefde films Shakespeare wisten te brengen tot wie niet eens wist wie het was. Als we het hebben over het verheffen van het volk, dan heeft Franco Zeffirelli daar met zijn geweldige Shakespeare-films een grote bijdrage aan geleverd, HH Italiaanse filmcritici van de juiste school. En bedankt nog.’

Zeffirelli was bovenal operaregisseur en regisseerde alle grote opera’s op alle wereldpodia. Zijn Bohèmes en Otello’s, Aïda’s en Traviata’s, onvergetelijk en ontelbaar. Er was er maar één die het echt kon voor Zeffirelli: Maria Callas, met wie hij in 1958 in Dallas zo’n Traviata neerzette dat hij zelf in tranen raakte. Zij was ook zijn grote persoonlijke vriendin. ‘Er bestaat alleen een vóór en een na Maria, zoals bij Jezus Christus’, aldus een uitspraak van Zeffirelli. Het was eigenlijk zinloos om ‘na Maria’ nog een Traviata te regisseren, maar dat heeft Zeffirelli toch nog vaak gedaan. Zijn laatste en negende Traviata gaat op vrijdag 21 juni in première in de Arena van Verona, en zal deze zomer nog tien keer te zien zijn.