Je zult maar zo’n hoofdredacteur hebben! Frank Schirrmacher, hoofd van de culturele redactie van de Frankfurter Allgemeine Zeitung, had de gewoonte om zijn medewerkers nauwlettend op de vingers te kijken. Werkte een redacteur aan een belangrijk artikel, posteerde hij zich achter diens stoel en becommentarieerde iedere zin die de journalist intikte. Lekker werken zo, met de hete adem van je chef in je nek! Toch wordt juist die eigenschap van Schirrmacher hogelijk gewaardeerd door de eindeloze stoet collega’s en medewerkers die afgelopen zondag afscheidsstukjes over hem schreven. De zondagse uitgave van de Frankfurter Allgemeine bevatte maar liefst 32 rouwcolumns voor de vrijdag tevoren onverwacht op 54-jarige leeftijd overleden leider van de cultuurredactie van de FAZ. Maar geen van de medewerkers beklaagde zich in zijn of haar bijdrage over de penetrante bemoeizucht van de hen plotsklaps ontvallen chef. Integendeel. Allen prezen zijn gedrevenheid, zijn tomeloze energie, zijn flitsende intelligentie, zijn visionaire blik, zijn inspirerende collegialiteit, zijn leermeesterschap, zijn onconventionele optreden, zijn moed en zijn overtuigingskracht.

Schirrmacher was een geestelijke vulkaan. Hij vatte cultuur op in de breedst denkbare zin, zodat ook politiek en wetenschap, samenleving en technologie, geschiedenis en toekomst eronder vielen. Hij schreef journalistieke historie door talloze debatten te entameren en in lopende debatten te interveniëren. Niet voor niets was zijn gezicht niet van het scherm te slaan wanneer er weer eens een diepgrondig tv-debat werd gevoerd. Dat gezicht! Kinderlijk en ouwelijk tegelijk. Altijd ontwapenend lachend, waardoor hij meteen al een voorsprong nam op zijn polemische tegenstanders. Hij was een geoliede taalmachine, elke zin die hij sprak liep als een trein, en elke zin had een goedgerichte pointe. De lichte slis in zijn stem maakte hem alleen maar sympathieker, hij was wat je noemt een retorische verleider.

Die verleidingskunst heeft hem bij zijn steile carrière in niet onaanzienlijke mate geholpen. De zoon van een ambtenaar uit de Hessische hoofdstad Wiesbaden wist al op school iedereen ervan te overtuigen dat ze met een genie te maken hadden. In ijltempo schoot hij door zijn studie Duitse en Engelse literatuur, afgerond met een scriptie over de deconstructieve aspecten in het werk van Franz Kafka. Luttele jaren later promoveerde hij op hetzelfde onderwerp. Op zoek naar mogelijke vlekken op het blinkende blazoen van Schirrmacher ontdekte de journalistieke concurrent Der Spiegel achteraf dat de tekst van zijn proefschrift nagenoeg identiek was aan die van zijn doctoraalscriptie. Zelfplagiaat! De smaad kwam niet aan. Schirrmachers loopbaan bleek niet meer te stuiten.

Schirr­macher keek vanuit de toekomst naar het heden

Op 25-jarige leeftijd stapte hij als stagiair bij de FAZ binnen. De roemruchte Joachim Fest zwaaide toentertijd de scepter over de dagelijkse culturele bijlage, in Duitsland deftig das Feuilleton genaamd. Fest ontdekte al snel de uitzonderlijke kwaliteiten van de jeugdige spraakwaterval. En die ontgingen ook niet de chef van de afdeling literatuur, Marcel Reich-Ranicki. In de loop der jaren zou Schirrmacher beiden opvolgen. Ja, hij nam ook de literatuurkritiek onder zijn hoede. Hoewel literatuur, ondanks zijn studie in dat vak, niet zijn ding was. In een van zijn beroemdste interventies verklaarde hij zelfs de dood van de literatuur en de geboorte van het grootste culturele fenomeen van de nieuwste geschiedenis: het menselijke genoom. Toen dat in 2000 werd ontcijferd, drukte hij de complete, pagina’s lange formule in de krant af. Een journalistieke performance van formaat.

Zijn bijdrage aan de literatuurkritiek bleef minimaal. Alleen als er wat te debatteren viel, greep hij in. Bliksemsnel. Zoals in 2002, toen de schrijver Martin Walser in zijn roman Tod eines Kritikers de spot dreef met de ongezalfde literatuurpaus van de FAZ, Marcel Reich-Ranicki, overlevende van het joodse getto in Warschau. Nog vóór de roman verscheen, beschuldigde Schirrmacher de auteur in een open brief van antisemitisme. Daarmee zette hij de toon voor een maandenlang in alle Duitse media voortwoekerend debat. Dat werd Schirrmachers specialiteit: debatten op de agenda zetten. Het ontwikkelde zich tot een patroon. Eerst een groot openingsverhaal in het Feuilleton. Tegelijkertijd een minstens 250 pagina’s tellend boek over het onderwerp. En vervolgens eindeloos interviews in de kranten en debatten in de talkshows op televisie. Duitsland kampt met een gigantisch demografisch probleem, vond Schirrmacher. En hup, daar was zijn hoofdartikel, daar was zijn boek Das Methusalem-Komplott, en daar was hij zelf op alle tv-kanalen om zijn zorgen over de veroudering van de natie te bediscussiëren. En zo ging het ook met andere thema’s. De teloorgang van het familiegevoel, de ontmondiging door het internet, de opkomst van de bewakingsstaat, het egocentrisme in de economie.

Al die ingewikkelde thema’s werden door Schirrmacher teruggebracht tot hapklare slogans. De boeken die hij erover schreef, stuk voor stuk bestsellers, walsten die slogans breed uit. Het grote publiek liet zich erdoor imponeren, het meer gespecialiseerde publiek viel bij de eindeloze herhaling van telkens weer dezelfde these in slaap. Schirrmacher was een populaire trommelaar maar een intellectuele rommelaar.

Zo heeft Schirrmacher zijn gigantische reputatie opgebouwd: hij was de man die, zoals een van zijn medewerkers schreef, vanuit de toekomst naar het heden keek. Grote lijnen, op de details komt het niet aan. Dat inspireert, stimuleert, dat leidt tot reuring in de media. Daarom staan nu alle Duitse kranten vol met lofliederen op de onuitputtelijke journalistieke dadendrang van Schirrmacher. ‘Ik was het in alles met hem oneens’, schreef een ex-medewerker, ‘maar het meest oneens ben ik het met zijn dood.’