Toen hij in 1979 als activiteitenbegeleider met ouden van dagen ging werken, besloot de Amerikaan David Greenberger de gesprekken die hij tijdens zijn sessies voerde op te schrijven en te bundelen tot kleine tijdschriftjes. De dialogen die hij optekende gingen over herinneringen, maar ook over alledaagse simpele onderwerpen als: wat is een slang?, hoe was je eerste begrafenis?, wat vind je van Elvis? en: waar heb je een hekel aan?

Greenbergers verzamelzucht resulteerde in een enorme collectie uitgeschreven associaties van bejaarden, die door hun onbedoelde verwarring een melancholische en vaak komische lading krijgen. Als Greenberger zijn groep vraagt wie Frankenstein was, antwoordt Jim Thibedeau: «Een acteur die in horrorfilms speelde.» Zijn medebewoner Fergie meent dat Frankenstein een theoloog was, of in ieder geval iemand die een theoloog had moeten zijn maar bij wie het er nooit van gekomen was. John Fay weet meteen dat het om een monster gaat: «Een monster dat iedereen grijpt die binnen zijn gezichtsveld komt.» Leo Germino stelt de rest van de groep gerust: «Het was maar een speelfilm. Niemand hoeft bang te zijn. Als het verhaal echt was geweest, zou het heel anders zijn afgelopen.» Abe Berkover vraagt zich ten slotte af of Frankenstein niet een filosoof was.

Snel wordt duidelijk dat een aantal bewoners met wie Greenberger sprak behoorlijk in de war zijn. Dat maakt de verhalen en opmerkingen die de auteur optekent pijnlijk geestig. Zoals de opmerking van de hoog bejaarde Ed Pointdekster, die graag Kennedy wil citeren maar niet verder komt dan: «Ask not what, but what for.»

Het lezen van Duplex Planet, zoals het tijdschrift van Greenberger heet, vervult de lezer met een zekere gêne. Net als bij het NCRV-programma Praatjesmakers, waarin kinderen antwoord moeten geven op vragen die hun boven de pet gaan, ben je toeschouwer van een oneerlijke strijd. Met dat verschil dat de kinderen in het NCRV-programma niet kunnen putten uit tachtig jaar persoonlijke geschiedenis. En het is precies die geschiedenis die de incoherente verhalen en kringgesprekken van hun context voorziet.

Gevraagd naar wat robots zoal kunnen, antwoordt de één: medicijnen maken; een ander meent dat robots van persoonlijkheid kunnen veranderen. Weer een ander is ervan overtuigd dat robots de lucht in vliegen om later uit elkaar te spatten. De associaties boeien omdat ze zich afspelen tegen een decor dat via onduidelijke omwegen iets vertelt over de moderne geschiedenis. Robots die medicijnen maken of opstijgen en uit elkaar spatten. Op dichterlijke wijze beschrijven deze antwoorden de gevoelens van angst en hoop die de techniek de afgelopen eeuw op ons bewustzijn heeft uitgeoefend. Soms is daarvoor alleen het taalgebruik al genoeg. Eén bewoner spreekt over een «moving picture».

Greenbergers aanvankelijke bedoeling was om de door hem verzamelde gesprekken te verspreiden onder bewoners, familieleden van bewoners en het personeel van de inrichting. Op die manier hoopte hij te laten zien hoe mensen aan het eind van hun leven nog vol verwachtingen en vragen zitten. Maar al snel bleken er meer mensen geïnteresseerd te zijn in Greenbergers werk. Van Duplex Planet, vernoemd naar het tehuis waar hij werkt, zijn inmiddels meer dan 160 afleve ringen verschenen. De blaadjes vonden in de loop der jaren hun weg naar kunstenaars uit diverse disciplines die zich op steeds verschillende manieren lieten inspireren om er hun eigen vorm aan te geven. Zo zijn er cd’s waarin de verhalen door Greenberger worden voorgedragen op muziek, en zo waren er een toneelstuk en een radioprogramma. Zelf draagt Greenberger zijn verhalen voor als spoken word met muziek.

Inmiddels zijn de verhalen uit Duplex Planet ook terechtgekomen bij wat wel de tweede generatie underground comic-tekenaars wordt genoemd. Tekenaars als Daniel Claws, Cris Ware en Dean Rohrer lieten zich door de Duplex-verhalen inspireren tot het maken van korte beeldverhalen. De begin dit jaar verschenen bundel No More Shaves is een bloemlezing van deze strips. De fragmentarische non-lineaire verhalen blijken bijzonder goed aan te sluiten bij deze generatie tekenaars, die ook steeds op zoekt lijkt te zijn naar vertellingen die in onderwerpen en vertelstructuur diametraal tegenover de dominante vertelcultuur van Hollywood staan.

Oude mensen, met soms incoherente herinneringen aan op het eerste gezicht weinig opmerkelijke levens. Door ze van beeld te voorzien, worden het aannemelijke werelden. Een van de mooiste bijdragen aan het boek is van tekenaar Dean Rohrer, die in zeven bladzijden het verhaal verbeeldt van de negentigjarige Arthur Wallace die verdwaalt in een enorme supermarkt. No More Shaves staat vol met dit soort kleine geschiedenisjes en is tegelijkertijd een mooi overzicht van verschillende stijlen van de hedendaagse graphic novel.

«Het mooie van herinneringen», schreef Leo Vroman voor in zijn autobiografie, «is dat ze niet kloppen.» Het had het motto van Duplex Planet kunnen zijn. Een orale geschiedenis zonder enige narratieve lijn. Een associatieve stroom gedachten die, hoe onthecht ook, toch iets vertellen over de geschiedenis van de verteller in het bijzonder en onze eigen geschiedenis in het algemeen. Met een discontinuïteit waar menig postmodern historicus jaloers op zou zijn, schilderen de geïnterviewden en tekenaars een beeld dat niet alleen onbedoeld poëtisch is, maar dat vooral de tragiek ademt van een bewustzijn waarin het niet de herinneringen zijn die niet kloppen, maar waarin de werkelijkheid niet juist is.