Boodschappen. Was. Een kind, een huwelijk, een leven. Zoveel dat aandacht vraagt, droog dreigt te vallen, onder mijn ogen verstoft. Ik heb de deur dichtgetrokken. Nu zomaar, zonder een woord in mijn hoofd, het water volgen. Trappen. Er blijken onderweg een heleboel mensen te zijn die het goede voorbeeld geven. Al na een kilometer of vier word ik door een grote groep fietsers ingesloten. Het lijkt me een vereniging. Zo’n zestig oudere mannen en vrouwen op degelijke Batavussen, gehuld in winddichte jacks. Rekjes met routekaarten voorop. Handige picknicktasjes op de bagagedrager. Ik word ruimhartig als aspirant-lid opgenomen. ‘Je kunt ons zeker maar net bijhouden’, roept een hoogbejaarde dame. Ze knipoogt naar me vanonder haar zonneklep. Deze fietsers hebben niet alleen ruwweg dezelfde leeftijd, zie ik, ze stralen ook dezelfde vastberaden vorm van genieten uit. Het is eindelijk even droog. Het is eindelijk even blauw. En nu zullen we dus, verdomme. Er valt toch veel te zeggen voor de vergrijzing, denk ik. Voor gretigheid die met de jaren komt. Pas als er een daadwerkelijk besef is van mogelijk laatste zomers en mogelijk laatste kansen schud je je zelfopgelegde verplichtingen af. Dan weet je wel waarheen de weg leidt. ‘Futen!’ roept een man die voor mij rijdt ineens. ‘Baltsende futen!’ Zijn woorden echoën de rij door. ‘Futen!’ Overal om mij heen wordt hard afgeremd. Ik stop ook, om botsingen te vermijden. ‘Baltsende futen!’ Men legt fietsen in de berm en haast zich naar de waterkant. En jawel: daar gaan ze. In volle vaart als messen door het water, recht op elkaar af. En dan op het laatste moment: kaarsrecht naar boven. Dansend. Borst aan borst. Om mij heen hoor ik ‘oh’ en ‘ah’ en verder niet zo veel. Niemand pakt een camera of een telefoon. Niemand twittert.
Men kijkt gewoon. Men kijkt.